In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschappen BYLDIS PREFAB B.V., MEET RIVM CBG B.V. en DE GROOT & VISSER B.V. De eiseres in conventie, BYLDIS PREFAB B.V., heeft een spoedeisende vordering ingediend met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden in het kader van de bouw van een nieuwe huisvesting voor VWS/RIVM en CBG op het Science Park te Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bouw zich in de afrondende fase bevindt en dat de opleverdatum op 31 augustus 2021 ligt. Indien deze datum niet wordt gehaald, kunnen er substantiële boetes van ongeveer € 4 miljoen per maand worden opgelegd. De onder-onderaannemer, DE GROOT & VISSER B.V., heeft het werk stopgezet, wat heeft geleid tot een patstelling tussen de partijen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het opschorten van de werkzaamheden in deze situatie disproportioneel is en heeft de vorderingen in conventie toegewezen, waarbij DGV is veroordeeld om de werkzaamheden te hervatten en binnen bepaalde termijnen te voltooien.
In reconventie heeft DGV vorderingen ingesteld, waaronder het verzoek om een voorschot op schadevergoeding en het stellen van een bankgarantie. Deze vorderingen zijn echter afgewezen, omdat er onvoldoende spoedeisend belang en hardheid van de vordering aanwezig was. De rechtbank heeft de proceskosten in conventie en reconventie toegewezen aan BYLDIS, aangezien DGV als de in conventie in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en bevat een uitvoerbaar bij voorraad verklaring voor de kostenveroordelingen.