In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 juni 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar kind, geboren in 2009. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag door de moeder niet meer op verantwoorde wijze kan worden uitgeoefend, gezien haar persoonlijke en verslavingsproblematiek. Het kind verblijft sinds 2019 in een perspectiefbiedend pleeggezin en de moeder heeft gedurende een lange periode geen contact met het kind gehad. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als voogd aan te stellen.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling overwogen dat het in het belang van het kind is dat er duidelijkheid en stabiliteit komt in zijn opvoeding. De moeder heeft aangegeven te werken aan haar herstel, maar de rechtbank oordeelt dat de aanvaardbare termijn voor het herstel van de moeder is verstreken. De pleegouders bieden het kind een veilige en stabiele omgeving, wat essentieel is voor zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft daarom besloten het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen en de GI als voogd aan te stellen, zodat het kind de nodige ondersteuning en zorg kan ontvangen.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de GI om vervangende toestemming voor een medische behandeling afgewezen, nu de voogdij aan de GI is toegewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.