ECLI:NL:RBROT:2021:7500

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
9080418 VV EXPL 21-109
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde winkelruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurster en een huurster. De verhuurster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.C. Verhoeff, vorderde ontruiming van de gehuurde winkelruimte en betaling van achterstallige huur, boetes en incassokosten. De huurster is niet verschenen tijdens de zittingen, waardoor verstek is verleend. De verhuurster stelde dat de huurster een aanzienlijke huurachterstand had opgebouwd van € 221.313,07, wat leidde tot de vordering tot ontruiming.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurster in gebreke is gebleven met haar betalingsverplichtingen en dat er een spoedeisend belang is voor de verhuurster om de winkelruimte te ontruimen. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met uitzondering van de gevorderde toekomstige huurtermijnen en boetes, omdat het gehuurde grotendeels al was ontruimd. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de verhuurster recht heeft op betaling van de achterstallige huur, de contractuele boete en de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.

De uitspraak benadrukt het belang van het nakomen van huurverplichtingen en de mogelijkheden voor verhuurders om juridische stappen te ondernemen bij huurachterstand. De kantonrechter heeft de huurster veroordeeld in de proceskosten en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9080418 VV EXPL 21-109
uitspraak: 27 juli 2021
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.C. Verhoeff te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
  • Het exploot van dagvaarding van 20 april 2021, met producties;
  • Het exploot van dagvaarding van 15 juli 2021, met producties.
1.2
De gemachtigde van [eiseres] heeft op 28 april 2021 medegedeeld dat de geplande mondelinge behandeling van 28 april 2021, in verband met lopende schikkingsonderhandeling, niet door hoeft te gaan. Op 10 mei 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] nieuwe verhinderdata gestuurd, omdat partijen geen schikking hebben getroffen. Vervolgens is een nieuwe zittingsdatum bepaald op 13 juli 2021. [gedaagde] is tijdens de mondelinge behandeling van 13 juli 2021 niet verschenen. Omdat niet kon worden vastgesteld dat [gedaagde] op de hoogte was van deze zittingsdatum heeft de kantonrechter bepaald dat [eiseres] [gedaagde] opnieuw moest oproepen. De mondelinge behandeling heeft daardoor plaatsgevonden op 23 juli 2021. Namens [eiseres] is verschenen mevrouw [naam persoon] , bijgestaan door de gemachtigde van [eiseres] . [gedaagde] is niet verschenen.
1.3
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.4
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2..De vordering

2.1
[eiseres] vordert bij dagvaarding bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
I. om het gehuurde binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan [eiseres] ter beschikking te stellen;
II. tot betaling aan [eiseres] van € 221.313,07 (incl. btw), althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, althans vanaf de dag van het te wijzen vonnis, tot de dag van algehele voldoening;
III. tot betaling aan [eiseres] van € 12.415,43 per maand, ter zake de maandelijkse verschuldigde huur, vanaf 1 augustus 2021 tot en met de maand waarin [eiseres] de beschikking over het gehuurde krijgt, een ingegane maand voor een volle gerekend, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2021, althans vanaf de vervaldatum van de betreffende maand tot de dag van algehele voldoening;
IV. tot betaling van de contractuele boete ter hoogte van € 3.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, gerekend tot en met de maand juli 2021, met ingang van 1 augustus 2021, te vermeerderen met een bedrag van € 300,00 per maand voor iedere separate huurbetaling die [gedaagde] op basis van de huurovereenkomst nog verschuldigd zal worden en die niet en/of niet tijdig en/of niet volledig is voldaan aan [eiseres] ;
V. tot betaling aan [eiseres] van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten begroot op € 2.881,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, althans vanaf de dag van het te wijzen vonnis, tot de dag van algehele voldoening;
VI. in de proceskosten en de nakosten.
2.1
Ter toelichting op haar vordering heeft [eiseres] – zakelijk weergegeven en voor zover nu van belang – het volgende aangevoerd.
2.2.1
Tussen [eiseres] als verhuurster en [gedaagde] als huurster bestaat een huurovereenkomst voor de winkelruimte gelegen de [adres 1] en [adres 2] te Rotterdam en de magazijnruimte bekend als unit [naam unit] (hierna: het gehuurde) tegen betaling van een maandelijkse huur van € 12.415,43 per maand. Tot en met de maand juli 2021 heeft [gedaagde] een huurachterstand laten ontstaan van € 221.313,07 (incl. btw). [gedaagde] schiet toerekenbaar te kort in de nakoming van haar verplichtingen als huurster. Het niet betalen van de huur waardoor een achterstand van ruim zeventien maanden is ontstaan, rechtvaardigt ontruiming van het gehuurde.
2.2.2
[eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, doordat bij voortzetting van de huurovereenkomst [eiseres] het risico loopt financieel gedupeerd te worden voor de houding en/of financiële situatie aan de zijde van [gedaagde] . Zij moet zo spoedig mogelijk plaats maken voor een huurder die wel betaalt en van [eiseres] kan niet worden verwacht dat zij de uitkomsten in een eventueel te voeren bodemprocedure afwacht.

3..Het verweer

[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.

4..De beoordeling

4.1
[gedaagde] is op de mondelinge behandeling van 23 juli 2021 niet verschenen. Uit de door [eiseres] overgelegde originele dagvaarding van 15 juli 2021 is gebleken dat [gedaagde] correct voor de zitting is opgeroepen. Ook de overige bij wet voorgeschreven formaliteiten zijn in acht genomen, zodat verstek is verleend tegen [gedaagde] .
4.2
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding – welke toewijzing bijna altijd een definitief karakter heeft – is alleen plaats indien met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid de bodemrechter tot eenzelfde oordeel zal komen en de uitkomst van de bodemprocedure, vanwege een spoedeisend belang aan de zijde van [eiseres] , niet kan worden afgewacht.
4.3
Gelet op de steeds verder oplopende huurachterstand van [gedaagde] en het feit dat [eiseres] een belang heeft bij het vinden van een nieuwe betalende huurder, heeft [eiseres] een spoedeisend belang bij haar vordering.
4.4
De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen, behoudens het navolgende:
4.5
De gevorderde toekomstige huurtermijnen inclusief de contractuele boetes tot de datum van ontruiming worden afgewezen. [eiseres] heeft tijdens de zitting, desgevraagd, bevestigd dat het gehuurde grotendeels al is ontruimd, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat het gehuurde op zeer korte termijn volledig is ontruimd.
4.6
Ingevolge artikel 6:92 lid 2 BW kunnen niet zowel de contractuele boete als een schadevergoeding op grond van de wet (rente) gevorderd worden, tenzij anders is overeengekomen. Gesteld noch gebleken is dat de boete verschuldigd is onverminderd de rechten op schadevergoeding uit anderen hoofde. Er kan dan ook geen aanspraak worden gemaakt op zowel de (wettelijke handels)rente als de boete voor dezelfde vertragingsschade. De gevorderde rente wordt, nu de boetes worden toegewezen tot en met de maand juli 2021, dan ook (eerst) toegewezen vanaf 1 augustus 2021.
4.7
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde (de winkelruimte gelegen de [adres 1] en [adres 2] te Rotterdam en de magazijnruimte bekend als unit [naam unit] ) te ontruimen met alle personen en/of zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van sleutels ter beschikking van [eiseres] te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 2.881,57 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 3.000,00 aan contractuele boete berekend tot en met de maand juli 2021;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 221.313,07 (incl. btw) aan achterstallige huur, voorschot op servicekosten en promotiekosten berekend tot en met de maand juli 2021 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex 6:119a BW vanaf 1 augustus 2021 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 1.113,32 aan verschotten en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde, en tevens, indien niet binnen veertien dagen na de datum van het onderhavige vonnis (vrijwillig) aan dit vonnis is voldaan, een bedrag van € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485