ECLI:NL:RBROT:2021:6975

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
620043 FT EA 21-721
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de schuldsaneringsregeling met toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door de verzoeker. De verzoeker verkeert in een situatie waarin hij heeft opgehouden te betalen, en er is onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden, met name de schulden aan het CJIB en de Belastingdienst. Ondanks het ontbreken van goede trouw, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzoeker zijn omstandigheden onder controle heeft gekregen door budgetbeheer, waardoor zijn schulden beheersbaar zijn geworden. De rechtbank heeft de verzoeker toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, waarbij mr. B.A. Cnossen is benoemd tot rechter-commissaris. De rechtbank heeft ook een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder toegekend en de bewindvoerder belast met het openen van aan de schuldenaar gerichte correspondentie. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. C. de Jong, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Timmermans, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 19 juli 2021
[naam],
[adres] ,
[woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is telefonisch gehoord op 12 juli 2021 conform TARIC (de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbank vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis). De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In het bijzonder heeft de rechtbank gekeken naar de schulden aan het CJIB van in totaal € 4.699,-. Uit het overzicht van het CJIB met peildatum 28 juni 2021 blijkt dat het voornamelijk gaat om verkeersboetes ontstaan in de jaren 2018, 2019 en 2020. Deze schuld is naar zijn aard niet te goeder trouw ontstaan.
Verder heeft verzoeker volgens het overzicht van 15 januari 2020 een schuld aan de Belastingdienst van € 8.961,- waarvan een bedrag van € 7.825,- betrekking heeft op teruggevorderde huurtoeslag van de jaren 2015, 2016 en 2017. Daarnaast heeft een bedrag van € 1.136,- betrekking op motorrijtuigenbelasting 2018 en 2019.
Naar het oordeel van de rechtbank is het de verantwoordelijkheid van verzoeker om er voor zorg te dragen dat de Belastingdienst juist en volledig is geïnformeerd en dat de verschuldigde belastingen zijn betaald. Verzoeker heeft dit niet gedaan. Verzoeker heeft ter zitting niet aannemelijk gemaakt dat hem ten aanzien van het verstrekken van de juiste gegevens en van het nalaten de verschuldigde belastingen te betalen geen verwijt treft. Aldus is deze schuld niet te goeder trouw ontstaan althans onbetaald gelaten.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Sinds juni 2019 heeft verzoeker budgetbeheer waardoor zijn schulden nu beheersbaar zijn en zijn uitgavenpatroon bewaakt wordt. De situatie van verzoeker is al enige tijd stabiel. Om die reden wordt verzoeker toch toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[naam],
geboren op [geboortedatum] te Rotterdam,
wonende te [adres] , [woonplaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. B.A. Cnossen
en tot bewindvoerder N.L. Menso,
gevestigd te Postbus 45713,
2504 BC Den Haag;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. L. Timmermans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2021.
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen