In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft op 10 juni 2021 een verzoekschrift ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, voor de duur van de ondertoezichtstelling die loopt tot 11 oktober 2021. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader van [naam kind] aanwezig was, maar de moeder niet. Aangezien de vader de Nederlandse taal niet machtig is, was er een tolk aanwezig om het verhoor te faciliteren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] momenteel verblijft bij Harreveld en dat hij zich daar positief ontwikkelt. De kinderrechter heeft de noodzaak van de uithuisplaatsing onderbouwd met de overweging dat [naam kind] zijn diploma kan behalen en dat het in zijn belang is om in een veilige omgeving te verblijven. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de periode van 16 juli 2021 tot 11 oktober 2021, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 juli 2021.
Belanghebbenden kunnen binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep instellen, waarbij de vader heeft aangegeven het eens te zijn met het verzoek van de GI. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.G.L. van der Linden als griffier.