ECLI:NL:RBROT:2021:7078

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
C/10/619132 / FA RK 21-4037
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie

Op 28 mei 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een 14-jarig kind, hierna betrokkene, dat lijdt aan ADHD en een verstandelijke beperking. De officier van justitie had verzocht om voortzetting van de op 24 mei 2021 opgelegde crisismaatregel, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling, die via een beeld- en geluidverbinding plaatsvond, werd betrokkene gehoord, samen met zijn advocaat en een psychiater. De rechtbank constateerde dat betrokkene niet in staat was om zich te laten horen en dat hij zich zeer onrustig gedroeg. De psychiater verklaarde dat betrokkene in een ernstige crisissituatie verkeerde, mede door het staken van zijn medicatie en het omdraaien van zijn dag- en nachtritme. Dit leidde tot extreme angst en onrust, en betrokkene vertoonde fysiek agressief gedrag.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, en dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, waarbij de bewegingsvrijheid van betrokkene werd beperkt en hij in een accommodatie moest worden opgenomen totdat zijn toestand voldoende was gestabiliseerd. De rechtbank wees andere door de officier verzochte vormen van verplichte zorg af, omdat deze niet noodzakelijk waren gemotiveerd. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel geldt voor een periode van drie weken, tot en met 18 juni 2021. De beschikking is mondeling gegeven door mr. M. van Kuilenburg, rechter, in tegenwoordigheid van G. de Man, griffier, en schriftelijk uitgewerkt op 7 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/619132 / FA RK 21-4037
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 28 mei 2021 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] 2007, [geboorteplaats betrokkene],
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats betrokkene],
thans verblijvende in Yulius, locatie Boerhaavelaan te Barendrecht,
advocaat mr. M. de Reus te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 27 mei 2021, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 24 mei 2021 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 24 mei 2021;
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1], psychiater, van 24 mei 2021;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens van betrokkene; en
  • het bericht dat er geen strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 mei 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2], psychiater, verbonden aan Yulius; en
  • [naam 3], vader van betrokkene.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.4.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat was zich te doen horen. Tijdens de mondelinge behandeling is er geen gesprek met betrokkene te voeren omdat hij zeer onrustig gedrag vertoont. Verder valt ten zeerste te betwijfelen of betrokkene de strekking van het gesprek begrijpt.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en ernstige psychische schade voor zichzelf of anderen.
Betrokkene is een 14-jarig kind met ADHD in combinatie met forse LVB-problematiek. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de psychiater verklaard dat de ouders van betrokkene de ADHD-medicatie hebben gestaakt vanwege de Ramadan en omdat ze dachten dat dit geen effect meer had. Het staken van de medicatie in combinatie met het omdraaien van het dag- en nachtritme heeft geleid tot een volledige ontregeling van het toestandsbeeld van betrokkene, waarbij er hij overspoelt wordt door emoties. Dit uit zich in extreme angst, onrustigheid, en ontremming. Betrokkene overziet de situatie niet. Voorafgaand aan de opname heeft betrokkene bijna een week niet of nauwelijks geslapen. Ook at en dronk hij zeer weinig. Betrokkene vertoont onrustig en angstig gedrag waarbij hij niet te instrueren of te kalmeren is. Zo probeerde hij tijdens het gesprek met de onderzoekend psychiater weg te lopen, hetgeen hij ook tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaan. De onrust neemt toe waarbij betrokkene fysiek agressief is naar familie en voorwerpen. Betrokkene wilde uit het raam springen waarbij hij door familieleden tegengehouden moest worden. Het steunsysteem is overbelast geraakt. De psychiater is van oordeel dat het nog niet haalbaar is om betrokkene met ontslag te laten gaan. Momenteel wordt betrokkene opnieuw ingesteld op medicatie (Concerta) en wordt er dagbesteding voor hem opgestart. Zodra het toestandsbeeld van betrokkene voldoende is gestabiliseerd en hij is ingesteld op medicatie, mag hij terug naar huis, aldus de psychiater. Een langere opname is daarom noodzakelijk.
2.2.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, te weten een verstandelijke beperking (functioneringsniveau van een 5/6-jarige) en tevens is betrokkene gediagnosticeerd met ADHD.
2.3.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het beperken van de bewegingsvrijheid, gedurende de opname; en
  • het opnemen in een accommodatie, geldend tot wanneer betrokkene is ingesteld op medicatie en het toestandsbeeld van betrokkene voldoende is gestabiliseerd.
2.5.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht, voeding en medicatie, het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, het insluiten, het uitoefenen van toezicht op betrokkene, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd.
2.6.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Uit de medische verklaring is gebleken dat betrokkene niet meewerkt. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.8.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 18 juni 2021;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 28 mei 2021 mondeling gegeven door mr. M. van Kuilenburg, rechter, in tegenwoordigheid van G. de Man, griffier, en op 7 juni 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.