ECLI:NL:RBROT:2021:7363

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
C/10/620760 / JE RK 21-1699
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van kinderen door de vader

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling (OTS) van twee kinderen, ingediend door de vader. De vader verzocht om de kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond voor een periode van 12 maanden. Hij gaf aan dat de telefonische contacten met de kinderen niet goed verlopen en dat hij zich zorgen maakt over hun ontwikkeling. De vader verwees naar een onderzoek van Indigo en rapporten van school die zouden wijzen op angstige reacties van de kinderen.

De moeder, bijgestaan door haar advocaat, heeft verzocht om het verzoek van de vader niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen. Zij stelde dat er geen reden is voor een ondertoezichtstelling, omdat er geen ontwikkelingsbedreiging is. De Raad voor de Kinderbescherming steunde het verzoek van de moeder en gaf aan dat de vader niet in het belang van de kinderen handelt. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de vader als de moeder en vertegenwoordigers van de Raad aanwezig waren.

De kinderrechter overwoog dat de vader niet voldoende had onderbouwd dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderrechter concludeerde dat het goed gaat met de kinderen en dat er geen aanwijzingen zijn dat de moeder het contact tussen de vader en de kinderen belemmert. Daarom werd het verzoek van de vader afgewezen. De kinderrechter benadrukte dat de vader moet investeren in de relatie met zijn kinderen en hen moet laten zien dat hij er voor hen is. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 26 juli 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/620760 / JE RK 21-1699
datum uitspraak: 15 juli 2021

beschikking

in de zaak van

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2011 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2012 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van mr. H.H. Veurtjes, de advocaat van de vader, van
21 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 22 juni 2021;
- het verweerschrift met bijlagen van mr. M. Soytekin, de advocaat van de moeder, van 14 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 14 juli 2021.
Op 15 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.H. Veurtjes,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Soytekin,
  • een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad),
  • [naam].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De vader heeft verzocht te bepalen dat [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht worden gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond voor de periode van 12 maanden.
Het verzoek is door en namens de vader ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht.
De voornaamste reden dat de vader het verzoek heeft ingediend is dat de telefonische contacten tussen de vader en de kinderen niet goed van de grond komen. Daarnaast maakt de vader zich zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Kennelijk is er een onderzoek van Indigo geweest. De inhoud van dat onderzoek kent de vader niet, maar het feit dat er onderzoek is gedaan geeft aan dat er iets aan de hand is met de kinderen. Ook blijkt uit de rapporten van school dat de kinderen angstig zijn voor procedures. Blijkbaar wordt daarover met de kinderen gesproken. Tot slot vindt de vader de schrikreactie van [naam kind 1] nadat zij haar vader in de supermarkt tegenkwam zorgelijk.

De overige standpunten

Door en namens de moeder is verzocht om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen. In de eerste plaats heeft de vader niet geprobeerd om via de Raad een verzoek tot ondertoezichtstelling in te dienen. Vervolgens is er geen reden voor een ondertoezichtstelling omdat er geen ontwikkelingsbedreiging is. Alle argumenten die de vader naar voren brengt zijn recentelijk door de rechtbank meegewogen in diens beslissing van 20 april 2021. De Raad heeft tijdens die zitting een advies uitgebracht, in het belang van de kinderen. Het feit dat de vader geen hoger beroep heeft ingesteld tegen deze beschikking, maar nu dit verzoek doet, wijst er op dat hij de moeder wil benadelen. De telefoonafspraken worden door de moeder nagekomen. Het is een enkele keer voorgekomen dat de moeder op dat moment in gesprek was. De telefoongesprekken tussen de vader en de kinderen zijn overigens kort. Zijn huidige communicatievorm met de kinderen werkt niet. De vader is aan zet. Hij moet het vertrouwen van de kinderen terugwinnen en laten zien dat hij er voor hen is. Dat heeft hij tot op heden niet gedaan. Vanaf september gaan de kinderen weer sporten. De vader kan per e-mail aan de moeder vragen wanneer de wedstrijden zijn zodat hij kan komen kijken. Het is in het belang van de kinderen dat zij goed contact hebben met de vader.
De Raad brengt naar voren dat het verzoek van de vader niet wordt ondersteund. De rechtbank heeft in haar uitspraak van april jl. aan de vader de opdracht gegeven om interesse in de kinderen te tonen, bijvoorbeeld door op afstand naar een sportwedstrijd te gaan kijken. Dat is ook wat de Raad destijds heeft geadviseerd in zijn rapportage. De Raad is van mening dat de vader niet in het belang van de kinderen handelt en dat hij meer naar zijn eigen aandeel in het geheel moet kijken. De Raad ziet geen ontwikkelingsbedreiging en geen aanleiding voor een beschermingsonderzoek.

De beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de vader overweegt de kinderrechter dat zij uit hetgeen de Raad ter zitting naar voren heeft gebracht afleidt dat de Raad geen verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen gaat doen. De kinderrechter is daardoor van oordeel dat is voldaan aan het rangordevereiste als bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek.
Betreffende de inhoud van het verzoek van de vader overweegt de kinderrechter dat door de vader onvoldoende is onderbouwd dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Het feit dat het kennelijk goed gaat met de kinderen en zij zich zowel op school als op persoonlijk vlak positief ontwikkelen, zoals dat door moeder ter zitting is gesteld, is onvoldoende weersproken gebleven. De kinderrechter kan uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken niet afleiden dat de moeder het contact tussen de vader en de kinderen belemmert. Ook anderszins is de kinderrechter onvoldoende gebleken van een bedreigde ontwikkeling van de kinderen, laat staan dat die bedreiging ernstig van aard is.
Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De kinderrechter wijst het verzoek van de vader daarom af.
De kinderrechter wil aan de vader meegeven dat er een investering vanuit zijn kant nodig is om de band met zijn kinderen te verstevigen. De kinderen zijn in de afgelopen jaren ouder en mondiger geworden en lijken het vertrouwen in hun vader te zijn verloren. Het is daarom belangrijk dat de vader aan de kinderen laat zien dat hij er voor hen is en daadwerkelijk in hen is geïnteresseerd. Alleen dan kan het contact mogelijk weer langzaam worden opgebouwd. Als de vader daarvoor openstaat kan hij daarbij hulp vragen aan bijvoorbeeld het wijkteam.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. T. van Loef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.