ECLI:NL:RBROT:2021:6903

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
C/10/620328 / JE RK 21-1633
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing en verlening van machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2021 uitspraak gedaan over de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor (crisis)pleegzorg, nadat de kinderen sinds 15 juni 2021 in een crisispleeggezin verbleven. De moeder van de kinderen was het niet eens met de uithuisplaatsing en heeft haar bezorgdheid geuit over de opvoedsituatie en de rol van de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de veiligheid van de kinderen bij de moeder niet gewaarborgd kon worden, wat leidde tot de noodzaak van uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de eerder verleende machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder per direct opgeheven en een nieuwe machtiging verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 7 juli 2021 vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/620328 / JE RK 21-1633
datum uitspraak: 21 juni 2021

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2009 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2011 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 15 juni 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het gewijzigde verzoek van de Raad, mondeling ter zitting ingediend en op 22 juni 2021 schriftelijk bevestigd.
Op 21 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de vader, dhr. [naam vader] , opgeroepen als informant,
- een vertegenwoordig(st)er van de GI.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Spaanse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mw. [naam tolk] , tolk in de Spaanse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] verblijven in een crisispleeggezin.
Bij beschikking van 15 juni 2021 zijn [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 15 september 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder (crisisopvang) verleend voor de duur van vier weken.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft (onder meer) een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder (crisisopvang) verzocht voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Vandaag moet nog worden beslist over het resterende deel van het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing met betrekking tot [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] , voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 15 september 2021.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gewijzigd, in die zin dat voor [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg wordt verzocht voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De Raad heeft het verzoek als volgt toegelicht. Na telefonisch contact met de GI is gebleken dat [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] sinds 15 juni 2021 in een crisispleeggezin verblijven en niet op een crisisopvang. Zij kunnen vanuit het pleeggezin naar hun eigen school blijven gaan. Op 24 juni a.s. zal een groot overleg plaatsvinden waarbij zal worden gekeken wat de kinderen nodig hebben aan hulpverlening en waar zij het beste kunnen verblijven. Vanuit het wijkteam zijn er zorgen gemeld over de opvoedsituatie bij de moeder. De komende periode zullen deze zorgen verder onderzocht worden. Als blijkt dat de thuissituatie bij de moeder voldoende veilig en stabiel is, dan kunnen [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] terug naar de moeder.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het niet eens met het verzoek. Zij wil [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] zo snel mogelijk terug thuis hebben. De moeder ontkent dat er in de thuissituatie sprake zou zijn van conflicten en mishandeling. Dat de kinderen onderling wel eens ruzie maken, is normaal. De moeder is op 4 januari 2021 teruggekomen van vakantie. De vader heeft gedurende de vakantie van de moeder de kinderen weggehaald van hun opvangadres. De vader heeft de kinderen vervolgens gemanipuleerd. De moeder moest van het wijkteam een formulier ondertekenen waarmee zij toestemming gaf om de kinderen bij de stiefmoeder te laten verblijven. Zij heeft hier achteraf spijt van.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er veel onduidelijkheden zijn over wat er de afgelopen maanden, sinds de vakantie van de moeder naar de Dominicaanse Republiek, is gebeurd. Wel kan met zekerheid worden vastgesteld dat de moeder sinds 4 januari 2021 niet meer de feitelijke verzorging en opvoeding over [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] draagt. De kinderen verblijven sindsdien bij de stiefmoeder. De moeder heeft hiervoor schriftelijk toestemming gegeven, maar is het hier achteraf gezien niet (meer) mee eens. De stiefmoeder heeft aangegeven de zorg over [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] niet langer aan te kunnen vanwege conflicten en gevechten bij haar thuis en wegloopgedrag van de kinderen. Het wijkteam heeft eerder in het vrijwillig kader zorgen geuit over de opvoedsituatie bij de moeder, onder andere vanwege mogelijke kindermishandeling. Omdat de veiligheid van de kinderen bij de moeder niet gewaarborgd kon worden, zijn de kinderen met spoed in een crisispleeggezin geplaatst. Zolang niet duidelijk is hoe de thuissituatie van de moeder is, is een terugplaatsing van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] bij de moeder niet mogelijk. Gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling zal meer duidelijk moeten worden en zal verder onderzocht moeten worden welke hulpverlening nodig is voor de kinderen en de moeder en welke verblijfplaats het meest in het belang van de kinderen is. Als gedurende dit onderzoek blijkt dat de thuissituatie bij de moeder voldoende veilig en stabiel is, dienen de kinderen direct thuisgeplaatst te worden. De Raad heeft ter zitting toegezegd hier dan voor te zullen zorgen.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding.
Op 15 juni 2021 is door de piketrechter een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend. Ter zitting is gebleken dat de kinderen niet in een crisisopvang verblijven, maar in een pleeggezin. De kinderrechter heft daarom de eerder verleende machtiging tot uithuisplaatsing per direct op en wijst het gewijzigde verzoek van de Raad toe voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
heft op de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, per heden;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] in een voorziening voor (crisis)pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.