In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 26 juli 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis tot 26 februari 2022. De beslissing is genomen na een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die de belangen van [naam kind] behartigt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, onvoldoende in staat is om de zorg voor haar te dragen vanwege haar eigen belastende verleden.
Tijdens de zitting is gebleken dat [naam kind] in het gezinshuis van Enver verblijft, maar zich daar niet op haar plek voelt en haar sociale netwerk mist. De GI heeft aangegeven dat er een onderzoek zal worden ingesteld naar het perspectief van [naam kind], waarbij de wens van [naam kind] om deels bij haar voormalige pleegmoeder en deels bij haar moeder te wonen, wordt meegenomen. De kinderrechter heeft de noodzaak van een zorgvuldige afweging benadrukt en besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode te verlengen, terwijl het resterende deel van het verzoek aanhouding tot een pro forma datum van 1 december 2021.
De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk op die datum een schriftelijke rapportage te overleggen over de laatste stand van zaken met betrekking tot het perspectief van [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 juli 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.