Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van 8 juli 2020 waarbij partijen zijn verwezen naar de rol om hun gelegenheid te geven (a.) om hun stellingen te verduidelijken op de punten zoals aangegeven onder 4.14, 4.15 en 4.16 en (b.) om zich uit te laten over (de inhoud van) het toepasselijk recht op de vordering van Transship, waarbij het in het bijzonder gaat om de in r.o. 4.17 van dat tussenvonnis genoemde vragen;
- de akte uitlaten en overleggen producties van Transship;
- de antwoordakte (uitlaten) toepasselijk recht van Cat Finance.
2..De verdere beoordeling
Crew Hiring Contractwas overeengekomen dat feitelijke betalingen van Transship (en dus ook van haar hulppersoon Intercrewing) aan de bemanningsleden zouden worden gedaan
namens [naam schuldenaar],zijnde [naam schuldenaar] hun juridische werkgever. In beginsel gelden de door Transship gedane betalingen derhalve als nakoming van de verplichtingen van [naam schuldenaar].
rond de detentie(zie conclusie van eis onder 13 en 17) niet namens [naam schuldenaar] maar zonder verplichting daartoe op eigen titel heeft gedaan, met het oog op terugbetaling daarvan en met het op basis van gedrag van Cat Finance te herleiden gerechtvaardigde vertrouwen daarin. Volgens Transship was [naam schuldenaar] daarmee niet gekweten van haar verplichtingen jegens de bemanning en zijn die vorderingen van de bemanning op [naam schuldenaar] niet teniet gedaan, zodat deze vatbaar waren voor overdracht en later ook feitelijk zijn overgegaan op Transship op basis van cessie, althans subrogatie. Door Cat Finance wordt dit betwist.
Wage Receipts and Assignmentsblijkt dat de betalingen niet door of namens [naam schuldenaar] zijn gedaan
(“have not been paid by the owners”maar door Transship en dat de bemanningsleden kort gezegd hun rechten jegens de eigenaar wilden overdragen aan Transship.
rond de detentiegedane betalingen aan de bemanningsleden door Transship of haar hulppersoon Intercrewing onverplicht en op eigen naam zijn gedaan en dat het toen ieders bedoeling was dat de bemanningsleden hun rechten uit de arbeidsovereenkomsten zouden overdragen aan Transship. Aldus hadden deze betalingen niet tot gevolg dat [naam schuldenaar] daarmee was gekweten van haar verplichtingen en de bemanningsvorderingen door nakoming teniet waren gegaan. De omstandigheden dat ook latere betalingen
“crew wages”als omschrijving hadden en dat er kennelijk geen correspondentie is waaruit expliciet blijkt dat betalingen na de detentie niet langer door of namens de eigenaar [naam schuldenaar] werden gedaan, leiden niet tot een ander oordeel. Cat Finance merkt nog op dat Transship en [naam schuldenaar] zustervennootschappen zijn en tot dezelfde Schönig-groep behoren maar werkt dit niet verder uit.
rond de detentiegedane betalingen moet worden verstaan. Ten onrechte stelt zij dat Cat Finance hier de stelplicht en bewijslast heeft. Dat is aan Transship zelf, die zich immers op de rechtsgevolgen van door haar onverplicht en niet namens [naam schuldenaar] gedane betalingen beroept.
“that either the shareholders or another group entity like Transship as manager of the vessel are in principle willing to advance the crew wages and other funds needed to get the [naam schip] released from the detention”/ arrest by PSC and crew / ITF”. Volgens het verslag ging Cat Finance daarmee akkoord, hetgeen thans door Cat Finance wordt betwist. Waar het echter om gaat is dat Transship niet stelt dat en waarom ook voorafgaand aan deze datum door haar gedane betalingen onverplicht waren. Zij laat ook na te stellen welke voorschotten zij in het verleden van [naam schuldenaar] heeft ontvangen ter zake van de aan de bemanning te betalen gage. Een groot deel van de door Transship overgelegde betalingsbewijzen dateert van vóór 15 februari 2018. Uit de door de bemanningsleden ondertekende
Wage Receipts and Assignmentsblijkt wel welke totaalbedragen door de individuele bemanningsleden zijn ontvangen maar niet welk gedeelte aan hen onverplicht door Transship is betaald. De rechtbank houdt het er derhalve voor dat de vóór 15 februari 2018 gedane betalingen niet onverplicht zijn geweest maar dat Transship daarmee namens [naam schuldenaar] de schulden van laatstgenoemde aan de bemanning heeft voldaan. Hieruit volgt dat de vóór 15 februari 2018 betaalde vorderingen van de bemanningsleden naar het recht van Curaçao in zoverre door nakoming teniet zijn gegaan.
opdracht 120 van 26.02.2018 aan [naam 2] ad USD 3.128,24
opdracht 120 van 26.02.2018 aan [naam 2] ad USD 3.128,24
opdracht 501 van 02.03.2018 aan [naam 3] ad USD 6.731,15
opdracht 501 van 02.03.2018 aan [naam 3] ad USD 6.731,15
opdracht 574 van 11.05.2018 aan [naam 14] ad USD 7.396,56
USD 1.779,08
Wage Receipts and Assignmentsacht de rechtbank aangetoond dat deze betalingen aan de bemanningsleden door, althans namens Transship zijn gedaan. De enige uitzondering betreft [naam 2] aan wie volgens de betalingsopdrachten in totaal USD 10.313,26 zou zijn uitbetaald terwijl op het door hem ondertekende
Wage Receipt and Assignmentslechts een bedrag vermeld staat van USD 8.824,07
.Van het verschil tussen deze twee bedragen ad USD 1.489,19 is derhalve niet komen vast te staan dat het aan hem betaald is. Cat Finance stelt immers terecht dat een enkele betalingsopdracht onvoldoende is. In totaal is als door Transship na 14 februari 2018 in eigen naam betaald komen vast te staan USD 162.012,66 – 1.489,19 = USD 160.523,47. Ieder van de hierboven genoemde personen heeft een
Wage Receipt and Assignmentten gunste van Transship ondertekend.
Wage Receipts and Assignmentsen bij gebreke van verdere doorslaggevende aanknopingspunten, naar het oordeel van de rechtbank beheerst door het recht van Nederland als land waarmee de cessie-overeenkomsten het nauwst zijn verbonden (artikel 4 lid 4 Rome I). Immers Transship en [naam schuldenaar] als debiteur cessus zijn beide in Nederland gevestigd. Uit artikel 14 lid 2 Rome I volgt dat het recht dat de gecedeerde vordering beheerst, hier gelet op r.o. 2.2 het recht van Curaçao, bepaalt of de vordering voor cessie vatbaar is alsmede de betrekkingen tussen cessionaris en schuldenaar en de voorwaarden waaronder de cessie aan de schuldenaar kan worden tegengeworpen en of de schuldenaar door betaling is bevrijd.
Wage Receipts and Assignmentstot cessie hebben geleid maar zij doet dat slechts op de reeds besproken grond dat de betalingen aan de bemanningsleden teniet waren gegaan. De rechtbank concludeert dat de bemanningsvorderingen voor een totaalbedrag van USD 160.523,47 rechtsgeldig door cessie op Transship zijn overgegaan.
“Boven alle andere vorderingen waaraan bij deze of enige andere wet een voorrecht is toegekend, zijn, behoudens artikel 210, op een zeeschip bevoorrecht:”) dat het voorrecht boven door hypotheek gedekte vorderingen gaat.