ECLI:NL:RBROT:2021:750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
C/10/608156 / KG ZA 20-1067
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over geluidsoverlast in appartementencomplex met betrekking tot vloerbedekking

In deze zaak, die op 13 januari 2021 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen een eiseres en drie gedaagden in verband met geluidsoverlast in een appartementencomplex. Eiseres, wonende in appartement nummer 424, heeft een geschil met de huurders van het bovenliggende appartement nummer 442, dat eigendom is van gedaagde 3. Eiseres stelt dat zij hinder ondervindt van geluidsoverlast door de harde vloerbedekking in het appartement van de huurders. De procedure is gestart na een geluidsonderzoek dat heeft aangetoond dat de vloerbedekking niet voldoet aan de geluidsnormen zoals vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de Vereniging van Eigenaars (VvE). Eiseres vordert onder andere dat de huurders worden gelast om de vloerbedekking aan te passen en dat gedaagde 3 de kosten van het onderzoek vergoedt.

Tijdens de zitting zijn de huurders niet verschenen, waardoor verstek is verleend. Gedaagde 3 heeft verweer gevoerd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de primaire vordering tegen de huurders wordt afgewezen, omdat zij geen zelfstandige verplichting hebben om de inrichting van het gehuurde te veranderen zonder toestemming van de verhuurder. De subsidiaire vordering is eveneens afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat er nog steeds sprake is van geluidsoverlast die de toegestane norm overschrijdt. Eiseres heeft uiteindelijk geen belang meer bij de vordering tot vergoeding van de kosten van het onderzoek, wat ook tot afwijzing van die vordering leidt.

De voorzieningenrechter heeft eiseres als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, waarbij de kosten aan de zijde van gedaagde 3 zijn begroot op € 304,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/608156 / KG ZA 20-1067
Vonnis in kort geding van 13 januari 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. R. van Noord te Ridderkerk,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
niet verschenen,
.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
niet verschenen,
3.[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats gedaagde 3] ,
verschenen in persoon,
gedaagden.
Eiseres wordt hierna [eiseres] genoemd. Gedaagden worden hierna samen als zodanig aangeduid. Gedaagden sub 1 en 2 worden hierna aangeduid als de huurders. Gedaagde sub 3 wordt hierna [gedaagde 3] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 2 en 3 december 2020 met producties
  • de mondelinge behandeling gehouden op 16 december 2020
  • de ter zitting overgelegde ongenummerde productie van [eiseres]
  • de aanhouding tot 30 december 2020 om partijen in de gelegenheid te stellen in onderling overleg een minnelijke regeling te bereiken, wat niet is gelukt. [eiseres] heeft vonnis gevraagd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] bewoont het appartement aan de [straatnaam] 424 te [postcode] Ridderkerk (hierna: nummer 424). Het bovengelegen appartement aan de [straatnaam] 442 te [postcode] Ridderkerk (hierna: nummer 442) wordt bewoond door de huurders en hun twee minderjarige kinderen. Eigenaar van nummer 442 is [gedaagde 3] .
2.2.
Nummers 424 en 442 behoren tot het in 1975 gebouwde appartementencomplex ‘ [naam appartementencomplex] ’. [eiseres] en [gedaagde 3] zijn lid van de vereniging van eigenaars [naam appartementencomplex] [straatnaam] 392 tot en met 644 te Ridderkerk (hierna: de VvE). Van toepassing is het huishoudelijk reglement dat laatstelijk is gewijzigd op 14 mei 2008. Volgens artikel 21 van dat reglement zijn harde vloerbedekkingen in de appartementen behorend tot de VvE alleen toegestaan als de isolatie-index Ico voor contactgeluid 10db of meer bedraagt volgens de geldende NEN-norm.
2.3.
Tussen partijen bestaat al langere tijd geschil over de geluidsoverlast en hinder die [eiseres] stelt te ervaren van haar bovenburen. In dat verband heeft, ter toetsing aan het huishoudelijk reglement, een geluidsonderzoek plaatsgevonden naar de in nummer 442 aanwezige harde vloerbedekking, Dat onderzoek is verricht door Adromi Groep. Op 17 juli 2020 heeft Adromi Groep gerapporteerd en is geconcludeerd dat niet (geheel) aan de geluidsnorm, zoals bedoeld in het huishoudelijk reglement, wordt voldaan.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert (zakelijk weergegeven) om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair: de huurders te gelasten in de woonkamer/keuken, voorzien van een harde vloer-bedekking, en in de slaapkamer, met een harde vloerbedekking/bouwkundige vloer, na het verwijderen van de harde vloerbedekking/bouwkundige vloer, een zodanige vloer-bedekking aan te leggen dat voldaan wordt aan de eis van tenminste 0 dB volgens de destijds geldende plaatselijke verordening + 10 dB volgens het huishoudelijk reglement;
subsidiair: [gedaagde 3] te gelasten erop toe te zien dat de huurders de vloerbedekking aanpas-sen, zodat voldaan wordt aan de eis van ternminste 0 dB volgens de destijds geldende plaatselijke verordening + 10 dB volgens het huishoudelijk reglement, alsmede haar te gelasten zo nodig zelf die vloerbedekking aan te leggen,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 (althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom) voor elke dag of deel daarvan dat gedaagden niet voldoen aan het hiervoor primair of subsidiair gevorderde, tot een maximumbedrag van
€ 25.000,00 vanaf vijf dagen na betekening van het vonnis;
3. [gedaagde 3] te veroordelen om aan [eiseres] de kosten van het onderzoek naar de geluidshinder van € 2.359,50 te voldoen onder aftrek van een bedrag van € 1.000,00;
4. Gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde 3] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De huurders zijn niet ter zitting verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen de huurders verstek wordt verleend. Nu [gedaagde 3] wel in de procedure is verschenen, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak geldt.
4.2.
Gelet op de door [eiseres] gestelde geluidsoverlast en hinder, is het spoedeisend belang bij in elk geval de vorderingen onder 3.1 sub 1 en 2 in voldoende mate gegeven.
4.3.
De primaire vordering onder 3.1 sub 1 die is ingesteld tegen de huurders wordt afgewezen. Gelet op het bepaalde in artikel 7:215 lid 1 BW bestaat voor de huurders geen zelfstandige verplichting de inrichting of gedaante van het gehuurde, zoals door [eiseres] verzocht, te veranderen. Daarvoor hebben zij de schriftelijke toestemming van de verhuurder ( [gedaagde 3] ) nodig die, zo is gebleken, op 7 december 2019 het laminaat uit nummer 442 heeft doen verwijderen en vervangen door geluiddempend vinyl, overeenkomstig de afspraken die daarover zijn gemaakt met [eiseres] . Daarmee is tevens het belang van [eiseres] bij de subsidiaire vordering onder 3.1 sub 2 komen te vervallen wat tot afwijzing van die vordering leidt. De stelling van [eiseres] dat ook na het verwijderen van het laminaat en het aanbrengen van het vinyl in nummer 442 sprake blijft van geluidsoverlast die de geluidsnorm overschrijdt heeft zij niet concreet gemaakt en met stukken onderbouwd. Aan die stelling gaat de voorzieningenrechter dan ook voorbij. [gedaagde 3] heeft bovendien betwist dat het geluid dat [eiseres] nog zou ervaren de toegestane geluidsnorm overstijgt.
4.4.
Ter zitting heeft de advocaat van [eiseres] gesteld dat [gedaagde 3] de kosten van het onderzoek naar de geluidshinder volledig heeft betaald en dat het in dit kort geding enkel nog gaat om de proceskosten. [eiseres] heeft, gelet hierop, geen belang meer bij het gevorderde onder 3.1 sub 3. Die vordering ligt reeds daarom voor afwijzing gereed.
4.5.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 3] worden begroot op € 304,00 aan griffierecht. De kosten aan de zijde van de huurders worden begroot op nihil, nu zij niet in het geding zijn verschenen.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen huurders,
5.2.
wijst de vorderingen af,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 3] tot op heden begroot op € 304,00, en aan de zijde van de huurders tot op heden begroot op nihil,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op
13 januari 2021.1734/1573