ECLI:NL:RBROT:2021:7282

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
9254185 VV EXPL 21-250
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9254185 VV EXPL 21-250
uitspraak: 13 juli 2021 (bij vervroeging)
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonstad’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 28 juni 2021, met producties;
• nadere producties van de zijde van Woonstad.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2021. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Aan de zijde van de eisende partij zijn verschenen [naam 1] en [naam 2], beiden werkzaam bij Woonstad, bijgestaan door de gemachtigde. Aan de zijde van gedaagde partij is niemand ter zitting verschenen.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.

2..De vordering

2.1
Woonstad vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening, [gedaagde] wordt veroordeeld:
om de woning aan de [adres 1] binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis, met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan Woonstad ter beschikking te stellen;
tot betaling van € 5.219,48 inzake betalingsachterstand huur en servicekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
tot betaling van € 745,64 per maand aan huur inclusief servicekosten vanaf 1 juli 2021 tot de datum waarop Woonstad de beschikking over de woning heeft, een ingegane maand voor een volle gerekend, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van iedere nieuwe maand tot aan de dag van algehele voldoening;
tot betaling van een voorschot op de verschuldigde schadevergoeding wegens het herstel in en aan de woning en de schade in en aan de woning aan de [adres 2] ad € 20.000,-, althans een bedrag in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
tot betaling van € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
in de proceskosten en de nakosten.
2.2
Aan haar vorderingen legt Woonstad - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag. [gedaagde] huurt van Woonstad de woning gelegen aan de [adres 1] (hierna ook: ‘het gehuurde’ of ‘de woning’). In het kader van het herstel van een lekkage in het gehuurde – die ook voor schade aan de naastgelegen woning aan de [adres 2] heeft gezorgd – dient Woonstad dringende werkzaamheden uit te voeren in de woning. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden van Woonstad door de woning ernstig te verwaarlozen, de gebreken aan de woning niet aan Woonstad te melden en geen medewerking te verlenen aan de uitvoering van voornoemde dringende werkzaamheden. Ook is [gedaagde] de voorwaarden van de op 12 maart 2021 overeengekomen gedragsaanwijzing – die geldt als een laatste kans – niet nagekomen. Voorts is [gedaagde] uit hoofde van de huurovereenkomst bij vooruitbetaling een bedrag van € 745,64 per maand aan huur (inclusief servicekosten) verschuldigd. Hij is zijn betalingsverplichting echter niet volledig nagekomen, waardoor, berekend tot en met de maand juni 2021, een huurachterstand is ontstaan van € 5.219,48. Woonstad wil de woning daarom ontruimen. [gedaagde] is aansprakelijk voor de schade aan de woning en de naastgelegen woning, op grond waarvan Woonstad een bedrag van € 20.000,- als voorschot van [gedaagde] vordert.
2.3
Woonstad heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Zij kan de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten, omdat zij dringende werkzaamheden aan de woning moet uitvoeren om de lekkage te verhelpen en de waterschade te herstellen en [gedaagde] daaraan geen medewerking verleent.

3..De beoordeling

3.1
[gedaagde] is op 6 juli 2021 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat hij correct voor de zitting is opgeroepen. Tegen [gedaagde] is daarom verstek verleend.
3.2
Voldoende is gebleken dat Woonstad een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde ontruiming van het gehuurde, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering.
3.3
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Woonstad in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
3.4
De vorderingen tot betaling van de huurachterstand, de maandelijkse huur- en servicekosten tot het moment van ontruiming en de buitengerechtelijke kosten komen de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zullen dan ook worden toegewezen. Gelet op de huurachterstand van zeven maanden – berekend tot en met juni 2021 – is het zeer waarschijnlijk dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. De kantonrechter acht het daarom gerechtvaardigd om hierop vooruit te lopen door de vordering tot ontruiming van de woning toe te wijzen. De overige grondslagen van de vordering tot ontruiming behoeven daarom geen bespreking en beoordeling meer. De ontruimingstermijn zal op 14 dagen na betekening van dit vonnis worden gesteld.
3.5
Aangezien [gedaagde] de maandelijkse huurpenningen niet tijdig (volledig) heeft voldaan, is hij in verzuim geraakt en als gevolg daarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag aan huurachterstand verschuldigd geworden. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt echter afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat Woonstad deze kosten reeds aan haar gemachtigde heeft betaald.
3.6
Woonstad vordert voorts betaling van een voorschot op de verschuldigde schadevergoeding wegens het herstel in en aan het gehuurde en de schade in en aan de naastgelegen woning. Met betrekking tot een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. Allereerst dient onderzocht te worden of het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk is. Daarnaast moeten er feiten en omstandigheden worden aangevoerd die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is. Aan deze verzwaarde stelplicht heeft Woonstad echter niet voldaan. Zonder nadere bewijslevering kan het bestaan van de door Woonstad gestelde gebreken en de omvang van de haar gestelde schade aan beide woningen niet worden vastgesteld. Hiervoor is nader onderzoek nodig en daarvoor is in een kort gedingprocedure geen plaats. Voor een dergelijk onderzoek is een bodemprocedure de aangewezen weg. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
3.7
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
3.8
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

4..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding
:
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres 1] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis met alle daarin zich bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan Woonstad ter beschikking te stellen;
veroordeelt [gedaagde] aan Woonstad te betalen een bedrag van € 5.219,48 inzake betalingsachterstand huur en servicekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Woonstad van € 745,64 per maand aan huur inclusief servicekosten vanaf 1 juli 2021 tot de datum waarop Woonstad de beschikking over de woning heeft, een ingegane maand voor een volle gerekend, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van iedere nieuwe maand tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] aan Woonstad te betalen een bedrag van € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonstad vastgesteld op € 1.013,- aan griffierecht, € 106,01 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 124,- aan salaris, en de kosten van betekening onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416