In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2021 een beschikking gegeven over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], geboren in 2018. De moeder van [voornaam minderjarige], hierna te noemen de moeder, woont in [woonplaats moeder] en heeft het ouderlijk gezag. De minderjarige verblijft momenteel in een medisch pleeggezin, waar hij de nodige zorg en aandacht krijgt, vooral gezien zijn diabetes. De kinderrechter heeft de zaak behandeld op basis van een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: GI), die verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot de ondertoezichtstelling eindigt op 24 december 2021.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder zich meewerkend opstelt en haar best doet om de zorg voor [voornaam minderjarige] te verbeteren. Echter, gezien de medische situatie van de minderjarige en de noodzaak voor stabiliteit in zijn verzorging, is het in het belang van [voornaam minderjarige] dat de uithuisplaatsing wordt verlengd. De kinderrechter heeft de moeder de tijd gegeven om verder te leren hoe zij de diabetes van haar kind kan beheren, en heeft benadrukt dat de omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige] moet worden uitgebreid waar mogelijk.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlengd tot 24 december 2021 en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.