ECLI:NL:RBROT:2021:7494

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
9059774 CV EXPL 21-8323
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde na wanbetaling door huurders

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen de Stichting Havensteder en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres, Havensteder, heeft een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van [gedaagde 1] c.s. van € 6.165,13. De gedaagden zijn in gebreke gebleven met de betaling van de huur, ondanks aanmaningen en sommatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2021 is een minnelijke regeling getroffen tussen Havensteder en [gedaagde 1], waarbij [gedaagde 1] zich heeft verplicht om een betalingsregeling te treffen voor de huurachterstand. De kantonrechter heeft verstek verleend tegen [gedaagde 2], die niet is verschenen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat, indien [gedaagde 1] de betalingsregeling niet nakomt, de huurovereenkomst zal worden ontbonden en ontruiming van het gehuurde zal plaatsvinden. De rechter heeft de vordering van Havensteder toegewezen, met uitzondering van de vorderingen tegen [gedaagde 2], omdat deze niet meer in het gehuurde woont en geen belang heeft bij de ontbinding van de overeenkomst. De rechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de kosten, met de mogelijkheid voor [gedaagde 1] om in termijnen te betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9059774 CV EXPL 21-8323
uitspraak: 23 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V. te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Süzen te Rotterdam,

2..[gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Havensteder’, ‘ [gedaagde 1] ’, ‘ [gedaagde 2] ’ en gedaagden gezamenlijk als ‘ [gedaagde 1] c.s.’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 26 februari 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde 1] , met één productie;
  • het tussenvonnis van 17 mei 2021 waarbij een mondelinge behandeling is gelast.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juli 2021. Havensteder en [gedaagde 1] zijn hierbij vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
Tussen Havensteder als verhuurster en [gedaagde 1] c.s. als huurders bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam (hierna: het gehuurde).
2.2
Uit hoofde van deze huurovereenkomst zijn [gedaagde 1] c.s. maandelijks bij vooruitbetaling huur verschuldigd aan Havensteder, laatstelijk bedragend € 1.065,03 per maand.

3..De vordering

3.1
Havensteder vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te ontbinden en [gedaagde 1] c.s. te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling aan Havensteder van € 6.165,13 aan huurachterstand berekend tot en met februari 2021, € 756,73 (incl. btw) aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en € 1.065,03 per maand vanaf 1 maart 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom, met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Havensteder – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
[gedaagde 1] c.s. zijn ondanks aanmaning en sommatie in gebreke gebleven met de tijdig betaling van de verschuldigde huur en/of servicekosten en hebben tot en met de maand februari 2021 een huurachterstand van € 6.165,13 laten ontstaan, hetgeen ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
3.2.2
Door de wanbetaling van [gedaagde 1] c.s. zag Havensteder zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Deze kosten van € 756,73 komen voor rekening van [gedaagde 1] c.s.
3.2.3
Verder maakt Havensteder aanspraak op de wettelijke rente.
3.3
Havensteder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de actuele huurachterstand tot en met juni 2021 € 6.207,35 bedraagt. De huur voor de maanden april, mei en juni 2021 is telkens op tijd betaald.

4..Het verweer

4.1
[gedaagde 1] heeft de hoogte en de verschuldigdheid van de gevorderde huurachterstand niet betwist. Zij heeft gemotiveerd dat vanwege privé omstandigheden de huurachterstand is ontstaan; [gedaagde 2] heeft in januari 2021 het gehuurde verlaten waarna [gedaagde 1] op de hoogte is geraakt van de gevorderde huurachterstand. Op dit moment moet [gedaagde 1] rondkomen van een bijstandsuitkering waardoor zij slechts een beperkte betalingsregeling kan treffen.

5..De beoordeling van de vordering

Verstekverlening

5.1
[gedaagde 2] heeft, in tegenstelling tot [gedaagde 1] , niet gereageerd, waarna de kantonrechter tegen hem verstek heeft verleend. [gedaagde 2] heeft geen gebruik gemaakt van het recht van zuivering van het verstek. Op grond van artikel 140 lid 3 Rv wordt er één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
Ten aanzien van [gedaagde 1]
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling van 1 juli 2021 is tussen Havensteder en [gedaagde 1] een minnelijke regeling getroffen ter beëindiging van de procedure, waarin partijen onder meer zijn overeengekomen dat [gedaagde 1] , naast de lopende huur, aan Havensteder een bedrag van € 8.199,09 aan huurachterstand berekend tot en met juni 2021, vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten zal betalen, in termijnen van € 50,00 per maand en met ingang van 1 augustus 2021. Indien [gedaagde 1] deze betalingsregeling nakomt, gaat Havensteder niet over tot de gevorderde ontbinding en ontruiming. Voor het geval dat [gedaagde 1] de met Havensteder getroffen minnelijke regeling niet nakomt, zal de kantonrechter de ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde toewijzen. De gevorderde gebruiksvergoeding wordt in dat geval ook toegewezen.
Ten aanzien van [gedaagde 2]
5.3
is in deze procedure niet verschenen en daarom geen partij bij deze minnelijke regeling. Echter, aangezien [gedaagde 2] niet meer in het gehuurde woont en Havensteder met [gedaagde 1] een minnelijke regeling ter voorkoming van een eventuele ontruiming van het gehuurde heeft getroffen, is de kantonrechter van oordeel dat Havensteder er geen belang bij heeft dat de tussen partijen gesloten overeenkomst op dit moment gedeeltelijk (namelijk ten aanzien van [gedaagde 2] ) wordt ontbonden en dat het gehuurde gedeeltelijk (namelijk ten aanzien van [gedaagde 2] ) wordt ontruimd. In zoverre worden die vorderingen van Havensteder tegen [gedaagde 2] dan ook afgewezen.
5.4
Voor het geval dat [gedaagde 1] de met Havensteder getroffen minnelijke regeling niet nakomt, zal de kantonrechter de ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde echter ook tegenover [gedaagde 2] toewijzen. De gevorderde gebruiksvergoeding wordt in dat geval ook toegewezen.
5.5
Voor het overige komen de vorderingen van Havensteder tegen [gedaagde 2] de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor, zodat deze worden toegewezen zoals onder het dictum staat vermeld.
5.6
De kantonrechter geeft [gedaagde 1] in haar huidige situatie (met name het ontvangen van een bijstandsuitkering) gezien de hoogte van het totale bedrag dat zij nog aan Havensteder moet betalen, in overweging om in overleg met Havensteder op zoek te gaan naar een (meer) passende woning die aansluit bij haar inkomsten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de één betaalt, de andere tot de hoogte van die betaling van zijn betalingsverplichting is bevrijd, om aan Havensteder tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 6.964,08 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand juni 2021 en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo dat vanaf de dag van dagvaarding aan hoofdsom exclusief kosten, telkens, na elke debet- en creditmutatie, heeft uitgestaan;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de één betaalt, de andere tot de hoogte van die betaling van zijn betalingsverplichting is bevrijd, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 613,01 aan verschotten en € 622,00 aan salaris voor de gemachtigde;
staat [gedaagde 1] toe om het totaal van deze aan Havensteder verschuldigde bedragen, inclusief rente en kosten zoals hierboven genoemd, naast de lopende huur, aan (de gemachtigde van) Havensteder te betalen in maandelijkse termijnen van € 50,00 met ingang van 1 augustus 2021;
en bovendien, maar alléén voor het geval [gedaagde 1] deze betalingsverplichtingen niet behoorlijk nakomt:
bepaalt dat het ingevolge dit vonnis nog verschuldigde bedrag geheel en ineens opeisbaar is;
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege hen daar bevinden en het gehuurde onder afgifte van de sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan Havensteder te betalen € 1.065,03 per maand met ingang van de maand juli 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485