ECLI:NL:RBROT:2021:6872

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
10/750359-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen, opzetheling, vuurwapenbezit, oplichting en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder witwassen, opzetheling, het voorhanden hebben van een vuurwapen, oplichting, valsheid in geschrift en poging tot oplichting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 124.026,89, dat in beslag was genomen tijdens een doorzoeking van zijn garagebedrijf. De verdachte kon geen legale herkomst van dit geld aantonen, wat leidde tot de conclusie dat het vermoedelijk afkomstig was uit misdrijf.

Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan opzetheling van auto-onderdelen, die hij had verworven terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich ook schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, die tijdens de doorzoeking in zijn bedrijfspand werden aangetroffen. Verder werd de verdachte veroordeeld voor het indienen van valse schadeclaims bij verzekeringsmaatschappijen, waarbij hij zich had bediend van valse aanrijdingsformulieren en andere misleidende informatie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met zijn handelen niet alleen de verzekeraars had benadeeld, maar ook de samenleving als geheel, door bij te dragen aan hogere verzekeringspremies.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, maar de rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van 14 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank verklaarde het in beslag genomen geldbedrag verbeurd en wees vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toe.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750359-16
Datum uitspraak: 22 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] , [adres verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. J.S.W. Boorsma, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.S. Dhoen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 124.026,89.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De officier van justitie is niet-ontvankelijk ten aanzien van de verzekeringsfraude (kort gezegd de oplichtingen en valsheid in geschrift), nu geen opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden, maar er alleen onderzoek is gedaan door of in opdracht van een verzekeringsmaatschappij. In dat kader heeft de raadsman gewezen op de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank d.d. 29 oktober 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:8536), waarin is beslist dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging omdat het dossier bestond uit het resultaat van onderzoek door een private partij.
4.2.
Beoordeling
In artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen. In de onderhavige zaak is naar aanleiding van de aangifte namens de verzekeraar, met als bijlagen de resultaten van het onderzoek dat door een onderzoeksbureau in opdracht van de verzekeraar is verricht, door opsporingsambtenaren onderzoek gedaan. Dit betreft onderzoek naar onder meer de bij de aanrijdingen betrokken wederpartijen en het horen van de verdachte.
In tegenstelling tot de zaak waar de verdediging zich op beroept heeft in de onderhavige zaak een opsporingsonderzoek in de zin van artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering plaatsgevonden.
4.3.
Conclusie
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering heling (feit 2)
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak en stelt zich daartoe op het standpunt dat er geen schuld of opzet op heling bestaat. De verdachte heeft verklaard dat hij de onderdelen heeft gekocht van reguliere bedrijven en dat hij facturen heeft van die aankopen. De auto-onderdelen zijn ook niet als ‘gestolen’ herkenbaar.
5.1.2.
Beoordeling
Tijdens de doorzoeking van verdachtes garage- en schadeherstelbedrijf [naam garagebedrijf 1] (hierna genoemd: garagebedrijf) op 28 maart 2017 zijn 72 auto-onderdelen aangetroffen die te herleiden zijn naar gestolen personenauto’s. Tijdens een integrale controle onder leiding van de Gemeente Rotterdam werden in het bedrijf van de verdachte op 8 november 2016 al eerder 5 portieren aangetroffen die van diefstal afkomstig waren.
De verdachte heeft verklaard dat hij veel spullen gekocht heeft bij [naam persoon 1] , die weer alles had opgekocht van [naam persoon 2] . Hij wist dat bij [naam persoon 2] gestolen goederen hebben gelegen en dat die dus mogelijk ingekocht zijn door [naam persoon 1] . Hij heeft ook verklaard dat hij in november 2016 alle bonnen en facturen aan de politie heeft gegeven.
Ook de medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaard dat de gestolen onderdelen van [naam persoon 1] kwamen, die ze weer gekocht had van [naam persoon 2] . Alles bij [naam persoon 2] was gestolen, dat is bekend, zo stelt hij. Volgens de medeverdachte hebben hij en verdachte partijen portieren ingekocht en van alles hebben ze bonnen en facturen. Zelf hebben ze niet gecontroleerd of de onderdelen van diefstal afkomstig waren.
Verdachte heeft geen aankoopfacturen of -bonnen overgelegd. Deze bevinden zich niet in het dossier. Niet kan worden vastgesteld op welke wijze verdachte in bezit is gekomen van de gestolen goederen. Door goederen in te kopen bij een bedrijf waarvan hij wist dat daar gestolen goederen werden verkocht, heeft verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat de auto-onderdelen die hij daar kocht van diefstal afkomstig waren. In het dossier bevinden zich geen aankoopfacturen.
5.1.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van de auto-onderdelen (telkens) wist dat dit van misdrijf afkomstige goederen betrof. Hij heeft zich dus schuldig gemaakt aan opzetheling.
5.2.
Bewijswaardering voorhanden hebben vuurwapen (feit 3)
5.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen heeft aangenomen als borg. Een voormalige bedrijfsleider zou het in de kluis hebben gelegd en de verdachte heeft er zelf nooit meer naar omgekeken. De verdachte is hier niet verantwoordelijk voor.
5.2.2.
Beoordeling
Tijdens de doorzoeking in het bedrijfspand van verdachte zijn in een kluis een vuurwapen met twee doosjes munitie met daarin 44 kogelpatronen aangetroffen De verdachte wist dat deze voorwerpen in zijn kluis lagen. De verdachte had toegang tot de kluis en kon over het vuurwapen de munitie beschikken.
5.2.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad. Het feit is wettig en overtuigend bewezen.
5.3.
Bewijswaardering verzekeringsfraude (feiten 4, 5 en 6)
5.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor de feiten 4 tot en met 6. Daartoe wordt kort samengevat aangevoerd dat er ten aanzien van de inbraak in de Mercedes-Benz door [naam expertise & taxatiebureau] schade is vastgesteld als gevolg van de inbraak. Inbraakschade lijkt daarmee dus concreet te zijn aangetoond.
Ten aanzien van de aanrijding op de [naam locatie] op 23 augustus 2014 wordt aangevoerd dat het enkele feit dat de heer [naam persoon 3] niet bestaat geen bewijs is dat de aanrijding niet heeft plaatsgevonden. Mogelijk heeft iemand zich voorgedaan als de heer [naam persoon 3] . Verdachte wist dit niet en het kan hem dan ook niet worden verweten.
Tot slot wordt aangevoerd dat de verdenking vooral wordt afgeleid uit het feit dat dezelfde persoon twee keer, op 23 augustus 2014 en op 11 april 2015, een aanrijding heeft met voertuigen waarvan de tenaamstelling herleid wordt naar de [adres] in Teteringen. Dit is niet een verdachte omstandigheid die in het nadeel van verdachte moet worden uitgelegd. Er kan sprake zijn van toeval of de heer [naam persoon 4] spreekt niet de waarheid.
5.3.2.
Beoordeling
De feiten 4, 5 en 6 zien op de verdenking van twee voltooide oplichtingen van verzekeraars (een inbraak in de Mercedes-Benz met kenteken [kentekennummer] op 1 juli 2013 en een aanrijding met diezelfde Mercedes-Benz op 23 augustus 2014), een poging tot oplichting van de verzekeraar (een aanrijding met diezelfde Mercedes-Benz op 11 april 2015) en met deze twee aanrijdingen samenhangende valsheid in geschrift ten aanzien van de aanrijdingsformulieren.
Ten aanzien van de inbraak in de Mercedes-Benz op 1 juli 2013 overweegt de rechtbank als volgt.
Opvallend is dat bijna drie weken na de opgevoerde inbraak aangifte is gedaan. Er zijn geen politiemutaties gevonden waaruit enige betrokkenheid van de wijkagent ten tijde van het constateren van de inbraak blijkt. Ook blijkt de schade voorafgaand aan de aangifte al getaxeerd te zijn door [naam expertise & taxatiebureau] .
Hoewel de rechtbank hierdoor haar vraagtekens heeft bij de echtheid van de schadeclaim, kan niet zonder twijfel gesteld worden dat er geen inbraak heeft plaatsgevonden. Van belang is daarbij dat [naam expertise & taxatiebureau] klaarblijkelijk daadwerkelijke schade heeft vastgesteld. Om deze reden zal de verdachte van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Voor wat betreft de twee aanrijdingen op 23 augustus 2014 en 11 april 2015 staat vast dat de twee voertuigen waardoor de Mercedes-Benz zou zijn aangereden beide te herleiden zijn naar dezelfde persoon en hetzelfde adres.
Bij beide aanrijdingen staat [naam persoon 4] op de aanrijdingsformulieren vermeld als bestuurder van de Mercedes-Benz en ondertekenaar van het formulier. [naam persoon 4] heeft verklaard dat de verdachte zijn gegevens heeft gebruikt voor het indienen van onder andere deze twee schadeclaims.
Ten aanzien van de aanrijding op 23 augustus 2014 staat als wederpartij een niet-bestaand persoon vermeld. Ten aanzien van de aanrijding op 11 april 2015 op de A15 heeft de persoon die op het aanrijdingsformulier als wederpartij staat vermeld ( [naam persoon 5] ), verklaard niet betrokken te zijn geweest bij een aanrijding in 2015 als bestuurder van een Peugeot 206. Ook heeft hij verklaard dat hij het betreffende schadeformulier niet kent en dus ook niet heeft ingevuld of ondertekend. Bovendien blijkt uit toedrachtonderzoek dat de vastgestelde schade aan de Peugeot al aanwezig was voor de opgegeven schadedatum. Tot slot is deze aanrijding niet bekend bij Rijkswaterstraat en het bergingsbedrijf Barendregt, terwijl de Mercedes-Benz volgens de verdachte zou zijn weggesleept, hetgeen volgens voornoemde instanties niet mogelijk is zonder dat zij daarvan op de hoogte zijn, gezien de locatie van de aanrijding op de A15.
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat de aanrijdingen niet hebben plaatsgevonden en dat sprake is van twee valse schadeclaims.
5.3.3.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte twee aanrijdingsformulieren valselijk heeft opgemaakt en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een voltooide oplichting en een poging tot oplichting van de verzekeraar.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Reden waarom de verdachte van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
5.4.
Bewijswaardering witwassen (feit 1)
5.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is, kort samengevat, betoogd dat de geldbedragen niet uit enig misdrijf afkomstig zijn. De Belastingdienst heeft een grondig boekenonderzoek gedaan en daaruit volgde niet dat gelden van misdrijf afkomstig zijn. Het bewijsvermoeden zoals dat door het openbaar ministerie is geconstrueerd, is onvoldoende om een veroordeling voor witwassen te kunnen rechtvaardigen.
5.4.2.
Beoordeling
De verdachte wordt verdacht van het witwassen van een groot geldbedrag, in totaal
€ 124.026,89. Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt, dient naar vaste rechtspraak als uitgangspunt te worden genomen dat, indien het onderzoek geen bewijs heeft opgeleverd dat de ten laste gelegde geldbedragen van een bepaald misdrijf afkomstig zijn, toch bewezen kan worden verklaard dat deze voorwerpen “uit enig misdrijf” afkomstig zijn, als op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden geconcludeerd moet worden dat die voorwerpen geen legale herkomst kunnen hebben.
Als de vastgestelde feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de aangetroffen voorwerpen, in dit geval geld. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Als de verdachte met zo’n verklaring komt, dan ligt het vervolgens op de weg van de officier van justitie om naar aanleiding daarvan nader onderzoek te doen. Bij het ontbreken van een dergelijke verklaring zal over het algemeen geen andere conclusie kunnen worden getrokken dan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Vooropgesteld dient te worden dat het onderzoek in deze zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat de ten laste gelegde bedragen van een bepaald misdrijf afkomstig zijn. Dit betekent, dat, zoals ook volgt uit het voorgaande, eerst moet worden vastgesteld of de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden zodanig zijn dat er zonder meer van een vermoeden van witwassen sprake is. In dat verband wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat het garagebedrijf van de verdachte op 28 maart 2017 is doorzocht en dat daarbij in totaal € 124.026,89 in beslag is genomen. Een deel van dit geldbedrag, namelijk een bedrag van € 74.805,-, is aangetroffen in een plastic tas. Deze plastic tas werd op het moment dat de politie arriveerde door de medeverdachte [naam medeverdachte] bij het garagebedrijf naar buiten gebracht en in een geparkeerde auto geplaatst. De verdachte was ongeveer 20 minuten daarvoor aangehouden. Het restant van het geldbedrag, een bedrag van
€ 49.221,89, is in diverse hoeveelheden en op verschillende plekken aangetroffen in een ladekast en in de kluis in het pand. Het geld werd op verschillende manieren aangetroffen: in een heuptasje, in plastic zakjes, in enveloppen, los in de kast en in een emmer.
Een kasboek of andere financiële administratie is niet aangetroffen en ook niet overgelegd. In totaal zijn er 18 briefjes van € 500,- aangetroffen. Coupures van € 500,- zijn in het legale economische verkeer niet gangbaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze coupures veelal in het criminele circuit worden gebruikt. Dat sprake was van criminele activiteiten blijkt tevens uit de hiervoor bewezen verklaarde feiten.
Anders dan de verdediging is de rechtbank derhalve van oordeel dat het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien een vermoeden van witwassen rechtvaardigt. Dat betekent dat van de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld mag worden verwacht.
De verdachte heeft, kort samengevat, verklaard dat de aangetroffen geldbedragen deels afkomstig zijn uit bedrijfsactiviteiten van [naam holding] , deels van bedrijfsactiviteiten van de werkmaatschappijen en deels in bewaring werden gehouden voor familieleden.
Deze verklaring is op geen enkele wijze onderbouwd. Niet duidelijk is geworden welk bedrag uit welke onderneming afkomstig is of welk bedrag door welk familielid in bewaring is gegeven. Er zijn geen financiële stukken of verklaringen van familieleden overgelegd, terwijl dit door de officier van justitie is verzocht. De verklaring van de verdachte dat op de enveloppen staat van wie het geldbedrag is, gaat slechts op voor 3 van de 20 aangetroffen geldbedragen. Verklaringen van deze personen ontbreken.
Het beroep van de verdediging op het door de Belastingdienst verrichte boekenonderzoek kan niet slagen, nu dit boekenonderzoek dateert van 2015 en bovendien op [naam holding] , gevestigd te Schiphol-Rijk, zag en niet op het garagebedrijf in Rotterdam.
5.4.3.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat het vermoeden van witwassen niet is weerlegd. Dit betekent dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat de geldbedragen geen legale herkomst hebben. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen.
5.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 28 maart 2017 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
a. van een voorwerp, te weten een geldbedrag ter waarde van in
totaal 124.026,89 euro,
de werkelijke aard en/of de herkomst, heeft verborgen en/of verhuld ,
en
b. een voorwerp, te weten een geldbedrag ter waarde van (in totaal) 124.026,89
euro heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist, dat dat geld geheel of gedeeltelijk afkomstig
was uit enig misdrijf;
2.
hij in de periode van 8 november 2016 tot en met 28 maart 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, meermalen,
- drieënveertig autoportieren en
- twee teller units en
- een dak hemel en
- een motorkap en
- een airbag en
- een autogordel en
- een dashboard en
- een auto interieur,
heeft verworven en voorhanden gehad,
terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven en het
voorhanden krijgen van die goederen wisten, dat het door misdrijf verkregen goederen
betrof;
3.
hij op 28 maart 2017 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º
van die wet in de vorm van een pistool van het merk Tanfoglio GT-28,
kaliber 6,35 millimeter.
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de
Categorie III, te weten 44 kogelpatronen, kaliber 6,35 millimeter,
voorhanden heeft gehad;
4.
hij in de periode van 01 juli 2013 tot en met 14 januari 2016 in
de gemeente Rotterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
" [naam verzekeringsmaatschappij 1] " en/of " [naam verzekeringsmaatschappij 2] ."
heeft bewogen tot
de afgifte van een geldbedrag (in totaal 18.192,13 euro),
hebbende verdachte toen aldaar met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- het ontstaan van een schade aan het verzekerde motorvoertuig,
te weten een Mercedes-Benz voorzien van het kenteken [kentekennummer] , gefingeerd
betreffende een aanrijding tussen voornoemd motorvoertuig en een
ander motorvoertuig op 23 augustus 2014 op de [naam locatie] , gemeente Rotterdam
)
en
- materiele schade geclaimd en
- een schadeformulier ingevuld en ondertekend en/of voorzien
van een handtekening en vervolgens doen toekomen en/of verzonden,
in elk geval ingediend aan/bij " [naam verzekeringsmaatschappij 1] " en/of " [naam verzekeringsmaatschappij 2]
",
waardoor voornoemde " [naam verzekeringsmaatschappij 1] " en/of " [naam verzekeringsmaatschappij 2]
" werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij op tijdstippen in de periode van 23 augustus
2014 tot en met 30 april 2015 in de gemeente Rotterdam,
meermalen, een zogenaamd aanrijdingsformulier -
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen -
valselijk heeft opgemaakt , zulks telkens met het
oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken , en/of telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die
valse aanrijdingsformulieren betreffende:
- een fictieve aanrijding op 23 augustus 2014, op de [naam locatie] , gemeente
Rotterdam en
- een fictieve aanrijding op 11 april 2015, op de A15, ter hoogte van
hectometerpaal 49.1, gemeente Rotterdam en
bestaande die valsheid telkens hierin dat die
aanrijdingsformulieren aanrijdingen tussen het
motorvoertuig van verdachte, te weten een Mercedes-Benz voorzien van het
kenteken [kentekennummer] , en andere motorvoertuigen
weergeven/betreffen, zulks terwijl in werkelijkheid deze/die aanrijdingen
nooit hebben plaatsgevonden en waarbij deze aanrijdingsformulieren
door hem, verdachte, zijn ingevuld en zijn ondertekend, en
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte
voornoemde valse aanrijdingsformulieren heeft
doen toekomen aan de verzekeringsmaatschappij(en)
" [naam verzekeringsmaatschappij 1] ." en/of " [naam verzekeringsmaatschappij 2] ".
6.
hij in de periode van 11 april 2015 tot en met 14 januari 2016 te
Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
" [naam verzekeringsmaatschappij 1] " en/of " [naam verzekeringsmaatschappij 2] ."
te bewegen tot afgifte van een of meer geldbedragen van in totaal
27,600 euro,
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - het ontstaan van schade aan het verzekerde voertuig, te weten een
Mercedes-Benz voorzien van het kenteken [kentekennummer] heeft gefingeerd (betreffende een aanrijding tussen voornoemd motorvoertuig en
een ander motorvoertuig op 11 april 2015 op de A15, ter hoogte van
hectometerpaal 49.1, gemeente Rotterdam
)en
- materiële schade heeft geclaimd en
- een schadeformulier heeft ingevuld en/of ondertekend en vervolgens heeft doen toekomen aan " [naam verzekeringsmaatschappij 1]
" en/of " [naam verzekeringsmaatschappij 2] .",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..Medeplegen van witwassen;

2.
Medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd;
3.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;
4.
Oplichting;
5.
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
6.
Poging tot oplichting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende meerdere jaren verzekeraars opgelicht door valse schadeclaims in te dienen en onterecht uitgekeerde verzekeringsgelden te innen. Bij die schadeclaims heeft hij valse stukken ingediend waardoor hij zich ook schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift.
Met zijn handelen heeft de verdachte financiële schade toegebracht aan de verzekeraar, maar indirect ook aan de samenleving. Verzekeringsfraude heeft immers tot gevolg dat verzekeringspremies uiteindelijk hoger worden, omdat verzekeringsmaatschappijen hun risico’s financieel zullen willen afdekken.
De verdachte heeft zich samen met zijn vader ook nog schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag, te weten bijna € 125.000. Witwassen is een ernstig delict, omdat het de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast en daarmee de legale economie bedreigt.
Daarnaast hebben beide verdachten zich schuldig gemaakt aan de heling van een zeer grote hoeveelheid auto-onderdelen waardoor zij hebben bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt van gestolen auto’s.
Tot slot heeft de verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad.
De verdachten hebben zich kennelijk niet bekommerd om de financiële gevolgen voor anderen en hebben op verschillende manieren geprobeerd snel geld te verdienen, ten koste van de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, maar niet recent, is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Bij de berechting van een zaak waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 28 maart 2017 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 28 maart 2017 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim vier jaren. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim twee jaren. Nu deze overschrijding
deels te wijten aan telkens nieuwe onderzoekswensen en diverse aanhoudingsverzoeken van de verdediging, dient dit deels gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf met 10%.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een gevangenisstraf hebben opgelegd voor de duur van vijftien en een halve maand. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf van veertien maanden opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft teruggave van de in beslag genomen geldbedragen van in totaal € 124.026,89 bepleit, aangezien de geldbedragen niet uit enig misdrijf afkomstig zijn. Daarnaast moet beslag dat is gelegd in de ontnemingszaak daaronder blijven vallen omdat er binnen de ontneming andere mogelijkheden zijn om afspraken te maken zoals het aangaan van een schikking.
9.2.
Beoordeling
Nu de rechtbank, anders dan de verdediging, geconcludeerd heeft dat het bedrag wel is witgewassen, zullen de in beslag genomen geldbedragen worden verbeurd verklaard. Anders dan door de verdediging bepleit, staat het feit dat er conservatoir beslag ligt op een deel van dit geldbedrag niet in de weg aan verbeurdverklaring.

10..Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

10.1.
[naam benadeelde 1] .
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] . ter zake van de onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.698,56 aan onderzoeks- en expertisekosten en € 36.006,06 aan onterechte uitkeringen, in totaal € 40.704,62.
10.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de volledige vordering dient te worden afgewezen.
10.1.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. Nu de rechtbank de verdachte heeft vrijgesproken van de onder 4 ten laste gelegde oplichting ten aanzien van de inbraak in de Mercedes-Benz op 1 juli 2013, zal de benadeelde partij ten aanzien van dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Het restant van de vordering voor een bedrag van in totaal € 22.740,69 (€ 18.042,13 + € 4.698,56) zal worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente. Voor het schadebedrag van € 18.042,13 wordt dit berekend vanaf 30 september 2014 (de datum van uitkering) en voor het schadebedrag van € 4.698,56 vanaf 11 februari 2016 (de datum van de laatste factuur)
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
10.1.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 22.740,69 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
10.2.
Mevrouw [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: mevrouw [naam benadeelde 2] ter zake van de onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 10.090,20 aan materiële schade.
10.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen.
10.2.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu thans onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de onder 4, 5 en 6 bewezen verklaarde feiten. Er is immers geen rechtstreeks verband vastgesteld tussen de heling van auto-onderdelen en de diefstal in juli 2014.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
10.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 60, 225, 326, 416, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

12..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1 een bedrag van € 124.026,89.
verklaart de benadeelde [naam benadeelde 2] partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] ., te betalen een bedrag aan materiële schade van
€ 22.740,69 (zegge: tweeëntwintig duizend zevenhonderdenveertig euro en negenenzestig cent),te vermeerderen met de wettelijke rente over € 18.042,13 vanaf 30 september 2014 en over € 4.698,56 vanaf 11 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] . niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] . gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
wijst af het door de benadeelde partijen meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 1] . te betalen
€ 22.740,69(hoofdsom,
zegge: tweeëntwintig duizend zevenhonderdenveertig euro en negenenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 18.042,13 vanaf 30 september 2014 en over € 4.698,56 vanaf 11 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 22.740,69 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
454 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2013 tot en met 28 maart 2017 te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a. van een of meer voorwerpen, te weten een geldbedrag ter waarde van (in
totaal) 124.026,89 euro,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was,
en/of heeft verborgen en/of verhuld wie die/dat voorwerp(en) voorhanden
heeft gehad,
en/of
b. een voorwerp, te weten een geldbedrag ter waarde van (in totaal) 124.026,89
euro heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of
omgezet,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat dat geld geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 420bis, lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420bis, lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 21 september
2010 tot en met 28 maart 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten
- drieënveertig, althans één of meer, autoportier(en) en/of
- twee althans één, teller unit(s) en/of
- een dak hemel en/of
- een motorkap en/of
- een of meerdere airbag(s) en/of
- een of meerdere autogordel(s) en/of
- een of meerdere dashboard(s) en/of
- een auto interieur,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het
voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º
van die wet in de vorm van een pistool van het merk Tanfoglio GT-28,
kaliber 6,35 millimeter.
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de
Categorie III, te weten 44 kogelpatronen, kaliber 6,35 millimeter,
voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2013 tot en met 14 januari 2016 in
de gemeente Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
" [naam verzekeringsmaatschappij 1] " en/of " [naam verzekeringsmaatschappij 2] ."
heeft/hebben bewogen tot
de afgifte van een (of meer) geldbedrag(en) (in totaal 36.006,06 euro), in elk
geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- het ontstaan van een of meer schade(s) aan/in het verzekerde motorvoertuig,
te weten een Mercedes-Benz voorzien van het kenteken [kentekennummer] , gefingeerd
en/of in scene gezet (betreffende een inbraak in voornoemde motorvoertuig op
1 juli 2013, op/aan de Blijvenburgstraat in de gemeente Rotterdam
(zaaksdossier 1) en/of een aanrijding tussen voornoemd motorvoertuig en een
ander motorvoertuig op 23 augustus 2014 op de [naam locatie] , gemeente Rotterdam
(zaaksdossier 3) en/of
- schade als gevolg van die (gefingeerde en/of in scene gezette) inbraak en/of
aanrijding aan/in het voornoemd verzekerd motorvoertuig toegebracht en/of toe
laten brengen en/of
- materiele schade(s) geclaimd en/of
- een (of meer) schadeformulier(en) ingevuld en/of ondertekend en/of voorzien
van (een) handtekening(en) en/of (vervolgens) doen toekomen en/of verzonden,
in elk geval ingediend aan/bij " [naam verzekeringsmaatschappij 1] " en/of " [naam verzekeringsmaatschappij 2]
",
waardoor voornoemde " [naam verzekeringsmaatschappij 1] " en/of " [naam verzekeringsmaatschappij 2]
" (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 augustus
2014 tot en met 30 april 2015 in de gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (een) zogenaamd(e) aanrijdingsformulier(en) -
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen -
valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, zulks (telkens) met het
oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen
te doen gebruiken, en/of (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die
valse of vervalste aanrijdingsformulier(en) betreffende:
- een (fictieve) aanrijding op 23 augustus 2014, op de [naam locatie] , gemeente
Rotterdam (zaaksdossier 3) en/of
- een (fictieve) aanrijding op 11 april 2015, op de A15, ter hoogte van
hectometerpaal 49.1, gemeente Rotterdam (zaaksdossier 4) en/of
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat die
aanrijdingsformulier (en) een (of meer) aanrijding(en) tussen het
motorvoertuig van verdachte, te weten een Mercedes-Benz voorzien van het
kenteken [kentekennummer] , en een (of meer) andere motorvoertuig(en)
weergeven/betreffen, zulks terwijl in werkelijkheid deze/die aanrijding(en)
nooit hebben plaatsgevonden en waarbij/waarvan deze aanrijdingsformulier(en)
door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn ingevuld en/of zijn
ondertekend, en althans voorzien zijn van een (of meer) handtekening(en) en/of
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s)
voornoemde valse/vervalste aanrijdingsformulier(en) heeft/hebben
overhandigd/doen toekomen en/of verzonden naar de verzekeringsmaatschappij(en)
" [naam verzekeringsmaatschappij 1] ." en/of " [naam verzekeringsmaatschappij 2] ".
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
6.
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2015 tot en met 14 januari 2016 te
Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
" [naam verzekeringsmaatschappij 1] " en/of " [naam verzekeringsmaatschappij 2] ."
te bewegen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) van (in totaal)
27,600 euro, in elk geval enig goed,
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn
mededader(s), althans alleen
- het ontstaan van schade aan het verzekerde voertuig, te weten een
Mercedes-Benz voorzien van het kenteken [kentekennummer] heeft/hebben gefingeerd en/of
in scene gezet (betreffende een aanrijding tussen voornoemd motorvoertuig en
een ander motorvoertuig op 11 april 2015 op de A15, ter hoogte van
hectometerpaal 49.1, gemeente Rotterdam (zaaksdossier 4) en/of
- schade als gevolg van die (gefingeerde en/of in scene gezette) aanrijding
aan het voornoemd verzekerd motorvoertuig heeft/hebben toegebracht en/of toe
laten brengen en/of
- materiele schade heeft/hebben geclaimd en/of
- een schadeformulier heeft/hebben ingevuld en/of ondertekend en/of voorzien
van (een) handtekening(en) en/of (vervolgens) heeft/hebben doen toekomen en/of
verzonden, in elk geval heeft/hebben ingediend aan/bij " [naam verzekeringsmaatschappij 1]
" en/of " [naam verzekeringsmaatschappij 2] .",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;