ECLI:NL:RBROT:2021:7495

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
9290961 VV EXPL 21-276
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning vanwege ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Havensteder en [persoon A]. Havensteder, de verhuurder, vorderde ontruiming van de woning van [persoon A] vanwege langdurige en ernstige overlast die hij veroorzaakte. De procedure volgde op een reeks klachten van omwonenden over schreeuwen, vloeken en bedreigend gedrag van [persoon A]. Ondanks herhaalde gesprekken en waarschuwingen van Havensteder, bleef de overlast aanhouden, culminerend in een incident op 5 juni 2021 waarbij [persoon A] met een kloofbijl dreigde. De kantonrechter oordeelde dat de overlast ernstig en structureel was, en dat Havensteder een spoedeisend belang had bij de ontruiming. De rechter wees de vordering van Havensteder toe en bepaalde dat [persoon A] binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning moest verlaten. In reconventie vorderde [persoon A] dat Havensteder haar aanbod om te verhuizen naar een andere woning gestand zou doen, maar deze vordering werd afgewezen. De rechter oordeelde dat Havensteder niet verplicht was om het aanbod na te komen, omdat [persoon A] dit aanbod niet voldoende had aanvaard. De proceskosten werden toegewezen aan Havensteder.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9290961 VV EXPL 21-276
uitspraak: 14 juli 2021
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. M.M.J. Martinot te Rotterdam,
tegen
[persoon A] ,
wonende te [woonplaats A] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. W.H. van Zundert te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Havensteder’ en ‘ [persoon A] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 23 juni 2021, met producties;
  • de schriftelijke reactie, tevens eis in reconventie, met producties aan de zijde van [persoon A] ;
  • de aanvullende productie aan de zijde van Havensteder.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2021. Namens Havensteder zijn verschenen mevrouw [persoon B] en mevrouw [persoon C] , bijgestaan door de gemachtigde van Havensteder. [persoon A] is in persoon verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde, alsmede zijn maatschappelijk werker de heer [persoon D] .
1.3
Beide partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van [persoon A] heeft tijdens de mondelinge behandeling het woord gevoerd overeenkomstig zijn pleitnotitie, welke door de kantonrechter aan het dossier is toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen verder ter zitting is besproken.
1.4
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
Tussen Havensteder als huurster en [persoon A] als huurder bestaat sinds 15 juni 1995 een huurovereenkomst voor de woning aan de [adres 1] te Rotterdam (hierna: het gehuurde). Op deze huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst zelfstandige woonruimte (hierna: algemene bepalingen) van toepassing. Voor zover van belang staat in artikel 5.5 van de algemene bepalingen:

Huurder dient ervoor zorg te dragen dat hij omwonenden geen hinder en/of overlast veroorzaakt. Ook het houden van huisdieren mag geen overlast veroorzaken.”.
2.2
Sinds een langere periode heeft Havensteder van verschillende omwonenden meerdere keren klachten ontvangen over overlast vanuit en in de nabije omgeving van het gehuurde, veroorzaakt door [persoon A] . Havensteder heeft [persoon A] hier veelvuldig op aangesproken. Hieronder wordt een weergave gegeven van de situatie zoals deze zich recent heeft afgespeeld.
2.3
Op 24 februari 2020 heeft Havensteder [persoon A] naar aanleiding van een overlastklacht uitgenodigd voor een gesprek. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020. Vervolgens heeft er op 4 augustus 2020 nogmaals een gesprek plaatsgevonden. De afspraken die tijdens dit laatste gesprek zijn gemaakt zijn bij brief van 5 augustus 2020 bevestigd. In deze brief is, voor zover van belang, het volgende bericht:

(…)We hebben afspraken gemaakt zodat de situatie tussen uw buurman en u niet te laten escaleren. Hieronder staan de gemaakte afspraken:
o
Voor het dossieropbouw moet u de overlast registreren. U heeft de overlastformulier van ons meegekregen;
o
Vanwege uw gezondheid bieden u uit coulance de mogelijkheid om te verhuizen. Wilt u hier gebruik van maken dat moet u dit vóór vrijdag 14 juli bij ondergetekende kenbaar maken;
o
U veroorzaakt geen overlast aan omwonenden. De overlast bestaat uit hard schreeuwen en vloeken in uw straat en/of balkon. (…)”.
2.4
Op 21 januari 2021 heeft Havensteder [persoon A] per brief geïnformeerd dat [persoon A] zich niet houdt aan de afspraken zoals deze zijn gemaakt op 5 augustus 2020. In deze brief is, voor zover van belang, het volgende bericht:

(…)De volgende overlastmeldingen ontvangen we op dit moment:
o
Het keihard schreeuwen met het woord ‘kanker’ met het raam open.
Het woord ‘kanker’ wordt door u met tussenpozen zo’n 20x, meerdere dagen in de week keihard geroepen. Dit gebeurt met het raam open. Omwonenden schrikken hiervan, hun woongenot wordt aangetast en voelen zich onveilig. Havensteder neemt dit hoog op. Dringend vragen we u nogmaals per direct te stoppen met het veroorzaken van overlast (…)”.
2.5
Op 2 februari 2021 heeft Havensteder [persoon A] per brief geïnformeerd dat hij een laatste kans krijgt. [persoon A] moet per direct stoppen met het veroorzaken van overlast. Stopt [persoon A] niet met het veroorzaken van overlast dan start Havensteder een gerechtelijke procedure waarin zij ontbinding en ontruiming van het gehuurde zal vorderen.
2.6
Op 9 februari 2021 heeft Havensteder naar aanleiding van nieuwe overlastmeldingen [persoon A] uitgenodigd voor een gesprek op 16 februari 2021. Nog voordat het gesprek heeft plaatsgevonden heeft Havensteder op 12 februari 2021 [persoon A] geïnformeerd over een nieuwe overlastmelding die is ontvangen.
2.7
Bij brief van 22 februari 2021 heeft Havensteder aan [persoon A] de gemaakte afspraken van het gesprek van 16 februari 2021 bevestigd. Partijen hebben onder andere afgesproken dat Havensteder op zoek gaat naar een andere woning.
2.8
Op 6 april 2021 heeft Havensteder aan [persoon A] , voor zover van belang, het volgende bericht:

(…) Tijdens dit gesprek is er met u besproken dat u vanwege overlast die u veroorzaakt niet langer kunt blijven wonen aan de [adres 1] , maar dat verhuizen naar een andere woning in een andere wijk noodzakelijk is. Wij bieden u zo snel mogelijk de keuze uit maximaal twee woningen die wij aan u kunnen verhuren met een zogenaamde laatste kansovereenkomst. Dit betekent dat wij u nog éénmaal een nieuwe huurovereenkomst aanbieden met strengere voorwaarden vanwege de overlast die u heeft veroorzaakt in uw huidige woning. Als u die voorwaarden niet nakomt betekent dit ook dat wij direct de huurovereenkomst met u beëindigen.
Ook is op 16 februari met u besproken dat u geen overlast meer veroorzaakt. Het is nu pas 6 april en u heeft toch alweer verschillende malen voor enorme overlast gezorgd. Vorige week woensdag 31 maart heeft u bij ons op kantoor geschreeuwd over van alles en nog wat. Voor ons is de maat nu echt vol. Zoals wij in onze brief van 22 februari 2021 al lieten weten, starten wij vanwege uw gedrag een juridische procedure om te zorgen dat de huurovereenkomst met u voor de woning gelegen aan de [adres 1] wordt ontbonden en u de woning moet verlaten.
De enige mogelijkheid die u dan nog rest is een laatste kansovereenkomst te accepteren voor één van de twee woningen die wij u aanbieden. (…)”.
2.9
Op 15 april 2021 heeft Havensteder aan [persoon A] een andere woning aangeboden. Deze woning is gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam.
2.1
Op 5 juni 2021 heeft voor het gehuurde op straat een incident plaatsgevonden. Bij een aanvaring tussen [persoon A] en zijn onderbuurman heeft [persoon A] op straat staan dreigen met een kloofbijl. [persoon A] heeft hierbij niet alleen uitingen gedaan richting de onderbuurman maar heeft zich ook jegens andere omwonenden agressief gedragen.
2.11
Bij brief van 11 juni 2021 heeft Havensteder [persoon A] verzocht de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde op te zeggen en verder is het aanbod van 15 april 2021 ingetrokken. In reactie hierop heeft de gemachtigde van [persoon A] namens [persoon A] bericht dat hij de huurovereenkomst niet opzegt.
2.12
[persoon A] is naar aanleiding van het incident door het OM voor half augustus 2021 opgeroepen voor een TOM-zitting.

3..De vordering in conventie

3.1
Havensteder vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [persoon A] te veroordelen om het gehuurde met onmiddellijke ingang te ontruimen en te verlaten met alle daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken die zich vanwege [persoon A] daar bevinden, voor zover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, en door afgifte van de sleutels aan Havensteder ter beschikking te stellen, met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten.
3.2
Aan de vordering heeft Havensteder – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – aangevoerd dat er sprake is van jarenlange ernstige en structurele overlast veroorzaakt door [persoon A] . De overlast bestaat uit agressief gedrag, schreeuwen, vloeken en tieren en het op pannen slaan met een pollepel of bezemstok. Tegenover omwonenden, die [persoon A] aanspreken op zijn gedrag, gedraagt [persoon A] zich intimiderend en bedreigend. Hij wordt door omwonenden de ‘kanker-kanker man’ genoemd omdat hij voornamelijk scheldt met het woord kanker. De politie moet regelmatig ter plaatste komen om aan de overlast een einde te maken; zo ook tijdens het incident van 5 juni 2021 waarbij [persoon A] agressief gedrag heeft getoond met een kloofbijl. Havensteder is de afgelopen jaren meermaals met [persoon A] in gesprek gegaan om te kijken naar een oplossing. Havensteder wenst na het incident van 5 juni 2021 de andere huurders niet langer bloot te stellen aan de agressie, intimidatie, geluidsoverlast en een risico van gewelddadige escalatie veroorzaakt door [persoon A] . Het lange(re) verblijf van [persoon A] in het gehuurde gaat ten koste van het woongenot van diverse omwonenden waardoor zij ontruiming van het gehuurde vordert.
3.3
Hier legt Havensteder aan ten grondslag dat [persoon A] jegens haar toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, doordat [persoon A] zich niet als goed huurder gedraagt. [persoon A] veroorzaakt overlast, dat ondanks sommatie en gesprekken, niet is verminderd. Er is sprake van een acute onhoudbare situatie waardoor ingrijpen noodzakelijk is. Het belang van Havensteder om na een langere periode een einde te maken aan de voortdurende overlast weegt zwaarder dan het belang van [persoon A] bij het behouden van het gehuurde.
3.4
Gelet op het incident van 5 juni 2021 heeft Havensteder afgezien van het eerder gedane aanbod; het verhuizen naar een nieuwe woning biedt volgens haar geen oplossing. Havensteder vreest dat in een andere woning dezelfde situatie gaat ontstaan. Er is meer hulpverlening nodig dan Havensteder aan [persoon A] kan bieden.

4..Het verweer in conventie

4.1
Het verweer van [persoon A] strekt tot afwijzing van de vordering, hetzij Havensteder niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, met veroordeling van Havensteder in de proceskosten. Voor zover de vordering wordt toegewezen verzoekt [persoon A] om deze niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2
[persoon A] voert daartoe – voor zover van belang – aan dat [persoon A] al in 1999 heeft willen verhuizen, als gevolg van achterstallig onderhoud. Hier is Havensteder niet in meegegaan. Verder heeft [persoon A] in de periode 2018 t/m 2020 vier keer een klachtenformulier ingeleverd bij Havensteder; Havensteder reageert wel op klachten van anderen maar heeft niks met de klachten van [persoon A] gedaan. Het incident dat op 5 juni 2021 heeft plaatsgevonden is slechts een incident geweest. Het is een reactie op het gooien van hondenstront in de brievenbus van [persoon A] door de onderbuurman. Toen dat gebeurde, brak er iets bij [persoon A] . Het een en ander is niet goed te praten, maar is om aan te geven dat het een reactie is op het jarenlange getreiter van de onderbuurman. Tot slot kan aan de vele anonieme klachten die zijn overgelegd geen bewijs worden ontleend, de feiten zijn niet controleerbaar of traceerbaar.

5..De vordering in reconventie

5.1
[persoon A] vordert in reconventie dat Havensteder haar aanbod dat hij naar de woning aan de [adres 2] te Rotterdam kan verhuizen, na het gereed komen van die woning, gestand moet doen, te meer aangezien dit aanbod is aanvaard en zal worden aanvaard, nadat de woning door de aannemer is opgeleverd.
5.2
Aan die vordering heeft [persoon A] – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – ten grondslag gelegd dat nadat Havensteder aan [persoon A] een nieuwe woning heeft aangeboden er geen overlast meer is veroorzaakt. Er was een bepaalde rust over [persoon A] gekomen. Het standpunt dat Havensteder over de oorzaak van de geluidsoverlast inneemt is niet juist, want het is steeds een reactie op geluidsoverlast en gedrag van de onderbuurman. Enige uitzondering is het incident van 5 juni 2021, maar ook dat was naar aanleiding van de schade die door de buurman was aangebracht door poep in zijn brievenbus te doen. [persoon A] verdient een tweede kans.
5.3
De verdere standpunten van partijen worden hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, besproken.

6..De beoordeling in conventie

in conventie
6.1
Voor toewijzing van een vordering in kort geding – welke toewijzing vrijwel altijd een definitief karakter heeft – is alleen plaats indien met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid de bodemrechter tot eenzelfde oordeel zal komen en de uitkomst van de bodemprocedure, vanwege een spoedeisend belang aan de zijde van Havensteder, niet kan worden afgewacht.
6.2
Het spoedeisend belang vloeit voldoende voort uit het door Havensteder gestelde. Zij stelt en heeft voldoende onderbouwd dat [persoon A] ernstige en structurele overlast veroorzaakt waar omwonenden last van hebben. Gelet op, onder andere, het incident van 5 juni 2021 kan een bodemprocedure niet worden afgewacht. Havensteder heeft een spoedeisend belang bij haar vordering zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vordering.
6.3
Op grond van de wet en de algemene bepalingen is [persoon A] verplicht zich als goed huurder te gedragen. Met de overgelegde stukken, waaronder begrepen de politie rapportage waarin de overlastmeldingen voor de periode juli 2020 tot en met 5 juni 2021 zijn opgenomen, de vele correspondentie tussen Havensteder en [persoon A] en de daarvan uitgewerkte gespreksverslagen en het beeldmateriaal van het incident van 5 juni 2021, heeft Havensteder in samenhang met de toelichting daarop voldoende aannemelijk gemaakt dat [persoon A] ernstige en structurele overlast veroorzaakt. Deze overlast bestaat voornamelijk uit het veelvuldig schreeuwen met het woord ‘kanker’, met voorwerpen slaan op pannen en tot slot het dreigend uitlaten naar de buurman en omwonenden met een kloofbijl. De overlast vindt in en rondom het gehuurde plaats. Havensteder heeft meerdere keren geprobeerd om met [persoon A] in overleg te gaan en afspraken te maken om zo een einde te maken aan de overlast; deze gesprekken hebben er helaas niet voor gezorgd dat de overlast is gestopt.
6.4
[persoon A] heeft deze overlast niet, althans onvoldoende weersproken. Hij stelt dat hij wordt getriggerd door de onderbuurman en het hem niet valt te verwijten. [persoon A] heeft echter niet betwist dat er meerdere incidenten hebben plaatsgevonden, zoals ook niet wordt betwist dat het incident van 5 juni 2021 heeft plaatsgevonden. Ook is niet weersproken dat er meerdere gesprekken hebben plaatsgevonden over de overlastmeldingen. Iedere overlastmelding afzonderlijk zou misschien niet ernstig genoeg zijn om tot ontruiming over te gaan, maar alles bij elkaar genomen en mede gelet op de jarenlange duur van de overlast is sprake van ernstige en structurele overlast. Dat dit mogelijk door gedrag van de onderbuurman wordt getriggerd maakt het niet anders. [persoon A] heeft zich niet gehouden aan de tussen hem en Havensteder overeengekomen afspraken. Uit de overgelegde stukken is immers gebleken dat kort na de gemaakte afspraken, toch weer nieuwe meldingen zijn binnengekomen.
6.5
Gelet op het bovenstaande geldt ten aanzien van de huurovereenkomst het bepaalde in artikel 6:265 BW op grond waarvan iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is hierbij aan [persoon A] om voldoende gemotiveerd de ‘tenzij’ bepaling toe te lichten en onderbouwen. Bij de beoordeling dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. Hierbij weegt mee dat Havensteder voor de andere omwonenden moet in staan voor een leefbare woonomgeving en moet instaan voor rustig woongenot. Daartegenover staat het belang van [persoon A] bij behoud van het gehuurde, mede vanwege zijn leeftijd en psychische gesteldheid. De kantonrechter acht het op grond van wat er naar voren is gebracht niet aannemelijk dat het belang van [persoon A] bij behoud van het gehuurde in een bodemprocedure zwaarder zal wegen dan het grote en gerechtvaardigde belang van Havensteder. Hierbij heeft de kantonrechter rekening gehouden met het feit dat de overlast al geruime tijd duurt en ernstig van aard is. Pogingen om dit een halt toe te roepen zijn het laatste anderhalf jaar niet succesvol gebleken.
6.6
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat meer dan aannemelijk is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken en zal worden bepaald dat de woning ontruimd moet worden. De kantonrechter ziet aanleiding om op dit oordeel vooruit te lopen en de gevorderde ontruiming in deze procedure al toe te wijzen. Mede gelet op de hiervoor genoemde pogingen de overlast te laten eindigen, maar met name ook gelet op het recente incident op 5 juni 2021, kan niet van Havensteder worden verwacht geen gebruik te maken van haar mogelijkheid om in kort geding al de ontruiming van het gehuurde te vragen. De ontruimingstermijn zal op veertien dagen na betekening van dit vonnis worden bepaald.
6.7
Het verzoek om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren wordt afgewezen. Gelet op de aard en frequentie van de overlast die [persoon A] veroorzaakt, kan het (nog langer) afwachten van een eventueel hoger beroep van Havensteder niet worden gevergd. Het vonnis zal derhalve uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden.
6.8
[persoon A] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Havensteder veroordeeld.
in reconventie
6.9
[persoon A] stelt met zijn eis in reconventie dat hij het aanbod van 15 april 2021 om te verhuizen naar de woning aan de [adres 2] te Rotterdam heeft geaccepteerd, zodat Havensteder hier niet op terug kan komen en zij na het gereed komen van de woning, dit aanbod gestand moet doen.
6.1
Over de vraag of [persoon A] het door Havensteder gedane aanbod heeft aanvaard, wordt als volgt overwogen. [persoon A] verwijst voor wat betreft de aanvaarding naar e-mailberichten tussen [persoon B] (medewerker van Havensteder) en [persoon D] (Ambulant begeleider van [persoon A] ). Op geen enkele wijze is door [persoon A] onderbouwd op welke wijze uit deze berichten een aanvaarding van het aanbod moet zijn af te lezen. De enkele en algemene verwijzing naar de e-mailberichten, kan in ieder geval niet als voldoende onderbouwing van zijn vordering gelden.
6.11
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [persoon A] wordt afgewezen, nu uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat het door Havensteder gedane aanbod, voordat dit is ingetrokken, door [persoon A] is aanvaard en waardoor Havensteder ook niet verplicht kan worden tot het gestand doen van dit aanbod.
6.12
[persoon A] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Havensteder, die tot aan deze uitspraak worden begroot op nihil. Daartoe wordt overwogen dat Havensteder ten aanzien van de eis in reconventie geen aparte proceshandelingen heeft verricht, zodat daaraan ook geen procespunt kan worden toegekend.

7..De beslissing

De kantonrechter:
rechtdoende in kort geding,
in conventie:
veroordeelt [persoon A] om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te verlaten en te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en roerende zaken, behoudens voor zover deze laatste het eigendom zijn van Havensteder, en onder afgifte van de sleutels ter vrije al algehele beschikking te stellen van Havensteder, alsmede het gehuurde leeg en schoon op te leveren;
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 232,01 aan verschotten en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde;
in reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op nihil;
in conventie en in reconventie
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485