Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1] ,
en
en
1..Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 16 maart 2020, met producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord van mr. Bouman, de voormalig gemachtigde van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] , met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord van mr. Rhijnsburger, met producties 1 en 2;
- de conclusie van repliek, tevens houdende wijziging eis, met producties 16 tot en met 20;
- de conclusie van dupliek van mr. Bouman, met producties 7 tot en met 10;
- de conclusie van dupliek van mr. Rhijnsburger, met productie;
- het tussenvonnis van 11 december 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van 8 maart 2021 van mr. Wiesmeijer-van der Brugge, met producties 21 tot en met 26;
- de akte overlegging aanvullende producties van 9 maart 2021 van mr. Bouman, met producties 11 tot en met 13;
- de pleitaantekeningen van mr. Wiesmeijer-van der Brugge;
- de schriftelijke eiswijziging van mr. Wiesmeijer-van der Brugge.
2..De vaststaande feiten
- met [gedaagde 3] van 1 februari 2017 tot en met 1 maart 2019, tegen een maandelijkse huurprijs van € 805,-;
- met [gedaagde 2] van 1 april 2017 tot en met 1 juli 2020, tegen een maandelijkse huurprijs van € 355,-;
- met [gedaagde 1] van 1 mei 2017 tot en met 1 juli 2019, tegen een maandelijkse huurprijs van € 885,-.
10..De beheerder van uw woonruimte is [naam bedrijf 1] (…);
[bankrekeningnummer] t.n.v. [eiseres]met vermelding van uw huurnummer, uw huuradres, uw naam en de maand waarop de betaling betrekking heeft. (dus niet aan de beheerder betalen)
3..De vordering
vastgemaakte slang’ is losgeschoten en dat er ‘
geen sprake is van een breuk in de slang en/of leiding’. Niet uitgesloten kan worden dat (een medewerker van) [naam bedrijf 2] de slang niet deugdelijk heeft aangesloten. Verder wordt door [gedaagde 2] aangevoerd dat uit de nota van de aannemer blijkt dat geen rekening is gehouden met aftrek nieuw voor oud. Daarnaast kan [eiseres] geen aanspraak maken op een bedrag van € 1.065,- aan huur, nu Van Rijswijk met [eiseres] heeft afgesproken dat zij over de maanden februari, maart en april 2019 geen huur verschuldigd is omdat in die periode geen woongenot verschaft kon worden. De gevorderde contractuele boete betreft een nietig beding in de zin van de Europese Richtlijn als het Burgerlijk Wetboek, zodat [eiseres] ook geen aanspraak kan maken op een bedrag van € 1.800,-. Genoemd beding is opgenomen in de algemene voorwaarden over welke voorwaarden niet onderhandeld kan worden. Daar komt bij dat [eiseres] een professionele verhuurder is, de boete niet gemaximeerd is en de boete niet in verhouding staat tot de vermeende tekortkoming.
5..De beoordeling
[naam bedrijf 1] , [adres] , handelend als gevolmachtigde van verhuurder en bevoegd tot (onder)huur van onderstaand object, verder in deze overeenkomst genoemd ‘verhuurder’. Volgens [gedaagde 2] blijkt hieruit dat de beheerder op eigen naam heeft gecontracteerd.
handelend als gevolmachtigde van verhuurder’. In dit oordeel is meegewogen dat in artikel 10 van de huurovereenkomst expliciet vermeld staat dat [naam bedrijf 1] de beheerder is en in artikel 14 van de huurovereenkomst dat de huur overgemaakt dient te worden op het rekeningnummer van [eiseres] en dat niet aan de beheerder betaald moet worden. Voorts is meegewogen dat in de na de lekkage gevoerde correspondentie van de gemachtigde van [eiseres] aan de (voormalig) gemachtigde van [gedaagde 2] (en [gedaagde 1] en [gedaagde 3] ) de naam van [eiseres] (als eigenaresse van de woning) is genoemd. Het verweer van [gedaagde 2] faalt.
6..De beslissing
- tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] vastgesteld op € 1.494,- aan salaris voor de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening; en indien [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is [eiseres] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het nasalaris en de kosten van betekening verschuldigd vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
- tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde 2] vastgesteld op € 1.494,- aan salaris voor de gemachtigde;