ECLI:NL:RBROT:2021:6972

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
10/730173-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en kogelpatronen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en kogelpatronen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Ö. Saki. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 13 januari 2020, 21 mei 2021 en 2 juni 2021. De officier van justitie, mr. J. Boender, eiste een gevangenisstraf van acht maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte was betrokken bij een schietincident op 29 september 2019, waarbij hij zelf gewond raakte. Tijdens het onderzoek werd een vuurwapen aangetroffen in de kelder van een café, waar de verdachte zich had verstopt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over het vuurwapen en de kogelpatronen, mede op basis van DNA-analyses die op het wapen waren aangetroffen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van een vuurwapen onaanvaardbaar is en dat dit soort feiten grote onrust in de maatschappij veroorzaakt. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verwondingen door het schietincident, en kwam tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/730173-19
Datum uitspraak: 16 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13 januari 2020, 21 mei 2021 en 2 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij de einduitspraak;
  • de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen vuurwapen.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het aangetroffen vuurwapen en de kogelpatronen voorhanden heeft gehad. Het is niet uit te sluiten dat iemand anders het in het café aangetroffen vuurwapen daar heeft achtergelaten. Dat het bloed van de verdachte op het wapen is aangetroffen, kan worden verklaard doordat de verdachte heftig bloedend in het café is gevonden.
4.1.2.
Beoordeling
Op 29 september 2019 stond de verdachte voor het café “ [naam café] ” te Rotterdam, hierna te noemen “het café”, te roken. De verdachte werd beschoten vanuit een auto waarbij hij geraakt werd in zijn bil. De verdachte is vervolgens het café ingedoken en heeft zich begeven naar de achterzijde van het café waar zich een verlaging bevindt. Vanuit de verlaging leidt een deur naar een kelderruimte. De verdachte is heftig bloedend door de politie aangetroffen op de verlaging. Bij de keldertoegang lag veel bloed en in het bloed zijn drie kogelpatronen kaliber .22 longrifle aangetroffen. Achter de kelderdeur op de onderste trede van de trap was een op bloed gelijkend spoor aanwezig. Tussen de kratten in de kelder is een vuurwapen van het merk/type Neumann, type Pedersoli .22 LR, hierna “het vuurwapen”, aangetroffen. In de kamer van het vuurwapen zat een kogelpatroon die qua uiterlijk geheel overeenkomt met de kogelpatronen die bij de keldertoegang lagen.
Op het vuurwapen zijn DNA-mengprofielen aangetroffen. Het betreft twee bemonsteringen. Het monster dat links op het wapen is aangetroffen bevat bloed. De bemonstering rechts op het wapen bevat geen bloed. Het NFI acht het in laatstgenoemde bemonstering aangetroffen DNA-mengprofiel meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van de verdachte en één willekeurige onbekende persoon dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige andere personen. De rechtbank concludeert hieruit dat de verdachte aan het aangetroffen DNA-mengprofiel heeft bijgedragen.
Op basis van de bewijsmiddelen, in hun onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over het vuurwapen. Hoewel een relatief grote hoeveelheid bloed van de verdachte op de plaats van het delict aanwezig was, acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat genoemd DNA-spoor via contaminatie op het vuurwapen terecht is gekomen, dit gelet op de locatie waar het vuurwapen is aangetroffen alsmede het feit dat het op de rechterzijde van het vuurwapen aangetroffen monster geen bloed bevat. Gelet op de gelijkenis van de drie kogelpatronen met de kogelpatroon in de kamer van het vuurwapen, is de rechtbank tevens van oordeel dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de drie aangetroffen kogelpatronen.
4.1.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het vuurwapen en de kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 29 september 2019 te Rotterdam
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1
van Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een (omgebouwd gas)pistool, van het merk/type: Neumann Pedersoli,
kaliber .22 LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en
voor dit vuurwapen geschikte munitie
in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III
van de Wet wapens en munitie, te weten 3 kogelpatronen, kaliber .22 LR,
voorhanden heeft gehad.
Kennelijke verschrijvingen zijn door de rechtbank verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Na een beschieting is een vuurwapen met kogelpatronen van de verdachte aangetroffen. De situatie waar de verdachte zich op dat moment in bevond acht de rechtbank bedenkelijk.
Het bezit van (vuur)wapens leidt gemakkelijk tot het gebruik ervan en goed voor te stellen is dat de verdachte, als hij niet direct was geraakt, zich met het vuurwapen had verdedigd. Het voorhanden hebben van een vuurwapen is volstrekt onaanvaardbaar, temeer omdat vuurwapens en het gebruik ervan veel en grote onrust binnen de maatschappij veroorzaken. Dat vuurwapenbezit tot levensgevaarlijke situaties leidt is hier helaas maar weer gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, maar niet in de afgelopen vijf jaar. De rechtbank zal de eerdere veroordeling bij de straftoemeting dan ook niet in het nadeel van de verdachte laten meewegen.
7.1.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank houdt er in strafmatigende zin rekening mee dat het een ouder strafbaar feit betreft alsmede dat door het schietincident de verdachte gewond is geraakt en nog steeds veel last heeft van zijn verwondingen. Een gevangenisstraf zal dus voor de verdachte meer belastend zijn dan normaliter. De rechtbank is dan ook tot een lagere straf gekomen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank acht anders dan de officier van justitie geen termen aanwezig om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen vuurwapen te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich niet verzet tegen de onttrekking aan het verkeer.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen vuurwapen zal worden onttrokken aan het verkeer. Het feit is met betrekking tot het vuurwapen begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 36b, 36c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1
STK Pistool
NEUMANN.22 LR [serienummer] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 29 september 2019 te Rotterdam
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1
van Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een (omgebouwd gas)pistool, van het merk/type: Neuman Pedersoli,
kaliber .22 LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie
in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III
van de Wet wapens en munitie, te weten 3 kogelpatronen, kaliber .22 LR,
voorhanden heeft gehad.