ECLI:NL:RBROT:2021:6864

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
C/10/619023 / JE RK 21-1398
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met onderzoek naar perspectief

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 26 juli 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis tot 26 februari 2022. De beslissing is genomen na een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die de belangen van [naam kind] behartigt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, onvoldoende in staat is om de zorg voor haar te dragen vanwege haar eigen belastende verleden.

Tijdens de zitting is gebleken dat [naam kind] in het gezinshuis van Enver verblijft, maar zich daar niet op haar plek voelt en haar sociale netwerk mist. De GI heeft aangegeven dat er een onderzoek zal worden ingesteld naar het perspectief van [naam kind], waarbij de wens van [naam kind] om deels bij haar voormalige pleegmoeder en deels bij haar moeder te wonen, wordt meegenomen. De kinderrechter heeft de noodzaak van een zorgvuldige afweging benadrukt en besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode te verlengen, terwijl het resterende deel van het verzoek aanhouding tot een pro forma datum van 1 december 2021.

De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk op die datum een schriftelijke rapportage te overleggen over de laatste stand van zaken met betrekking tot het perspectief van [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 juli 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/619023 / JE RK 21-1398
datum uitspraak: 2 juli 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moede], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 25 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2021.
Op 2 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].
[naam kind] heeft schriftelijk haar mening kenbaar gemaakt.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] verblijft in een gezinshuis.
Bij beschikking van 22 juli 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 26 juli 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een gezinshuis verlengd tot 26 juli 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI heeft tevens verzocht de uithuisplaatsing van [naam kind] in een gezinshuis te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. De GI heeft destijds bepaald dat het perspectief van [naam kind] in het gezinshuis van Enver ligt, maar gebleken is dat [naam kind] in het gezinshuis aansluiting mist. Hierdoor wordt het gemis van haar sociale netwerk en haar gezin steeds groter. In overleg met Enver en de moeder is afgesproken dat [naam kind] in de weekenden wanneer zij niet bij haar moeder logeert, bij een kennis (voormalig pleegmoeder) in ’s-Gravendeel verblijft. Hier is voor gekozen, omdat de GI op dit moment inschat dat een uitgebreidere omgangsregeling tussen [naam kind] en de moeder voor teveel belasting zal zorgen van de moeder. De wens van [naam kind] is dat zij deels bij haar voormalige pleegmoeder en deels bij haar moeder kan wonen. De GI gaat de komende periode onderzoeken waar het perspectief van [naam kind] ligt.

Het standpunt van de moeder

De moeder vindt het van belang dat er naar een andere plek wordt gekeken voor [naam kind]. Volgens de moeder vindt [naam kind] het fijn dat zij in het weekend niet meer in het gezinshuis hoeft te blijven. De weekenden dat [naam kind] niet bij de moeder is, verblijft ze bij haar voormalige pleegmoeder.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder heeft een belast eigen verleden, waarin zij veel ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt. Hierdoor kan zij onvoldoende de zorg voor [naam kind] dragen. In het afgelopen jaar heeft de moeder laten zien dat zij hard aan zichzelf werkt en op zoek is naar passende hulpverlening voor haar trauma's. [naam kind] verblijft sinds mei 2020 in een gezinshuis van Enver. Zij voelt zich daar onvoldoende op haar plek; zij mist haar vrienden en netwerk in ’s-Gravendeel. Ondanks dat de stabiliteit en zorg van het gezinshuis een positief effect heeft op [naam kind]’s ontwikkeling en schoolresultaten, is dit gemis erg groot en belemmert dit [naam kind] in haar dagelijkse ontwikkeling. De kinderrechter acht het van belang dat het perspectief van [naam kind] zo snel mogelijk nader onderzocht wordt en dat een passende plek voor haar wordt gevonden. Tot hier meer duidelijkheid over is, dient de plaatsing van [naam kind] bij het gezinshuis te worden voortgezet.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is op dit moment de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding.
De kinderrechter zal echter de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van niet langer dan zeven maanden verlengen en het verzoek voor het overige aanhouden, gelet op de onzekerheid over het perspectief van [naam kind]. Het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden tot na te noemen pro forma datum om tegen die tijd te vernemen welk perspectief het meest passend is voor [naam kind].
De kinderrechter verzoekt van de GI uiterlijk op de na te noemen pro forma datum, middels een schriftelijke rapportage, ook aan de belanghebbende, te informeren over de laatste stand van zaken.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 26 juli 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een gezinshuis tot 26 februari 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overige verzochte wordt aangehouden tot
1 december 2021 pro forma;
bepaalt dat de GI en de belanghebbende op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk op de genoemde pro forma datum de kinderrechter (en de belanghebbende) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.