In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 15 december 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige, de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West zijn gehoord.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, met gedragsproblematiek en een verstoorde ouder-kind relatie. De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling, maar de vader heeft twijfels geuit over de plaatsing op een behandelgroep. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat intensieve behandeling noodzakelijk is voor [voornaam minderjarige] om zijn emotionele en gedragsproblemen aan te pakken. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met als doel de ontwikkeling en veiligheid van [voornaam minderjarige] te waarborgen.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Verweij, kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.