In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is de besloten vennootschap B.V. PROPERTY INVESTMENT ROTTERDAM P.I.R. (hierna: P.I.R.) in rechte opgekomen tegen [gedaagde], die voorheen als bestuurder en aandeelhouder van [naam bedrijf 2] fungeerde. P.I.R. vorderde schadevergoeding van [gedaagde] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid, omdat [naam bedrijf 2] een huurachterstand had en uiteindelijk was ontbonden zonder dat P.I.R. haar vordering kon verhalen. De procedure begon met een dagvaarding op 4 november 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 februari 2021. De kantonrechter heeft vastgesteld dat P.I.R. onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter oordeelde dat P.I.R. niet had aangetoond dat [gedaagde] wist of had moeten weten dat zijn handelen zou leiden tot het onbetaald blijven van de vordering. De vordering van P.I.R. werd afgewezen, en P.I.R. werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].