ECLI:NL:RBROT:2021:706

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
C/10/609834 / JE RK 20-3473
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 15 december 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige, de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West zijn gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, met gedragsproblematiek en een verstoorde ouder-kind relatie. De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling, maar de vader heeft twijfels geuit over de plaatsing op een behandelgroep. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat intensieve behandeling noodzakelijk is voor [voornaam minderjarige] om zijn emotionele en gedragsproblemen aan te pakken. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met als doel de ontwikkeling en veiligheid van [voornaam minderjarige] te waarborgen.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Verweij, kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/609834 / JE RK 20-3473
datum uitspraak: 15 januari 2021

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 15 december 2020, ingekomen bij de griffie op 16 december 2020.
Op 15 januari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster] ,
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, hierna te noemen de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft op de leefgroep De Opper .

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van negen maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] verblijft al lange tijd op de crisisopvang en dat is geen goede plek voor hem. Het is goed te horen dat hij naar een behandelgroep kan, de uitslagen van het persoonlijkheidsonderzoek (PO) zullen nodig zijn om een goede plek voor hem te vinden. De komende negen maanden zullen nodig zijn om het perspectief van [voornaam minderjarige] te kunnen bepalen.

De standpunten

De GI staat achter het verzoek van de Raad. De GI begrijpt de ouders en zal met de ouders kijken welke stappen in het belang van de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] zijn.
De vader heeft geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] . De vader staat niet volledig achter de plaatsing van [voornaam minderjarige] op een behandelgroep. [voornaam minderjarige] wil graag naar huis, hij kan de ene week bij de vader wonen en de andere week op de behandelgroep. [voornaam minderjarige] heeft het emotioneel zwaar, hij heeft meerdere suïcidepogingen gedaan. De GI kan controleren of het goed gaat bij de vader.
De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Het PO is kort geleden afgerond, het Wijkteam en De Opper hebben de uitslag daarvan. Uit het PO blijkt dat [voornaam minderjarige] moeite heeft om het overzicht te bewaren. Het is begrijpelijk dat [voornaam minderjarige] terug naar huis wil, bij de Opper heeft hij geen behandeling gekregen en hij beseft zich wat hij thuis mist. De moeder wil het liefst dat [voornaam minderjarige] naar huis kan, maar zij begrijpt dat [voornaam minderjarige] de behandelgroep nodig heeft. [voornaam minderjarige] is aangemeld bij Auriga, daar kan hij behandeling krijgen gericht op zijn emoties en gevoelens. De moeder maakt zich wel zorgen dat [voornaam minderjarige] weer suïcidaal wordt als hij niet meer bij de moeder kan langskomen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er is bij [voornaam minderjarige] sprake van gedragsproblematiek en een verstoorde ouder-kind relatie. [voornaam minderjarige] vertoont zelfbepalend en grensoverschrijdend gedrag en is meerdere keren in aanraking gekomen met de politie. De moeder kampt met persoonlijke problematiek, terwijl de vader lange tijd afwezig is geweest in het leven van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] heeft meerdere ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt in zijn leven en heeft de afgelopen jaren weinig stabiliteit en veiligheid gekend.
[voornaam minderjarige] verblijft sinds augustus 2020 bij De Opper , waar er sprake leek te zijn van een prille positieve ontwikkeling. Desondanks heeft [voornaam minderjarige] onlangs een suïcidepoging ondernomen. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat [voornaam minderjarige] zo snel mogelijk passende hulpverlening geboden krijgt gericht op het uiten van zijn emoties en gevoelens. Daarnaast zal er aandacht moeten zijn voor het zelfbepalende gedrag van [voornaam minderjarige] . Gelet op de ernst van de problematiek en de verstoorde relatie tussen [voornaam minderjarige] en zijn ouders is het van belang dat [voornaam minderjarige] eerst intensieve behandeling zal krijgen op een behandelgroep, voor [voornaam minderjarige] weer bij (een van) de ouders zal kunnen wonen. Het PO dat onlangs is afgerond kan daarbij helpen om de passende behandeling voor [voornaam minderjarige] in te zetten. In het kader van zijn behandeling is het zeer van belang om een vertrouwensband met [voornaam minderjarige] op te bouwen om een nieuwe suïcedepoging te voorkomen. Bij dit alles is de betrokkenheid van de GI noodzakelijk om te bewerkstelligen en te monitoren dat zo spoedig mogelijk de noodzakelijke hulpverlening voor [voornaam minderjarige] kan worden ingezet. Ook kan de GI mogelijk - in overleg met de behandelaars - bewerkstelligen dat de huidige (bij De Opper bestaande) verlofafspraken van [voornaam minderjarige] op de nieuwe groep worden gecontinueerd, nu [voornaam minderjarige] daaruit veel motivatie put. Daarnaast kan de GI [voornaam minderjarige] en de ouders begeleiden in het traject.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht, met ingang van 15 januari 2021 tot 15 januari 2022;
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, met ingang van 15 januari 2021 tot 15 oktober 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2021 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 januari 2021.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.