ECLI:NL:RBROT:2021:7036

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
9250282 \ VZ VERZ 21-9371
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verschil van inzicht tussen partijen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Hoogvliet B.V. en haar werknemer, [verweerder]. De werknemer was sinds 15 mei 2019 in dienst als Directeur Operations en had een bruto salaris van € 16.025,60 per vier weken. De ontbinding werd verzocht op basis van een verschil van inzicht over de invulling van de functie. Beide partijen hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling, waardoor de kantonrechter besloot de zaak op basis van de ingediende stukken te beoordelen.

De kantonrechter overwoog dat volgens artikel 7:669 lid 1 BW een arbeidsovereenkomst alleen kan worden opgezegd indien er een redelijke grond voor is en herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is. Aangezien partijen het erover eens waren dat er een verschil van inzicht bestond, concludeerde de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst niet in stand kon blijven. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 september 2021 en kende een beëindigingsvergoeding van € 200.000,- bruto toe, inclusief de wettelijke transitievergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

De beslissing van de kantonrechter werd genomen in het kader van het civiele recht en arbeidsrecht, waarbij de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek werden toegepast. De uitspraak biedt inzicht in de voorwaarden voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst en de afspraken die partijen kunnen maken over beëindigingsvergoedingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9250282 \ VZ VERZ 21-9371
uitspraak: 16 juli 2021
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hoogvliet B.V.,
gevestigd te Bleiswijk,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H.F. Demper,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats verweerder],
verweerder,
gemachtigde: mr. M.E.J. van Gelderen.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Hoogvliet” en “[verweerder]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het verzoekschrift, per fax ingekomen op 31 mei 2021, met producties,
  • het verweerschrift, met producties;
  • het aangepaste verzoekschrift van 9 juli 2021;
  • de brief van [verweerder] van 9 juli 2021;
1.2.
De mondelinge behandeling op 12 juli 2021 is niet doorgegaan, omdat beide partijen op 9 juli 2021 te kennen hebben gegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling van het verzoekschrift.
1.3.
De kantonrechter heeft naar aanleiding daarvan besloten de zaak op de stukken af te doen en de uitspraak van de beschikking bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1.
[verweerder] is op 15 mei 2019 in dienst getreden bij Hoogvliet in de functie van Directeur Operations. Het laatste salaris van [verweerder] bedroeg € 16.025,60 bruto per vier weken, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.

3..Het geschil

3.1.
Het gewijzigde verzoek strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] onder toepassing van de reguliere opzegtermijn per 1 september 2021 op grond van een verschil van inzicht tussen partijen over de wijze waarop de functie moet worden ingevuld, althans een door de kantonrechter te bepalen ontbindingsgrond.
3.2.
Volgens [verweerder] heeft hij met Hoogvliet overeenstemming bereikt over het ontbindingsverzoek en hij kan instemmen met het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een verschil van inzicht.

4..De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden opgezegd, indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat er tussen hen een verschil van inzicht is over de wijze waarop de functie moet worden ingevuld en dat daarom de arbeidsovereenkomst niet in stand kan blijven. Nu herplaatsing van [verweerder] in een andere passende functie gelet hierop niet in de rede ligt en niet is gebleken dat sprake is van enig opzegverbod zal de kantonrechter de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst ontbinden. Gelet op de standpunten van partijen is immers sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1 sub a BW in samenhang gelezen met artikel 7:669 lid 3 sub h BW.
4.3.
Bij ontbinding per 1 september 2021 wordt de wettelijke opzegtermijn in acht genomen, zodat de arbeidsovereenkomst zoals verzocht per 1 september 2021 zal worden ontbonden.
4.4.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over een beëindigingsvergoeding ter hoogte van € 200.000,- bruto. Dit bedrag omvat volgens partijen reeds de wettelijke transitievergoeding waarop [verweerder] door de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op initiatief van Hoogvliet aanspraak kan maken. De kantonrechter begrijpt de afspraak tussen partijen aldus dat een beëindigingsvergoeding is overeengekomen, gelijk aan het verschil tussen € 200.000,- en het bedrag van de wettelijke transitievergoeding. Anders geformuleerd: partijen zijn overeengekomen dat Hoogvliet de wettelijke transitievergoeding zal aanvullen tot een bedrag van € 200.000,-. Dit bedrag zal worden toegewezen op de wijze als hierna omschreven. Bij toewijzing van een afzonderlijke ‘verklaring voor recht’ dat [verweerder] geen afzonderlijke aanspraak toekomt op uitbetaling van de transitievergoeding hebben partijen gelet op het voorgaande geen belang.
4.5.
Gelet op de aard van het geschil en de tussen partijen getroffen regeling, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 september 2021;
veroordeelt Hoogvliet aan [verweerder] ter zake van de wettelijke transitievergoeding en de overeengekomen beëindigingsvergoeding te betalen een bedrag van € 200.000,- bruto;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688