In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en kogelpatronen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Ö. Saki. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 13 januari 2020, 21 mei 2021 en 2 juni 2021. De officier van justitie, mr. J. Boender, eiste een gevangenisstraf van acht maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte was betrokken bij een schietincident op 29 september 2019, waarbij hij zelf gewond raakte. Tijdens het onderzoek werd een vuurwapen aangetroffen in de kelder van een café, waar de verdachte zich had verstopt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over het vuurwapen en de kogelpatronen, mede op basis van DNA-analyses die op het wapen waren aangetroffen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van een vuurwapen onaanvaardbaar is en dat dit soort feiten grote onrust in de maatschappij veroorzaakt. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verwondingen door het schietincident, en kwam tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.