ECLI:NL:RBROT:2021:7361

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
C/10/586099 / HA ZA 19-1083
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake bevoorrechte vorderingen van bemanningsleden en cessie van vorderingen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, hebben de eiseressen, Transship Management C.V. en Transship Management B.V., een vordering ingesteld tegen Caterpillar Financial Services Corporation. De zaak betreft de bevoorrechte vorderingen van bemanningsleden van een schip dat onder de vlag van Curaçao vaart. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van de bemanningsleden gedeeltelijk teniet zijn gegaan door nakoming en dat er geen wettelijke subrogatie heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft het recht van Curaçao toegepast op de vorderingen van Transship, aangezien de arbeidsovereenkomsten van de bemanningsleden een nauwe band hadden met Curaçao.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de betalingen die door Transship aan de bemanningsleden zijn gedaan, onverplicht en op eigen naam zijn gedaan, wat betekent dat de vorderingen van de bemanning niet teniet zijn gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bemanningsvorderingen rechtsgeldig door cessie zijn overgegaan op Transship voor een totaalbedrag van USD 160.523,47. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vorderingen van de bemanning een voorrecht toekomt op basis van het recht van Curaçao, en dat deze vorderingen boven andere vorderingen met hypotheek komen te staan. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/586099 / HA ZA 19-1083
Vonnis van 7 juli 2021
in de zaak van
1. de commanditaire vennootschap
TRANSSHIP MANAGEMENT C.V.,
gevestigd te Groningen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSSHIP MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Groningen,
eiseressen in renvooi,
advocaat mr. A.J. van Steenderen te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
CATERPILLAR FINANCIAL SERVICES CORPORATION,
gevestigd te Nashville, Tennessee, Verenigde Staten,
verweerster in renvooi,
advocaat mr. P.J.B. Heemskerk te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Transship en Cat Finance genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 juli 2020 waarbij partijen zijn verwezen naar de rol om hun gelegenheid te geven (a.) om hun stellingen te verduidelijken op de punten zoals aangegeven onder 4.14, 4.15 en 4.16 en (b.) om zich uit te laten over (de inhoud van) het toepasselijk recht op de vordering van Transship, waarbij het in het bijzonder gaat om de in r.o. 4.17 van dat tussenvonnis genoemde vragen;
  • de akte uitlaten en overleggen producties van Transship;
  • de antwoordakte (uitlaten) toepasselijk recht van Cat Finance.
1.2.
Vervolgens is opnieuw vonnis bepaald.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Bij akte hebben partijen hun stellingen verduidelijkt en ten aanzien van het toepasselijk recht hebben zij zich nader uitgelaten over de volgende in r.o. 4.17 van het tussenvonnis genoemde vragen:
- welk recht op grond van artikel 8 Rome I de vordering van Transship beheerst;
- of op grond van dit recht door de beweerdelijke betalingen – regulier namens de schuldenaar [naam schuldenaar] of onverplicht op eigen naam van Transship - de vorderingen van de bemanningsleden teniet zijn gegaan;
- of ook op grond van dit recht Transship een bevoorrechte vordering heeft verkregen die boven hypotheek verhaalbaar is op de opbrengst van de “[naam schip]”;
- of Transship die bevoorrechte vordering rechtsgeldig op grond van het daarop toepasselijk recht heeft verkregen door cessie, althans Transship op grond van het daarop toepasselijk recht is gesubrogeerd in die vordering;
- welk recht toepasselijk is op de stelling dat de door Cat Finance gevoerde tegenspraak tegen de vordering van Transship naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
2.2.
Partijen zijn het er over eens dat het werk door de bemanningsleden gewoonlijk werd verricht aan boord van het onder de vlag van Curaçao varende schip [naam schip] en dat er geen land is waar de arbeidsovereenkomsten een kennelijk nauwere band mee hadden. Op grond van deze in artikel 8 Rome I genoemde aanknopingspunten zal de rechtbank het recht van Curaçao toepassen op de beweerdelijke vordering van Transship ter zake (aan haar overgedragen) vorderingen uit individuele arbeidsovereenkomsten.
2.3.
De volgende vraag is of de vordering door de beweerdelijke betalingen aan de bemanningsleden teniet is gegaan. In het voetspoor van r.o. 4.12 van het tussenvonnis oordeelt de rechtbank thans dat het recht van Curaçao bepalend is voor de vraag of door die beweerdelijke betalingen – regulier namens de schuldenaar [naam schuldenaar] of onverplicht op eigen naam van Transship - de vorderingen van de bemanningsleden teniet zijn gegaan.
De rechtbank oordeelt dat naar het recht van Curaçao een verbintenis tenietgaat door nakoming.
2.4.
De rechtbank overwoog reeds (r.o. 4.11) dat in het tussen [naam schuldenaar] en Transship gesloten
Crew Hiring Contractwas overeengekomen dat feitelijke betalingen van Transship (en dus ook van haar hulppersoon Intercrewing) aan de bemanningsleden zouden worden gedaan
namens [naam schuldenaar],zijnde [naam schuldenaar] hun juridische werkgever. In beginsel gelden de door Transship gedane betalingen derhalve als nakoming van de verplichtingen van [naam schuldenaar].
Transship heeft echter gesteld dat zij de betalingen
rond de detentie(zie conclusie van eis onder 13 en 17) niet namens [naam schuldenaar] maar zonder verplichting daartoe op eigen titel heeft gedaan, met het oog op terugbetaling daarvan en met het op basis van gedrag van Cat Finance te herleiden gerechtvaardigde vertrouwen daarin. Volgens Transship was [naam schuldenaar] daarmee niet gekweten van haar verplichtingen jegens de bemanning en zijn die vorderingen van de bemanning op [naam schuldenaar] niet teniet gedaan, zodat deze vatbaar waren voor overdracht en later ook feitelijk zijn overgegaan op Transship op basis van cessie, althans subrogatie. Door Cat Finance wordt dit betwist.
2.5.
Ter onderbouwing van haar stelling dat zij de betalingen onverplicht en niet namens [naam schuldenaar] heeft gedaan wijst Transship op de detentie van de [naam schip] in Antwerpen. De rechtbank heeft hierover al als vaststaand aangenomen (r.o. 2.7 van het tussenvonnis) dat in januari 2018 in Antwerpen aan de [naam schip] via de lokale ITF en Port State Control een detentie werd opgelegd wegens het onbetaald laten van de salarissen van de bemanning en dat eind februari 2018 de detentie is opgeheven en de “[naam schip]” weer is gaan varen.
Transship wijst er verder op dat ook uit de overgelegde
Wage Receipts and Assignmentsblijkt dat de betalingen niet door of namens [naam schuldenaar] zijn gedaan
(“have not been paid by the owners”maar door Transship en dat de bemanningsleden kort gezegd hun rechten jegens de eigenaar wilden overdragen aan Transship.
Tot slot beroept Transship zich op een door Captain [naam 1] overgelegde verklaring. [naam 1] coördineerde tijdens de detentie namens Transship de contacten tussen de bemanningsleden, ITF en Port State Control. Uit zijn verklaring volgt dat [naam schuldenaar] Shipping geen middelen had om de achterstallige gage te betalen en dat hij met de kapitein en bemanningsleden van de [naam schip] overeenkwam dat zij hun rechten uit de arbeidsovereenkomst zouden overdragen aan Transship tegen betaling door laatstgenoemde van de achterstallige gage.
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Cat Finance niet langer voldoende gemotiveerd betwist dat de
rond de detentiegedane betalingen aan de bemanningsleden door Transship of haar hulppersoon Intercrewing onverplicht en op eigen naam zijn gedaan en dat het toen ieders bedoeling was dat de bemanningsleden hun rechten uit de arbeidsovereenkomsten zouden overdragen aan Transship. Aldus hadden deze betalingen niet tot gevolg dat [naam schuldenaar] daarmee was gekweten van haar verplichtingen en de bemanningsvorderingen door nakoming teniet waren gegaan. De omstandigheden dat ook latere betalingen
“crew wages”als omschrijving hadden en dat er kennelijk geen correspondentie is waaruit expliciet blijkt dat betalingen na de detentie niet langer door of namens de eigenaar [naam schuldenaar] werden gedaan, leiden niet tot een ander oordeel. Cat Finance merkt nog op dat Transship en [naam schuldenaar] zustervennootschappen zijn en tot dezelfde Schönig-groep behoren maar werkt dit niet verder uit.
2.7.
Transship heeft echter niet gesteld wat precies onder
rond de detentiegedane betalingen moet worden verstaan. Ten onrechte stelt zij dat Cat Finance hier de stelplicht en bewijslast heeft. Dat is aan Transship zelf, die zich immers op de rechtsgevolgen van door haar onverplicht en niet namens [naam schuldenaar] gedane betalingen beroept.
Uit het door Transship overgelegde interne gespreksverslag van een op 14 februari 2018 tussen vertegenwoordigers van partijen gehouden bespreking volgt dat zij op die dag aanbiedt;
“that either the shareholders or another group entity like Transship as manager of the vessel are in principle willing to advance the crew wages and other funds needed to get the [naam schip] released from the detention”/ arrest by PSC and crew / ITF”. Volgens het verslag ging Cat Finance daarmee akkoord, hetgeen thans door Cat Finance wordt betwist. Waar het echter om gaat is dat Transship niet stelt dat en waarom ook voorafgaand aan deze datum door haar gedane betalingen onverplicht waren. Zij laat ook na te stellen welke voorschotten zij in het verleden van [naam schuldenaar] heeft ontvangen ter zake van de aan de bemanning te betalen gage. Een groot deel van de door Transship overgelegde betalingsbewijzen dateert van vóór 15 februari 2018. Uit de door de bemanningsleden ondertekende
Wage Receipts and Assignmentsblijkt wel welke totaalbedragen door de individuele bemanningsleden zijn ontvangen maar niet welk gedeelte aan hen onverplicht door Transship is betaald. De rechtbank houdt het er derhalve voor dat de vóór 15 februari 2018 gedane betalingen niet onverplicht zijn geweest maar dat Transship daarmee namens [naam schuldenaar] de schulden van laatstgenoemde aan de bemanning heeft voldaan. Hieruit volgt dat de vóór 15 februari 2018 betaalde vorderingen van de bemanningsleden naar het recht van Curaçao in zoverre door nakoming teniet zijn gegaan.
2.8.
Daarentegen is komen vast te staan dat de vanaf 15 februari 2018 gedane betalingen onverplicht en op eigen naam door Transship zijn voldaan. Blijkens de door eiseres overgelegde producties gaat het om:
Productie 11:
opdracht 120 van 26.02.2018 aan [naam 2] ad USD 3.128,24
Productie 12:
opdracht 120 van 26.02.2018 aan [naam 2] ad USD 3.128,24
Productie 13: opdracht 489 van 15.02.2018 aan [naam 3] ad USD 5.890,00
opdracht 481 van 15.02.2018 aan [naam 4] ad USD 4.003,21
opdracht 484 van 15.02.2018 aan [naam 5] ad USD 3.003,94
opdracht 488 van 15.02.2018 aan [naam 6] ad USD 3.906,46
opdracht 487 van 15.02.2018 aan [naam 7] ad USD 1.370,94
opdracht 486 van 15.02.2018 aan [naam 8] ad USD 1.730,94
opdracht 483 van 15.02.2018 aan [naam 9] ad USD 1.410,00
opdracht 482 van 15.02.2018 aan [naam 10] ad USD 1.931,00
opdracht 485 van 15.02.2018 aan [naam 11] ad USD 1.370,94
Productie 14:
opdracht 501 van 02.03.2018 aan [naam 3] ad USD 6.731,15
opdracht 505 van 12.03.2018 aan [naam 4] ad USD 2.323,33
opdracht 528 van 14.03.2018 aan [naam 5] ad USD 3.123,00
opdracht 527 van 14.03.2018 aan [naam 12] ad USD 5.887,14
opdracht 518 van 12.03.2018 aan [naam 13] ad USD 1.609,00
opdracht 507 van 12.03.2018 aan [naam 8] ad USD 1.042,67
opdracht 516 van 12.03.2018 aan [naam 7] ad USD 850,00
opdracht 508 van 12.03.2018 aan [naam 9] ad USD 1.510,00
opdracht 511 van 12.03.2018 aan [naam 10] ad USD 2.051,00
opdracht 517 van 12.03.2018 aan [naam 11] ad USD 1.500,46
opdracht 513 van 12.03.2018 aan [naam 2] ad USD 626,50
Productie 15:
opdracht 501 van 02.03.2018 aan [naam 3] ad USD 6.731,15
opdracht 551 van 18.04.2018 aan [naam 14] ad USD 7.400,79
opdracht 540 van 12.04.2018 aan [naam 5] ad USD 834,37
opdracht 541 van 12.04.2018 aan [naam 15] ad USD 2.562,69
opdracht 542 van 12.04.2018 aan [naam 12] ad USD 5.947,28
opdracht 544 van 12.04.2018 aan [naam 13] ad USD 3.865,00
opdracht 545 van 12.04.2018 aan [naam 9] ad USD 1.510,00
opdracht 546 van 12.04.2018 aan [naam 10] ad USD 2.051,00
opdracht 547 van 12.04.2018 aan [naam 11] ad USD 1.508,03
opdracht 548 van 12.04.2018 aan [naam 2] ad USD 1.510,00
Productie 16:
opdracht 574 van 11.05.2018 aan [naam 14] ad USD 7.396,56
opdracht 576 van 11.05.2018 aan [naam 15] ad USD 3.016,19
opdracht 575 van 11.05.2018 aan [naam 12] ad USD 5.868,09
opdracht 577 van 11.05.2018 aan [naam 13] ad USD 3.805,00
opdracht 581 van 11.05.2018 aan [naam 9] ad USD 1.450,00
opdracht 569 van 10.05.2018 aan [naam 11] ad USD 1.474,83
opdracht 580 van 11.05.2018 aan [naam 2] ad USD 1.450,00
Productie 17 opdracht van 13.06.2018 aan [naam 16] ad USD 2.073,00
opdracht van 12.06.2018 aan [naam 15] ad USD 3.083,00
opdracht van 14.06.2018 aan [naam 12] ad USD 5.906,34
opdracht van 13.06.2018 aan [naam 13] ad USD 3.880,64
opdracht van 13.06.2018 aan [naam 9] ad USD 1.868,00
opdracht van 13.06.2018 aan [naam 10] ad USD 839,40
opdracht van 14.06.2018 aan [naam 17] ad USD 1.451,70
opdracht van 12.06.2018 aan [naam 11] ad USD 611,59
opdracht van 14.06.2018 aan [naam 18] ad USD 999,75
opdracht van 13.06.2018 aan [naam 2] ad USD 1.819,44
Productie 18 opdracht van 13.08.2018 aan [naam 3] ad USD 7.510,00
opdracht van 13.08.2018 aan [naam 16] ad USD 4.245,63
opdracht van 25.07.2018 aan [naam 15] ad USD 3.036,12
opdracht van 13.08.2018 aan [naam 19] ad USD 3.126,90
opdracht van 25.07.2018 aan [naam 12] ad USD 3.820,56
opdracht van 13.08.2018 aan [naam 13] ad USD 3.853,00
opdracht van 25.07.2018 aan [naam 9] ad USD 1.838,00
opdracht van 25.07.2018 aan [naam 17] ad USD 2.141,32
opdracht van 25.07.2018 aan [naam 18] ad USD 1.479,44
opdracht van 25.07.2018 aan [naam 2] ad
USD 1.779,08
Totaal USD 162.012,66
De vet weergegeven betalingsopdrachten zijn door Transship meermalen overgelegd en slechts eenmaal meegeteld. In combinatie met de overgelegde arbeidsovereenkomsten en de
Wage Receipts and Assignmentsacht de rechtbank aangetoond dat deze betalingen aan de bemanningsleden door, althans namens Transship zijn gedaan. De enige uitzondering betreft [naam 2] aan wie volgens de betalingsopdrachten in totaal USD 10.313,26 zou zijn uitbetaald terwijl op het door hem ondertekende
Wage Receipt and Assignmentslechts een bedrag vermeld staat van USD 8.824,07
.Van het verschil tussen deze twee bedragen ad USD 1.489,19 is derhalve niet komen vast te staan dat het aan hem betaald is. Cat Finance stelt immers terecht dat een enkele betalingsopdracht onvoldoende is. In totaal is als door Transship na 14 februari 2018 in eigen naam betaald komen vast te staan USD 162.012,66 – 1.489,19 = USD 160.523,47. Ieder van de hierboven genoemde personen heeft een
Wage Receipt and Assignmentten gunste van Transship ondertekend.
2.9.
Op de vraag of de vorderingen van de bemanning aldus rechtsgeldig door cessie zijn overgegaan op Transship zal de rechtbank Nederlands recht toepassen. Immers, de relatie tussen de bemanningsleden als (beweerd) cedenten en Transship als (beweerd) cessionaris wordt, bij gebreke van een rechtskeuze in de
Wage Receipts and Assignmentsen bij gebreke van verdere doorslaggevende aanknopingspunten, naar het oordeel van de rechtbank beheerst door het recht van Nederland als land waarmee de cessie-overeenkomsten het nauwst zijn verbonden (artikel 4 lid 4 Rome I). Immers Transship en [naam schuldenaar] als debiteur cessus zijn beide in Nederland gevestigd. Uit artikel 14 lid 2 Rome I volgt dat het recht dat de gecedeerde vordering beheerst, hier gelet op r.o. 2.2 het recht van Curaçao, bepaalt of de vordering voor cessie vatbaar is alsmede de betrekkingen tussen cessionaris en schuldenaar en de voorwaarden waaronder de cessie aan de schuldenaar kan worden tegengeworpen en of de schuldenaar door betaling is bevrijd.
2.10.
Gesteld noch gebleken is dat de bemanningsvorderingen naar Curaçaos recht niet vatbaar zijn voor cessie en de rechtbank ziet ook geen reden voor twijfel op dit punt. Naar Nederlands recht is ingevolge artikel 3:94 BW voor levering van vorderingen als de onderhavige een daartoe bestemde akte vereist alsmede mededeling daarvan aan de schuldenaar. Dat door Transship op 1 november 2018 en 12 december 2018 aan [naam schuldenaar] mededeling is gedaan van de cessie wordt door Cat Finance niet betwist. Wel betwist zij dat de door Transship overgelegde en door de bemanning ondertekende
Wage Receipts and Assignmentstot cessie hebben geleid maar zij doet dat slechts op de reeds besproken grond dat de betalingen aan de bemanningsleden teniet waren gegaan. De rechtbank concludeert dat de bemanningsvorderingen voor een totaalbedrag van USD 160.523,47 rechtsgeldig door cessie op Transship zijn overgegaan.
2.11.
Voor de volledigheid onderzoekt de rechtbank nog of Transship ten aanzien van de vóór 15 februari 2018 gedane betalingen een beroep toekomt op subrogatie.
Transship heeft gesteld dat Rome I geen verwijzingsregel bevat voor het geval van wettelijke onverplichte subrogatie en dat op grond van (de hoofdregel van) artikel 4 Rome I Nederlands recht toepasselijk is. Cat Finance heeft dat niet weersproken en ook de rechtbank zal Transship hierin volgen.
Transship beroept zich voor de wettelijke subrogatie op artikel 6:150 sub c BW maar wordt daarmee niet geholpen. Blijkens Tekst & Commentaar op dit artikel is bij subrogatie steeds vereist dat iemand de schuld van een ander voldoet en uit het voorgaande volgt dat daarvan geen sprake was bij de vóór 15 februari 2018 gedane betalingen.
2.12.
Zoals de rechtbank in het tussenvonnis onder 4.4. reeds heeft overwogen geldt naar het recht van Curaçao het voorrecht van artikel 8:211 aanhef en onder b BWC voor vorderingen ontstaan uit de arbeidsovereenkomsten van de kapitein of de andere leden van de bemanning, met dien verstande dat de vorderingen met betrekking tot loon, salaris of beloningen slechts bevoorrecht zijn tot op een bedrag over een tijdvak van twaalf maanden verschuldigd.
Gesteld noch gebleken is dat de salarissen dit tijdvak overschrijden, zodat aan de vorderingen van de bemanning dit voorrecht toekomt. Bovendien geldt blijkens de aanhef van dit artikel (
“Boven alle andere vorderingen waaraan bij deze of enige andere wet een voorrecht is toegekend, zijn, behoudens artikel 210, op een zeeschip bevoorrecht:”) dat het voorrecht boven door hypotheek gedekte vorderingen gaat.
2.13.
De slotsom is dat de eerste gevorderde verklaring voor recht gedeeltelijk kan worden toegewezen en de tweede integraal.
2.14.
Omdat beide partijen voor een gedeelte in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

3..De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart voor recht dat de vordering van eiseressen in renvooi een bedrag beloopt van USD 160.523,47, te vermeerderen met wettelijke rente;
3.2.
verklaart voor recht dat eiseressen in renvooi ter zake van hun onder 3.1. bedoelde vordering inclusief rente een voorrecht als bedoeld in artikel 8:211 aanhef en onder sub b BWC toekomt, en dat genoemde vordering op die basis in de staat van verdeling dient te worden opgenomen;
3.3.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en is in het openbaar uitgesproken en ondertekend door de rolrechter op 7 juli 2021.
32/1885