In deze zaak, die op 13 januari 2021 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen een eiseres en drie gedaagden in verband met geluidsoverlast in een appartementencomplex. Eiseres, wonende in appartement nummer 424, heeft een geschil met de huurders van het bovenliggende appartement nummer 442, dat eigendom is van gedaagde 3. Eiseres stelt dat zij hinder ondervindt van geluidsoverlast door de harde vloerbedekking in het appartement van de huurders. De procedure is gestart na een geluidsonderzoek dat heeft aangetoond dat de vloerbedekking niet voldoet aan de geluidsnormen zoals vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de Vereniging van Eigenaars (VvE). Eiseres vordert onder andere dat de huurders worden gelast om de vloerbedekking aan te passen en dat gedaagde 3 de kosten van het onderzoek vergoedt.
Tijdens de zitting zijn de huurders niet verschenen, waardoor verstek is verleend. Gedaagde 3 heeft verweer gevoerd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de primaire vordering tegen de huurders wordt afgewezen, omdat zij geen zelfstandige verplichting hebben om de inrichting van het gehuurde te veranderen zonder toestemming van de verhuurder. De subsidiaire vordering is eveneens afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat er nog steeds sprake is van geluidsoverlast die de toegestane norm overschrijdt. Eiseres heeft uiteindelijk geen belang meer bij de vordering tot vergoeding van de kosten van het onderzoek, wat ook tot afwijzing van die vordering leidt.
De voorzieningenrechter heeft eiseres als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, waarbij de kosten aan de zijde van gedaagde 3 zijn begroot op € 304,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.