ECLI:NL:RBROT:2021:7261
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aanslag Onroerende Zaak Belasting voor woning in aanbouw en tarief niet-woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een particulier, en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam over een aanslag Onroerende Zaak Belasting (OZB) die aan eiser was opgelegd. De aanslag was gebaseerd op het tarief 'niet-woning', terwijl eiser betoogde dat de onroerende zaak op de waardepeildatum van 1 januari 2017 een woning in aanbouw was. Eiser stelde dat er op die datum voldoende bouwactiviteiten waren verricht, zoals de aanleg van een zandbed, bouwweg en nutsvoorzieningen, om te kwalificeren als woning in aanbouw. De rechtbank oordeelde echter dat de onroerende zaak niet als woning kon worden aangemerkt, omdat er op de waardepeildatum nog geen feitelijke bouwkundige werkzaamheden waren verricht die tot de stichting van de woning leidden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de relevante wetgeving en jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat een woning in aanbouw pas kan worden erkend vanaf het moment dat de bouwkundige werkzaamheden daadwerkelijk zijn gestart.
Daarnaast werd door eiser aangevoerd dat er sprake was van ongelijke behandeling, omdat andere woningen in het nieuwbouwproject verschillend waren aangeslagen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien de bouwwerkzaamheden voor de woningen van eiser nog niet waren begonnen op de waardepeildatum, terwijl dat voor andere woningen wel het geval was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.