In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarin eiseres, een leverancier van mest, in beroep ging tegen een boete van € 2.500,- die haar was opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De boete was opgelegd vanwege het opgeven van een onjuiste hoeveelheid mest op handelsdocumenten voor vrachten naar België. Eiseres betwistte de boete en voerde aan dat het exacte gewicht van de vrachten pas op de plaats van bestemming in België kon worden vastgesteld, waardoor het onmogelijk was om het juiste gewicht op de documenten te vermelden. Eiseres stelde dat de onjuiste vermelding slechts een administratieve omissie betrof zonder gevolgen voor de volksgezondheid of het milieu.
De rechtbank oordeelde dat zowel de vervoerder als de leverancier verantwoordelijk zijn voor de juiste handelsdocumenten. De rechtbank concludeerde dat eiseres, als exploitant, ook een verantwoordelijkheid had bij het invullen van de documenten en dat de overtredingen voldoende waren vastgesteld door de toezichthouders van de NVWA. De rechtbank vond de hoogte van de boete niet onredelijk, maar matigde deze met 5% tot € 2.375,- vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de boete betrof, en herstelde het primaire besluit. Eiseres kreeg ook het betaalde griffierecht en een deel van de proceskosten vergoed.