ECLI:NL:RBROT:2021:6907

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
C/10/612357 / JE RK 21-231
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige na aanhouding mondelinge behandeling

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 18 juni 2021, is het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] afgewezen. De Raad had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. De ouders van [voornaam minderjarige] hebben de afgelopen periode echter positieve stappen gezet in hun communicatie en samenwerking. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de ouders de noodzakelijke zorg voor [voornaam minderjarige] niet zouden accepteren. Er is een psychodiagnostisch onderzoek (PO) aangevraagd om de oorzaak van het zorgelijke gedrag van [voornaam minderjarige] vast te stellen. De ouders hebben aangegeven mee te willen werken aan de benodigde hulpverlening, en de kinderrechter heeft geconcludeerd dat er op dit moment geen gronden zijn voor een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de ouders erop gewezen dat het van groot belang is dat het PO daadwerkelijk plaatsvindt en dat zij de adviezen die daaruit voortkomen accepteren. De beschikking is openbaar uitgesproken en de ouders zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/612357 / JE RK 21-231
datum uitspraak: 18 juni 2021

beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2014 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. H. Folkers te Rotterdam,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat: mr. R.E. Gout de Kreek te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 19 februari 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- het aanvullende onderzoeksrapport met bijlagen van de Raad van 27 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 31 mei 2021,
- de reactie van de ouders op het onderzoeksrapport van 27 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 31 mei 2021.
Op 4 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland, gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.

Het aangehouden verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Ondanks dat de ouders de afgelopen periode op een positieve wijze met elkaar hebben gecommuniceerd en stappen hebben gemaakt, bestaan er nog steeds zorgen over de algehele ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Momenteel staat [voornaam minderjarige] op de wachtlijst voor een psychodiagnostisch onderzoek (PO). Uit dit onderzoek zal blijken of het gedrag van [voornaam minderjarige] voortkomt uit kindeigen problematiek of mogelijk een gevolg is van onderliggende problematiek die voortkomt uit het systeem. Het is onduidelijk of de ouders de uitkomst van dit onderzoek zullen accepteren. Ten aanzien van de moeder wordt gezien dat zij de wens heeft om de vrijwillige hulpverlening zo snel mogelijk af te bouwen. Verder wil de moeder binnenkort verhuizen. Dit betekent dat [voornaam minderjarige] naar een nieuwe school zal moeten en dat er vrijwillige hulpverlening moet worden opgestart in de nieuwe omgeving. Gezien bovenstaande zorgen is het onzeker of de benodigde hulpverlening binnen het vrijwillige kader opgestart zal worden. Verder bestaan er zorgen over de duurzaamheid van de positieve communicatie tussen de ouders op de langere termijn. Daarom is het belangrijk dat er door middel van een ondertoezichtstelling binnen het gedwongen kader zicht blijft op de opvoedsituatie.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Enerzijds is er een stijgende lijn te zien in de communicatie en de samenwerking tussen de ouders. Anderzijds bestaat er nog steeds onzekerheid over de acceptatie van de benodigde hulpverlening. Uit het PO van [voornaam minderjarige] zal blijken of de problematiek van [voornaam minderjarige] mogelijk voortkomt uit het systeem. Ondanks dat de ouders aangeven dat zij zullen meewerken aan alle hulpverlening, blijft dit een onzeker punt. Gezien de voorgeschiedenis van de ouders is het verstandig om zicht te blijven houden op de opvoedsituatie. Binnen een ondertoezichtstelling kunnen de ouders begeleid en ondersteund worden waar dit nodig is.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De afgelopen periode is de relatie tussen de ouders op een positieve wijze veranderd. Het is onzeker of dit blijvend is, maar op dit moment gaat het goed. Er kan niet worden gesteld dat de ouders de zorg voor zichzelf of voor [voornaam minderjarige] onvoldoende accepteren. [voornaam minderjarige] staat op de wachtlijst voor een PO en de ouders hebben aangegeven dat zij meewerken aan de benodigde hulpverlening voor [voornaam minderjarige] . De moeder geeft daarnaast aan dat zij ook persoonlijke hulpverlening wil accepteren. Dit heeft zij al laten zien door in te stemmen met een persoonlijkheidsonderzoek. Op dit moment is het daarom nog te vroeg om na te denken over een eventuele ondertoezichtstelling. Het is van belang om eerst de uitkomst van het onderzoek af te wachten zodat het duidelijk wordt welke hulpverlening er opgestart moet worden. Over de mogelijke verhuizing geeft de moeder aan dat zij de wens heeft om te verhuizen, maar dat dit binnen nu en een jaar waarschijnlijk nog niet van de grond komt.
Door en namens de vader is ook verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Sinds de geboorte van [voornaam minderjarige] is er al hulpverlening in de thuissituatie. Binnenkort zal er een PO starten bij [voornaam minderjarige] en hieruit zal blijken welke hulpverlening er verder nodig is. Momenteel communiceren de ouders op een positieve wijze met elkaar en gaat het al ruim zes maanden goed in de thuissituatie. Het is dan ook niet noodzakelijk dat een jeugdbeschermer de regie voert omdat de ouders hebben laten zien dat zij in staat zijn om zelf vrijwillige hulpverlening te accepteren. Bovendien kan een ondertoezichtstelling juist een negatieve werking hebben omdat dit zou kunnen leiden tot demotivatie bij de ouders. De vader geeft verder aan dat de mogelijke verhuizing goed zou zijn voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] omdat hij dan naar een openbare basisschool zal gaan, in tegenstelling tot de christelijke basisschool waar hij nu heen gaat. Daarnaast zal door de verhuizing de reisafstand naar [voornaam minderjarige] korter worden, waardoor er vaker contact kan zijn.

De beoordeling

Op grond van lid 1 van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, lid 2 BW in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Het is nog onduidelijk of het zorgelijke gedrag van [voornaam minderjarige] kind-eigen is of (mede) wordt veroorzaakt door de onderliggende problematiek binnen het systeem. Om dit vast te kunnen stellen zal er binnenkort een PO starten bij [voornaam minderjarige] . Uit dit onderzoek zal hopelijk blijken waar het zorgelijke gedrag van [voornaam minderjarige] vandaan komt en welke hulpverlening er ingezet moet worden. De ouders staan beiden achter het uitvoeren van het PO en het naar aanleiding daarvan inzetten van de noodzakelijke hulp en begeleiding.
Sinds enige tijd is de communicatie tussen de ouders verbeterd; deze is directer geworden en ouders kunnen nu ook moeilijke onderwerpen samen bespreken. Het gesprek met de Raad op 11 mei 2021 hebben de ouders ook gezamenlijk gevoerd. Hierdoor verloopt de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader ook beter; deze is inmiddels onbegeleid. Ouders hebben er beiden vertrouwen in dat deze constructieve wijze van communiceren zal worden voortgezet. Coach Point bevestigt de verbeterde communicatie en heeft de Raad laten weten dat ouders nu vorm geven aan gezamenlijk ouderschap.
Daarnaast zijn ouders het er met elkaar over eens dat een verhuizing van de moeder met [voornaam minderjarige] op termijn in het belang van [voornaam minderjarige] zal zijn.
Op grond van vorenstaande stelt de kinderrechter vast dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de ouders de zorg die in verband met het wegnemen van de genoemde ontwikkelings-bedreiging voor [voornaam minderjarige] noodzakelijk is, onvoldoende zouden accepteren. Hierdoor zijn er (op dit moment) onvoldoende gronden voor een ondertoezichtstelling. De kinderrechter zal het verzoek van de Raad daarom afwijzen.
De kinderrechter wijst de ouders erop dat het van groot belang is dat het PO daadwerkelijk plaats vindt, dat de ouders de daarin (mogelijk) te adviseren hulp en begeleiding accepteren en dat de communicatie tussen de ouders en de omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige] naar behoren blijven voortduren.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de Raad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Hermans, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.