ECLI:NL:RBROT:2021:6884

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
9157387 CV EXPL 21-1657
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en schadevergoeding in verband met niet-nakoming van een overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres, h.o.d.n. [naam bedrijf 1], en gedaagden [gedaagde 1], h.o.d.n. [naam bedrijf 2], en [gedaagde 2]. Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 4.731,10, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook schadevergoeding wegens gebreken aan de vloer die door gedaagden zou zijn aangebracht. Gedaagde 1 voerde verweer en stelde dat er geen overeenkomst met eiseres tot stand was gekomen, terwijl gedaagde 2 niet verschenen was in de procedure.

De procedure begon met een dagvaarding op 1 april 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord van gedaagde 1 en een mondelinge behandeling op 7 juni 2021. De rechter oordeelde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen tussen eiseres en gedaagde 1, omdat alle communicatie en werkzaamheden door gedaagde 2 waren uitgevoerd. Eiseres had geen bewijs dat gedaagde 1 als contractspartij kon worden beschouwd, en de aanbetaling die aan gedaagde 1 was gedaan, was doorgestort naar gedaagde 2.

De vordering tegen gedaagde 1 werd afgewezen, en eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde 1. De vordering tegen gedaagde 2 werd echter toegewezen, en gedaagde 2 werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van € 5.914,80, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9157387 CV EXPL 21-1657
uitspraak: 22 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiseres] , h.o.d.n. [naam bedrijf 1] ,
wonende en handelende te [plaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: Stichting Achmea Rechtsbijstand,
tegen:

1..[gedaagde 1] , h.o.d.n. [naam bedrijf 2] ,

zaakdoende te [plaats 2] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: mr. J.F. van Duin,

2..[gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde sub 2,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 1 april 2021, met producties;
de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde 1] , met een productie;
het tussenvonnis van 29 april 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021.
[gedaagde 2] is ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen niet in de procedure verschenen. Tegen [gedaagde 2] wordt om die reden verstek verleend.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1
[eiseres] vordert dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk worden veroordeeld:
I. tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 4.731,10, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, vanaf 21 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
II. tot betaling aan [eiseres] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 598,11;
III. tot betaling aan [eiseres] van de kosten voor expertise van € 585,59;
IV. in de proceskosten.
2.2
[eiseres] vordert schadevergoeding. Doordat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet deugdelijk zijn nagekomen, vertoont de vloer gebreken. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn niet tot herstel overgegaan, waardoor [eiseres] zelf de schade heeft laten vaststellen. De kosten bedragen in totaal € 5.914,80, bestaande uit € 4.731,10 voor herstel, € 585,59 voor het vaststellen van de schade en € 598,11 aan buitengerechtelijke kosten.
2.3
[gedaagde 1] voert verweer en legt daaraan ten grondslag dat hij geen overeenkomst heeft gesloten met [eiseres] , zodat hij ook niet is gehouden tot vergoeding van de gestelde schade. [gedaagde 1] concludeert tot afwijzing van de vordering.

3..De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 140 lid 3 Rv wordt tussen alle partijen één vonnis op tegenspraak gewezen, nu [gedaagde 1] in de procedure is verschenen en tegen [gedaagde 2] verstek is verleend.
3.2
Voor de totstandkoming van een overeenkomst vereist de wet dat er sprake is van een aanbod dat door de wederpartij wordt aanvaard. Tussen partijen is in geschil of het aanbod dat door [eiseres] is aanvaard ook door [gedaagde 1] is gedaan, of alleen door [gedaagde 2] .
3.3
[eiseres] en [gedaagde 1] zijn het erover eens dat alle contact over de werkzaamheden met [gedaagde 2] heeft plaatsgevonden en dat [gedaagde 2] ook de werkzaamheden heeft uitgevoerd. [eiseres] stelt zich echter op het standpunt dat zij met zowel [gedaagde 2] als [gedaagde 1] de overeenkomst tot het aanbrengen van de gietvloer heeft gesloten.
3.4
[eiseres] onderbouwt dit door te wijzen op de offerte die op het briefpapier van [gedaagde 1] is gedrukt. Daarnaast heeft zij eveneens de aanbetaling van € 1.500,- aan [gedaagde 1] gedaan. [gedaagde 1] betwist dat hij met [eiseres] een overeenkomst is aangegaan en stelt dat [gedaagde 2] zonder toestemming zijn offerteprogramma heeft gebruikt. Daardoor is ook automatisch zijn briefpapier gebruikt. De aanbetaling is ontvangen, maar deze is doorgestort naar [gedaagde 2] , aldus steeds [gedaagde 1] . Tijdens de mondelinge behandeling laat de gemachtigde van [gedaagde 1] via de videoverbinding op het scherm van een smartphone een overboeking van € 1.499,98 uit september 2019 zien. Deze transactie zou betrekking hebben op de overboeking van de aanbetaling van [eiseres] aan [gedaagde 2] .
3.5
Dat [eiseres] een offerte heeft ontvangen op papier van [gedaagde 1] die zij heeft aanvaard, betekent niet zonder meer dat tussen hen ook een overeenkomst tot stand is gekomen. Van belang is mede dat [gedaagde 1] in de praktijk voor aanvang van de werkzaamheden geen enkele rol heeft gespeeld. [eiseres] heeft online een opdracht uitgezet voor een gietvloer en [gedaagde 2] heeft daarop gereageerd onder zijn eigen bedrijfsnaam. Tussen [gedaagde 1] en [eiseres] is nooit contact geweest en [gedaagde 1] is nooit in de winkel van [eiseres] geweest. [eiseres] heeft daarnaast zonder daarbij enige vraagtekens te plaatsen het restant van het verschuldigde bedrag aan [gedaagde 2] betaald.
3.6
Nadat de vloer gebreken begon te vertonen heeft [eiseres] alleen [gedaagde 2] aangesproken. Dat [eiseres] niet over de contactgegevens van [gedaagde 1] beschikte is onjuist, de offerte is immers gedrukt op briefpapier met gegevens van [gedaagde 1] . Pas nadat [eiseres] haar rechtsbijstandsverzekeraar heeft ingeschakeld, is ook [gedaagde 1] aangemaand om tot herstel over te gaan. [gedaagde 1] heeft vanaf het aanschrijven door de gemachtigde van [eiseres] direct aangegeven niets van doen te hebben met deze opdracht.
3.7
Uit de handelingen van [eiseres] kan worden afgeleid dat ook zij [gedaagde 1] niet als contractspartij heeft beschouwd. Zij heeft immers alle correspondentie gevoerd met [gedaagde 2] en ook alleen contact gezocht met [gedaagde 2] toen bleek dat de overeenkomst niet deugdelijk was nagekomen. [eiseres] heeft alleen [gedaagde 2] om nakoming verzocht. Van gedragingen en verklaringen van [gedaagde 1] op grond waarvan [eiseres] er gerechtvaardigd op heeft kunnen vertrouwen dat ook [gedaagde 1] contractspartij was, bijvoorbeeld dat [gedaagde 2] [gedaagde 1] vertegenwoordigde, is niet gebleken. Het moet er daarom voor gehouden worden dat tussen [gedaagde 1] en [eiseres] geen overeenkomst tot stand is gekomen. De vordering jegens [gedaagde 1] wordt afgewezen.
3.8
[eiseres] zal als de jegens [gedaagde 1] in het ongelijk gestelde partij in diens proceskosten worden veroordeeld.
3.9
De vordering tegen [gedaagde 2] komt niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering wordt toegewezen. [gedaagde 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiseres] worden veroordeeld.

4..De beslissing

De kantonrechter
:
wijst de vordering jegens [gedaagde 1] af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde 1] , tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 622,- aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt [gedaagde 2] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 5.914,80, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 4.731,10 vanaf 21 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 120,- aan griffierecht, € 89,44 aan dagvaardingskosten en € 466,50 (1,5 punt à € 311,-) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645