Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 11 januari 2021
- producties 1 tot en met 12 van [eiser]
- de mondelinge behandeling gehouden op 13 januari 2021.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
het proces-verbaal van de zitting van 7 mei 2019in de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 8 mei 2019 is gebleken dat, na navraag door de advocaat van [eiser] bij de griffie kanton, een uitgewerkt proces-verbaal niet voorhanden is. Geconstateerd is dat [gedaagde] bij het ontbreken daarvan daarom ook niet tot de gevraagde afgifte kan worden veroordeeld. Namens [eiser] is daarop het deel van de vordering dat ziet op de afgifte van het proces-verbaal ingetrokken.
met de kantonrechter gevoerde correspondentie in de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 8 mei 2019 met daarbij een (opsommings-)lijst. Op basis van de beperkte toelichting die mr. Van Beuningen desgevraagd pas ter zitting heeft gegeven is bij de voorzieningenrechter de indruk ontstaan dat dit deel van de vordering is gebaseerd op het onzekere, niet met stukken onderbouwde, vermoeden dat er ‘meer aan de hand’ is en dat informatie wordt achtergehouden. Indien en voor zover deze stukken al bestaan, is dit te weinig om op dit moment de afgifte toe te staan.
de afgifte van het verzoekschrift tot omzetting van het bewind in zijn ondercuratelestellingdat 21 januari 2021 wordt behandeld is evident. Gelet op de toezegging van [gedaagde] ter zitting dat hij een veroordeling zonder meer zal nakomen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het opleggen van de gevorderde dwangsom als prikkel tot nakoming niet nodig is.