ECLI:NL:RBROT:2021:6899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
9018667 \ CV EXPL 21-5733
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verkeersongeval door modder op de weg tijdens oogstwerkzaamheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Baloise Belgium N.V. en een gedaagde partij naar aanleiding van een verkeersongeval dat plaatsvond op 29 september 2017. De eiseres, Baloise, heeft schadevergoeding gevorderd van de gedaagde op grond van onrechtmatige daad, omdat de gedaagde onvoldoende voorzorgsmaatregelen zou hebben genomen tijdens oogstwerkzaamheden, waardoor het wegdek vervuild raakte met modder. Dit leidde tot een ongeval waarbij de auto van mevrouw [persoon C] over de kop sloeg. Baloise, die de schade aan de auto had vergoed, is gesubrogeerd in de rechten van [persoon C] en vorderde een bedrag van € 7.602,86, vermeerderd met rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldoende maatregelen heeft genomen om de weg schoon te houden, ondanks dat hij stelde dat hij zich aan de richtlijnen van het Waterschap Hollandse Delta had gehouden. De rechter oordeelde dat de modder op de weg gevaarzettend was en dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade die [persoon C] had geleden. De kantonrechter heeft de gedaagde toegelaten tot bewijslevering over de stelling dat hij de juiste waarschuwingsborden had geplaatst en dat [persoon C] de toegestane snelheid had overschreden. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en de gedaagde moet aangeven hoe hij dit bewijs wil leveren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9018667 \ CV EXPL 21-5733
uitspraak: 2 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap Baloise Belgium N.V.,
gevestigd te Beesd,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] , gemeente [gemeente]
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.E. Thiescheffer te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Baloise” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 2 februari 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 12 april 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2
De mondelinge behandeling is gehouden op 25 mei 2021. Bij de mondelinge behandeling is namens Baloise de heer [persoon A] verschenen, bijgestaan door de heer [persoon B] namens de gemachtigde. Voorts was aanwezig de gemachtigde van [gedaagde] , die spreekaantekeningen heeft overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Op 29 september 2017 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij mevrouw [persoon C] (hierna: [persoon C] ) terwijl zij over de Schapengorsedijk te Rockanje reed, met haar auto in een slip terecht is gekomen en van de weg is geraakt, over de kop is geslagen en met haar auto ondersteboven op een twee meter lager gelegen fietspad is beland. De auto van [persoon C] is hierbij beschadigd geraakt.
2.2
Op het moment van het verkeersongeval werden in opdracht van [gedaagde] suikerbieten gerooid op een naastgelegen akker en vervolgens afgevoerd over de Schapengorsedijk. Ten gevolge van het afvoeren van de gerooide suikerbieten naar een andere locatie was het wegdek van de Schapengorsedijk ter hoogte van het verkeersongeval vervuild door modder.
2.3
[persoon C] heeft haar auto verzekerd bij Baloise. Baloise heeft de schade aan de auto, vastgesteld op € 6.344,00, vergoed aan [persoon C] en is op grond van artikel 7:962 BW gesubrogeerd in de rechten van [persoon C] .
2.4
Het Waterschap Hollandse Delta heeft ter voorkoming van ongelukken tijdens de oogst richtlijnen opgesteld, die zijn neergelegd in het Informatieblad “Veilige wegen tijdens de oogst”. Dit informatieblad vermeldt - voor zover rechtens van belang -:
“(…)
Richtlijnen
  • plaats waarschuwingsborden, voordat u met uw oogstwerk begint.
  • Zorg dat bij aanvang van het oogstwerk een tractor met schuif en/of borstel en zwaailicht aanwezig is om de weg schoon te maken.
  • Probeer zo schoon mogelijk te werken. Maak de weg zo snel mogelijk schoon. Dus ook ‘tussen de bedrijven door’. Schuif, borstel of spuit (gladde) modder of grote bonken van de weg.
(…)
Waarschuwingsborden
Hollandse Delta heeft waarschuwingsborden die voldoen aan de eisen van de verkeerswetgeving. De borden kosten € 205,00 per stuk, inclusief btw, paal en onderbord ‘modder’.
(…)
Plaatsen van de borden
Plaats de borden 1,5 meter uit de kant. Als dat niet mogelijk is, plaats de borden dan zo ver mogelijk van de weg.
Voor elke oogstplek heeft u minimaal twee borden nodig. Als vuistregel kunt u de volgende afstanden aanhouden:
op 60 km-wegen: 50 meter
op 80 km-wegen: 100 meter
voor de te verwachten vervuiling op het wegdek.
(…)”.
2.5
Een door de politie Rotterdam-Rijnmond na het verkeersongeval opgemaakt proces-verbaal vermeldt - voor zover relevant -:
“(…)
Aard ongeval : anders, nl: botsing eenzijdig wegens wegslippen
(…)
Wegdek : besmeurd
(…)
Toedracht
Wij, verbalisanten, kwamen ter plaatse op de Schapengorsedijk te Rockanje. Ter plaatse kunnen wij de weg als volgt beschrijven:
“Wij zagen dat het een S-bocht betrof waar op dat moment werkzaamheden werden verricht. Wij zagen dat het wegdek vervuild was door modder. Wij zagen dat er tussen de werkzaamheden borden waren aangebracht: Het bord A1 (max snelheid 30) en het bord wegwerkzaamheden.”
Ter plaatse zagen wij dat er een personenauto, een merk: Renault, type Twingo, voorzien van kenteken [kentekennummer] op zijn kop naast de rijbaan lag, ongeveer 2 meter naar beneden naast het wegdek. Wij zagen dat de personenauto komende moest zijn vanuit de Schapengorseweg te Rockanje en reed in de richting van de N57 te Hellevoetsluis.
Wij zagen dat de gehele auto beschadigd was, omdat deze over de kop was geslagen. De ruiten van de personenauto waren gesprongen en overal lag glas. Wij zagen op de Schapengorsedijk een bandenspoor welke door de modder liep, en daarna doorliep tot in de berm, hierna is de auto over de kop geslagen en stopte het bandenspoor.”

3..Het geschil

3.1
Baloise heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 7.602,86 vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 6.344,00 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Baloise - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] jegens [persoon C] onrechtmatig heeft gehandeld door na te laten de op grond van de richtlijnen van het CROW juncto artikel 6 Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens vereiste voorzorgsmaatregelen ten aanzien van de door hem verrichte vervuilende werkzaamheden te treffen. [gedaagde] heeft nagelaten de vereiste verkeersborden te plaatsen en heeft nagelaten het wegdek deugdelijk schoon te vegen. [gedaagde] is aansprakelijk voor de dientengevolge door [persoon C] geleden schade ten bedrage van € 6.344,00. Baloise maakt voorts aanspraak op gemaakte buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 837,56 en de wettelijke rente die tot de datum van dagvaarding € 421,30 bedraagt.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. Primair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat hij zich bij de oogstwerkzaamheden aan alle voorschriften heeft gehouden. [gedaagde] heeft voorafgaand aan de werkzaamheden volgens de voorschriften van het Waterschap Hollandse Delta borden met ‘werk in uitvoering’ en een snelheidsbeperking tot 30 km/uur geplaatst. Daarnaast waren er twee tractoren met schuif op de locatie aanwezig, waarbij er één in de berm geparkeerd stond met ingeschakelde zwaailamp en de andere achter de tractor met gerooide bieten aanreed om de weg aan te vegen. Subsidiair beroept [gedaagde] zich op eigen schuld aan de zijde van [persoon C] , omdat [persoon C] onvoldoende rekening heeft gehouden met modder op het wegdek en haar rijgedrag daar niet op heeft aangepast.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [persoon C] op 29 september 2017 van de weg is geraakt, nadat zij met haar auto in een slip is geraakt op een met modder bevuilde weg. Evenmin is in geschil dat de modder op de weg afkomstig was van de banden van door [gedaagde] bij oogstwerkzaamheden gebruikte landbouwvoertuigen.
4.2
Baloise heeft haar schadevordering gebaseerd op een door [gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek is hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Het tweede lid bepaalt dat als onrechtmatige daad kan worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. Het derde lid bepaalt dat een onrechtmatige daad aan de dader kan worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
4.4
Uit artikel 5 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW) volgt dat het een ieder is verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd. Tussen partijen is niet in geschil dat het met modder bevuilen van de weg potentieel gevaarzettend is en dat in verband met de door [gedaagde] verrichte oogstwerkzaamheden derhalve het nemen van voorzorgsmaatregelen ter afwending van mogelijk gevaar vereist was. Zij zijn echter verdeeld over de vraag of [gedaagde] voldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen.
4.5
Baloise heeft in de eerste plaats gesteld dat [gedaagde] tijdens de werkzaamheden de weg onvoldoende heeft schoongemaakt. [gedaagde] heeft hiertegenover aangevoerd dat hij tijdens de werkzaamheden, zoals voorgeschreven in de richtlijnen van het Waterschap Hollandse Delta, met een tractor met schuif over de weg heeft geschoven om de modder te verwijderen en daarmee heeft voldaan aan de te nemen voorzorgsmaatregelen.
4.6
De kantonrechter overweegt in dit verband het volgende. Voor zover [gedaagde] heeft willen betogen dat hij met het volgen van de door het Waterschap Hollandse Delta opgestelde richtlijnen gevrijwaard is van iedere aansprakelijkheid, volgt de kantonrechter hem niet in dit betoog. Deze richtlijnen kunnen weliswaar een aanknopingspunt vormen voor de door [gedaagde] te nemen voorzorgsmaatregelen, maar in zijn verhouding jegens [persoon C] als weggebruikster dient tot uitgangspunt te worden genomen dat [gedaagde] zich bij zijn werkzaamheden dient te houden aan het wettelijke voorschrift zoals gesteld in artikel 5 WVW.
4.7
Op grond van de door Baloise in het geding gebrachte foto’s moet worden vastgesteld dat op de plaats waar [persoon C] in de slip is geraakt de laag modder een zodanige dikte had dat daarin afdrukken van tractorbanden zichtbaar zijn. Het door de politie opgemaakte proces-verbaal vermeldt voorts dat het bandenspoor van de auto van [persoon C] zichtbaar was in de modder.
Het in opdracht van de verzekeraar van [gedaagde] opgemaakte rapport van Meuwissen Verkeers Ongevallen Analyse (hierna: MVOA) vermeldt weliswaar dat de afwezigheid van bonken klei op de weg en de relatief gladgestreken laag op de weg wijst op de omstandigheid dat er kort daarvoor met een schuif over de weg is geschoven en dat dit wijst op de omstandigheid dat er “tussen de bedrijven door” schoonmaakwerkzaamheden zijn verricht, echter, anders dan de rapporteur van MVOA concludeert, leidt dit naar het oordeel van de kantonrechter niet zonder meer tot de conclusie dat wat betreft het schoonvegen van de weg aan de richtlijn van het Waterschap Hollandse Delta is voldaan. Deze richtlijn schrijft immers niet slechts voor dat er schoonmaakwerkzaamheden moeten worden verricht, maar ook dat (gladde) modder of grote kluiten van de weg moeten worden verwijderd. Dat (gladde) modder ondanks de schoonmaakwerkzaamheden nog op de weg aanwezig was, blijkt niet alleen uit voormelde foto’s en het proces-verbaal van politie, maar ook uit het MVOA-rapport zelf waarin geconstateerd wordt dat de weg ten tijde van en ter plaatse van het verkeersongeval bedekt was met een laag modder.
Deze omstandigheden, in samenhang bezien, moeten leiden tot de conclusie dat [gedaagde] de weg op de plaats waar [persoon C] is geslipt, ondanks de kennelijke schoonmaakwerkzaamheden door [gedaagde] , onvoldoende heeft ontdaan van modder. Hiermee staat tevens vast dat [gedaagde] jegens [persoon C] gevaarzettend heeft gehandeld en daarmee uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de door [persoon C] (en Baloise) geleden schade.
4.8
Baloise heeft voorts gesteld dat [gedaagde] heeft nagelaten (de juiste) waarschuwingsborden te plaatsen. Voor de vaststelling van de aansprakelijkheid van [gedaagde] kan de vraag of [gedaagde] waarschuwingsborden heeft geplaatst, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in het midden blijven. De vraag of [gedaagde] op de voorgeschreven wijze waarschuwingsborden heeft geplaatst, is echter wel relevant in het kader van de stelling van [gedaagde] dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [persoon C] . Mocht immers vast komen te staan dat [gedaagde] wel waarschuwingsborden heeft geplaatst, maar dat [persoon C] deze heeft genegeerd, dan moet eigen schuld aan de zijde van [persoon C] worden aangenomen.
4.9
Tussen partijen is in geschil welke waarschuwingsborden [gedaagde] diende te plaatsen. De richtlijnen van het Waterschap Hollandse Delta geven hierover geen uitsluitsel en gesteld noch gebleken is dat de vraag welke waarschuwingsborden bij oogstwerkzaamheden als de onderhavige geboden zijn, op andere wijze gereguleerd is. De kantonrechter acht in dit verband doorslaggevend dat [gedaagde] waarschuwingsborden diende te plaatsen die de passerende verkeersdeelnemer ertoe moesten aanzetten de snelheid, en daarmee potentieel risicovol gedrag, te beperken. Het bord A1 (max snelheid 30), waarvan [gedaagde] stelt dat hij dit bord heeft geplaatst, voldoet aan dit vereiste.
4.1
[gedaagde] heeft ter onderbouwing van zijn beroep op eigen schuld aan de zijde van [persoon C] aangevoerd dat [persoon C] zich onvoldoende heeft aangepast aan de omstandigheden, nu uit de in het MVOA-rapport opgenomen verklaring van [persoon C] blijkt dat zij heeft gezien dat er tractoren in het veld aan het werk waren, heeft gezien dat er tractoren stonden en heeft gezien dat het wegdek bedekt was met modder toen zij aan kwam rijden. Bovendien was [persoon C] plaatselijk bekend, bevond zij zich buiten de bebouwde kom in een landelijke omgeving en wist zij dat het oogsttijd was, aldus [gedaagde] . Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat [persoon C] harder dan 30 km/uur, en daarmee harder dan het door hem geplaatste bord A1, moet hebben gereden.
4.11
De kantonrechter overweegt dat op grond van de onweersproken verklaring van [persoon C] , zoals opgenomen in het MVOA-rapport, vast staat dat zij heeft gezien dat er tractoren in het veld aan het werk waren, maar dat zij geen landbouwvoertuigen op de dijk heeft zien staan. Toen [persoon C] de bocht doorkwam, zag zij dat het wegdek vuil was met een laag modder. [persoon C] schat haar snelheid op niet harder dan 30 tot 40 km/uur. Voorts kan uit de verklaring van [persoon C] worden opgemaakt dat zij plaatselijk bekend was en wist dat het oogsttijd was.
4.12
Gelet op deze omstandigheden, in samenhang bezien, moet worden geoordeeld, dat in het geval niet komt vast te staan dat [gedaagde] ten tijde van het verkeersongeval op de voorgeschreven wijze het waarschuwingsbord A1 had geplaatst, [persoon C] zich voldoende heeft aangepast aan de omstandigheden ter plaatse. In dat geval heeft zij immers, wetende dat het oogsttijd was en wetende dat er in het veld tractoren aan het werk waren, haar snelheid verlaagd van de toegestane maximumsnelheid van 60 km/uur tot 30 tot 40 km/uur. Dat [persoon C] toen zij de bocht doorkwam gezien heeft dat het wegdek bevuild was met modder is een omstandigheid die haar niet kan worden tegengeworpen, nu vanwege de bocht ter plaatse aannemelijk is dat [persoon C] het bevuilde wegdek pas in een laat stadium kan hebben opgemerkt en gesteld noch gebleken is dat [persoon C] hierop had kunnen anticiperen. Hieruit volgt dat van eigen schuld van [persoon C] in de bovenomschreven omstandigheden geen sprake is.
4.13
Indien wel komt vast te staan dat [gedaagde] ten tijde van het verkeersongeval op de voorgeschreven wijze het waarschuwingsbord A1 had geplaatst en voorts komt vast te staan dat [persoon C] de aldus toegestane snelheid van 30 km/uur heeft overschreden, moet worden geoordeeld dat [persoon C] zich niet voldoende heeft aangepast aan de omstandigheden ter plaatse. In dat geval had het immers, wetende dat het oogsttijd was en wetende dat er in het veld tractoren aan het werk waren, op haar weg gelegen haar snelheid aan te passen aan de voorgeschreven snelheid en is er sprake van (enige mate van) eigen schuld aan de zijde van [persoon C] .
4.14
De kantonrechter zal [gedaagde] , conform zijn aanbod daartoe, toelaten tot het bewijs van de stelling dat hij ten tijde van het verkeersongeval met inachtneming van de wijze van plaatsing zoals het Waterschap Hollandse Delta voorschrijft het waarschuwingsbord A1 had geplaatst en dat [persoon C] de aldus toegestane snelheid van 30 km/uur heeft overschreden.
4.15
In afwachting van de bewijslevering houdt de kantonrechter iedere verdere beslissing aan.

5..De beslissing

De kantonrechter:
laat [gedaagde] toe tot het bewijs van de stelling dat hij ten tijde van het verkeersongeval met inachtneming van de wijze van plaatsing zoals het Waterschap Hollandse Delta voorschrijft het waarschuwingsbord A1 had geplaatst en dat [persoon C] de aldus toegestane snelheid van 30 km/uur heeft overschreden;
verwijst de zaak naar de rol van
donderdag 12 augustus 2021 te 15.30 uurzodat [gedaagde] bij akte schriftelijk kan aangeven hoe en zo ja op welke wijze hij het verlangde bewijs wenst te leveren;
bepaalt, voor het geval [gedaagde] dat bewijs (deels) schriftelijk wil leveren, dat hij uiterlijk op genoemde zitting daartoe stukken kan indienen door middel van toezending of afgifte aan de griffie;
bepaalt, voor het geval [gedaagde] dat bewijs (deels) wil leveren door het doen horen van getuigen, hij uiterlijk op genoemde zitting het aantal en de personalia van de getuigen zal opgeven alsmede de verhinderdata van de getuigen en alle partijen in de maanden september tot en met november 2021;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
45830