In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in twee verzoeken met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen tot aan zijn meerderjarigheid. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft eveneens verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderrechter heeft de verzoeken behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] momenteel verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en dat er in het verleden al maatregelen zijn getroffen, waaronder een eerdere ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI afgewezen, omdat deze niet tijdig waren ingediend conform de richtlijnen van het procesreglement Civiel Jeugdrecht. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de ondertoezichtstelling van [naam kind] noodzakelijk is, gezien de complexe gedragsproblematiek en de bedreiging van zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot aan zijn meerderjarigheid vastgesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.