ECLI:NL:RBROT:2021:6905

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
C/10/617155 / JE RK 21-1041
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 4 juni 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2017. De zaak betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 13 juni 2019 en is sindsdien steeds verlengd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [voornaam minderjarige] door haar eigen problematiek niet in staat is om de zorg voor haar kind op zich te nemen. De minderjarige verblijft momenteel bij pleegouders, die adequaat kunnen inspelen op haar behoeften. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar. Tijdens de zitting hebben zowel de moeder als de pleegouders ingestemd met het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, zodat er voldoende tijd is voor de Raad voor de Kinderbescherming om onderzoek te doen naar het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de verzoeken toegewezen en de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 13 juni 2022. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/617155 / JE RK 21-1041
datum uitspraak: 4 juni 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2017 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. M. Karsdorp te Apeldoorn,

[naam pleegvader] en [naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen: de pleegouders, wonende te [woonplaats pleegouders] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 20 april 2021, ingekomen bij de griffie op 21 april 2021;
Op 4 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, voornoemd;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] ;
- de pleegouders, dhr. [naam pleegvader] en mw. [naam pleegmoeder] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de pleegouders.
Bij beschikking van 13 juni 2019 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd tot 13 juni 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 juni 2020 tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 13 juni 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.
Daarnaast is verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Bij [voornaam minderjarige] is sprake van veel kindeigen problematiek. Ondanks dat de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] veel vraagt van de pleegouders, is te zien dat de pleegmoeder adequaat kan reageren op het gedrag van [voornaam minderjarige] . Tegelijkertijd is de moeder door haar eigen problematiek nog steeds niet in staat om [voornaam minderjarige] de verzorging en opvoeding te bieden die zij nodig heeft. De GI heeft het afgelopen jaar het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige] beoordeeld, wat uiteindelijk heeft geleid tot een verzoek aan de Raad voor de Kinderbescherming om onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI. Enerzijds acht de moeder het in het belang van [voornaam minderjarige] dat er een onderzoek wordt gestart naar haar toekomstperspectief. Anderzijds vindt de moeder het wel belangrijk dat zij betrokken blijft bij de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] . De moeder heeft immers nog steeds het gezag over [voornaam minderjarige] en dit betekent dat bepaalde beslissingen met betrekking tot de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] nog met de moeder besproken moeten worden. Verder wil de moeder graag kennis maken met de nieuwe jeugdbeschermer.
Door de pleegouders is ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI. De pleegmoeder is werkzaam binnen de jeugdhulpverlening en weet hierdoor goed hoe zij om moet gaan met het gedrag van [voornaam minderjarige] . De pleegouders hebben hun eigen leven volledig aangepast aan de behoeften van [voornaam minderjarige] zodat zij haar op een goede manier kunnen begeleiden. Ondanks dat [voornaam minderjarige] af en toe nog een driftbui krijgt, weten de pleegouders haar daarna te kalmeren. Verder kan [voornaam minderjarige] het goed vinden met de andere pleegdochter van de pleegouders. Voor [voornaam minderjarige] is het van belang dat binnenkort duidelijk zal worden waar haar perspectief ligt. De pleegouders geven hierbij wel aan dat zij het heel belangrijk vinden dat de moeder een rol blijft houden in het leven van [voornaam minderjarige] ; een eventuele gezagsbeëindiging maakt dit niet anders; de moeder is heel belangrijk voor [voornaam minderjarige] .

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Ondanks dat de pleegouders in staat zijn om op een adequate manier om te gaan met de kindeigen problematiek van [voornaam minderjarige] , is te zien dat [voornaam minderjarige] nog steeds zorgelijk gedrag vertoont. De moeder is vanwege haar eigen problematiek niet in staat om de zware taak van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] weer op zich te kunnen nemen. Gezien de periode dat [voornaam minderjarige] al bij de pleegouders woont, is het in het belang van [voornaam minderjarige] dat er door de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek wordt gedaan naar haar toekomstperspectief. In het kader van dat onderzoek zullen alle betrokkenen gehoord worden door de Raad. Uit het onderzoek zal blijken of een eventuele thuisplaatsing bij de moeder nog aan de orde is. Gezien het belang van het onderzoek, is het noodzakelijk dat er voldoende tijd uitgetrokken wordt om het zorgvuldig te kunnen uitvoeren. In afwachting van het onderzoek is het in het belang van [voornaam minderjarige] dat zij bij de pleegouders blijft wonen.
Gezien het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Tevens is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal daarom de verzoeken toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 13 juni 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 13 juni 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Hermans, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 22 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.