ECLI:NL:RBROT:2021:7588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/619339 / KG ZA 21-426
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van de echtelijke woning tussen ex-echtelieden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen ex-echtelieden over de verkoop van hun gezamenlijke woning. De man vordert dat de vrouw haar medewerking verleent aan de verkoop van de woning, die als minimale verkoopprijs € 220.000,00 moet opbrengen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 25 juni 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 juli 2021. De ex-echtelieden zijn in 2012 gescheiden en hebben sindsdien een gerechtelijke procedure gevoerd over de verdeling van hun gemeenschapsgoederen, waaronder de echtelijke woning. De vrouw heeft in het verleden afspraken gemaakt over de overname van de woning, maar heeft deze niet kunnen nakomen vanwege een BKR-registratie van een schuld aan Interbank. De man heeft verklaard dat hij geen financiële middelen heeft om de schuld af te lossen en dat de verkoop van de woning noodzakelijk is om zijn situatie te verbeteren. De vrouw heeft verweer gevoerd, maar de rechtbank oordeelt dat het belang van de man bij de verkoop van de woning zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij het behoud van de woning. De vrouw wordt veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen aan de verkoop en overdracht van de woning. Indien zij niet meewerkt, zal het vonnis in de plaats treden van haar wilsverklaring. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd voor het geval de vrouw niet aan de veroordelingen voldoet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/619339 / KG ZA 21-426
Vonnis in kort geding van 30 juli 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. M. Özgül te Breda,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. S. Kandemir te Dordrecht.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 juni 2021, met 5 producties;
  • de conclusie van antwoord, met 5 producties;
  • de mondelinge behandeling op 20 juli 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Op 3 oktober 2012 heeft de Turkse rechter de echtscheiding van partijen uitgesproken. Deze uitspraak is op 4 oktober 2012 onherroepelijk geworden.
2.2.
Partijen hebben in Nederland een gerechtelijke procedure gevoerd om de verdeling van de gemeenschapsgoederen, waaronder de echtelijke woning gelegen aan de [adres], te bewerkstelligen. Tijdens de mondelinge behandeling in die procedure op 12 juni 2017 hebben partijen ter gedeeltelijke beëindiging van het geschil een regeling getroffen die is vastgelegd in een proces-verbaal.
In de regeling is het volgende bepaald:
“1. Partijen zullen gezamenlijk opdracht verlenen aan makelaar [naam makelaar] te [plaatsnaam] tot verkoop van de gemeenschappelijke woning.
2. De advocaten van partijen zullen hiertoe binnen veertien dagen na heden contact
opnemen met genoemde makelaar.
3. De woning zal als minimale verkoopprijs € 220.000,00 dienen op te brengen.
4. De vrouw zal de woning verlaten per de datum van levering van de woning aan de
kopers. De kopers zullen te kennen geven op welke datum zij de woning willen geleverd
krijgen.
5. De kosten van de makelaar worden door partijen ieder bij helfte gedragen en rechtstreeks betaald aan de makelaar.
6. De vrouw zal alle vaste lasten met betrekking tot de woning voor haar rekening nemen tot de datum van levering aan een derde. Zij zal gedurende die periode het volledige recht op de hypotheekrenteaftrek hebben.
7. Indien er bij de verkoop en levering van de woning een restschuld blijft, zal de man deze restschuld volledig voor zijn rekening nemen en de vrouw hiervoor vrijwaren.
8. De man trekt zijn vordering voor zover het betreft de verkoop van de woning in.”
2.3.
Bij e-mail van 2 juni 2020 heeft de advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw medegedeeld dat de vrouw zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden van de regeling. De vrouw is verzocht medewerking te verlenen aan de verkoop van de echtelijke woning.
2.4.
In december 2020 zijn partijen – kort gezegd – overeengekomen dat de vrouw de echtelijke woning van de man overneemt, uitgaande van een taxatiewaarde van € 252.500,-. De vrouw heeft in dat kader bij SNS Bank het verzoek ingediend de hypotheek van de woning op haar naam te zetten en de man te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Bij brief van 16 maart 2021 heeft de SNS Bank aan de vrouw medegedeeld dat zij bereid is hieraan medewerking te verlenen onder de voorwaarde dat de BKR-registratie van het doorlopende krediet met een limiet van € 30.000,-- (geregistreerd per 14 september 2007) wordt verwijderd van haar naam en niet meer zichtbaar is in het BKR.
2.5.
De BKR-registratie betreft een schuld aan Interbank die geregistreerd staat op naam van beide partijen.

3..Het geschil

3.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en alle dagen:
I. te bepalen dat de vrouw wordt veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis haar medewerking te verlenen aan de verkoop en overdracht van de echtelijke woning, tegen een door de makelaar, te weten: 'makelaar [naam makelaar] te [plaatsnaam]', te bepalen reële marktconforme prijs, doch minimaal € 220.000,--, via een door de man aan te wijzen notaris. De medewerking van de vrouw zal bestaan uit de volgende handelingen:
a. het plaatsen van een handtekening bij de overeenkomst van opdracht tot de verkoop van de echtelijke woning door de makelaar;
b. de vrouw zal haar medewerking verlenen aan een waardebepaling door de makelaar;
c. partijen zullen zich refereren aan de verkoopprijs zoals vastgesteld door de makelaar, doch het zal minimaal € 220.000,-- bedragen;
d. het laten bezichtigen van de echtelijke woning aan potentiële kopers binnen twee weken nadat een koper zich heeft gemeld bij de makelaar;
e. het plaatsen van een handtekening op de verkoopovereenkomst, indien een koper bereid is de door de makelaar aangehouden verkoopprijs of meer te betalen;
f. het verrichten van haar medewerking bij de notaris door het ondertekenen van de daartoe benodigde documenten terzake de overdracht van de echtelijke woning aan de koper en de afwikkeling van de hypothecaire lening; en
g. het leeg en opgeruimd achterlaten, alsmede het verstrekken van de sleutels van de echtelijke woning bij de oplevering aan de koper;
II. het onder I. verzochte onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat de vrouw zich niet houdt aan een of meer van deze handelingen tot een maximum van € 10.000,--;
III. mocht de vrouw haar medewerking aan het onder I. en II. verzochte ook niet verlenen nadat het maximum bedrag ad € 10.000,-- aan dwangsommen is verbeurd, te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de vrouw tot het in verkoop geven bij de onder I. genoemde makelaar, alsmede te bepalen dat in dat geval het te wijzen vonnis in de plaats komt van de voor eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw;
IV. één en ander vanaf betekening van het vonnis;
V. met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De man heeft ter zitting verklaard dat hij geen financiële middelen heeft om de schuld bij Interbank af te lossen. Hij betaalt enkel de verschuldigde rentekosten. Indien de echtelijke woning wordt verkocht, kan hij met de overwaarde op de woning de schuld bij Interbank en tegelijkertijd de hypotheekschuld aflossen. Op die manier heeft hij weer de mogelijkheid om op zoek te gaan naar een eigen woning en verder te gaan met zijn leven. Gelet op die verklaring, is het spoedeisende belang van de man bij zijn vorderingen voldoende gegeven.
4.2.
De vrouw voert aan dat de man in strijd heeft gehandeld met zijn substantiëringsplicht door zich in het geheel niet uit te laten over de ontwikkelingen na juni 2020 (lees: de tussen partijen bereikte overeenstemming) en dat de dagvaarding daarom nietig moet worden verklaard. Dit verweer wordt verworpen. In de dagvaarding is daarover vermeld dat de man de vrouw nog de gelegenheid heeft gegeven de woning tegen taxatiewaarde over te nemen, maar dat de vrouw er niet in is geslaagd de man te laten ontslaan uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. Die vermelding is niet onjuist. Dat in de dagvaarding summier is ingegaan op het verweer van de andere kant, leidt nog niet tot nietigheid van de dagvaarding.
4.3.
Vaststaat dat de vrouw de in december 2020 gemaakte afspraak, om de woning over te nemen van de man, niet kan nakomen als gevolg van de BKR-registratie van de schuld aan Interbank. De vrouw heeft nog gesteld dat er een overeenkomst met de man tot stand is gekomen, inhoudende dat een vriendin van haar telefonisch contact heeft gehad met de man en met hem mondeling heeft afgesproken dat het door de vrouw te betalen bedrag aan de man wordt verhoogd en de man de gehele schuld aan Interbank aflost, waardoor de BKR-registratie ongedaan wordt maakt. De man heeft deze stelling van de vrouw echter betwist. Geoordeeld wordt dat de vrouw haar stelling onvoldoende concreet heeft gemaakt om daaruit af te leiden dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Zo heeft de vrouw niet inzichtelijk gemaakt wat er precies is overeengekomen (bijvoorbeeld de bedragen waar het om gaat), wanneer het telefoongesprek plaatsvond en bij welke gelegenheid dat is gebeurd. Evenmin heeft zij een verklaring van de desbetreffende vriendin overgelegd die daarover helderheid had kunnen scheppen. Onvoldoende aannemelijk is dan ook dat er een overeenkomst ten voordele van de vrouw tot stand is gekomen in een enkel telefoongesprek tussen de man en een vriendin van haar. Daarbij is mede van belang dat partijen verwikkeld zijn geweest in een boedelscheidingsproblematiek die volledig is uitgeprocedeerd en is geëindigd met een arrest van het hof Den Haag van 19 maart 2019 dat inmiddels kracht van gewijsde heeft. Het hof heeft beslist dat partijen beiden voor de helft draagplichtig zijn voor de schuld bij Interbank.
De vrouw heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd om aan te nemen dat de schuld bij Interbank op korte termijn kan worden afgelost en de BKR-registratie ongedaan kan worden gemaakt. Er is dan ook geen uitzicht voor haar op het overnemen van de woning van de man. De situatie van onverdeeldheid duurt al lang op deze manier voort en de man heeft er zoals gezegd spoedeisend belang bij om uit die situatie te komen. Onder deze omstandigheden dient het belang van de man bij verkoop van de woning aan een derde zwaarder te wegen dan het belang van de vrouw bij instandhouding van de situatie.
4.4.
De vrouw wordt daarom veroordeeld tot het verlenen van medewerking aan de verkoop en levering van de echtelijke woning aan een derde. Indien zij niet meewerkt aan de ondertekening van de opdrachtverlening aan de makelaar, de verkoopovereenkomst met de koper en/of de akte van levering bij de notaris, zal dit vonnis in de plaats treden van de wilsverklaring daartoe van de vrouw. Daarmee is het niet nodig om aan die handelingen het opleggen van een dwangsom te verbinden. Wel wordt de gevorderde dwangsom met betrekking tot de overige noodzakelijke handelingen toegewezen, zij het dat deze wordt beperkt.
4.5.
Tenuitvoerlegging op de minuut zal worden afgewezen. De bevoegdheid van de voorzieningenrechter om op grond van het toenmalige artikel 297 Rv tot een tenuitvoerlegging op de minuut te beslissen, is afgeschaft per 1 januari 2002.
4.6.
De man heeft niet onderbouwd waarom de beslissing uitvoerbaar moet worden verklaard “op alle dagen”, zodat ook dat deel van zijn vordering wordt afgewezen.
4.7.
Nu partijen voorheen in een affectieve relatie tot elkaar stonden, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de vrouw om binnen twee weken na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de verkoop en overdracht van de woning gelegen aan de [adres], tegen een door Makelaar [naam makelaar] te [plaatsnaam] te bepalen reële marktconforme prijs, via een door de man aan te wijzen notaris, waarbij de medewerking van de vrouw zal bestaan uit de volgende handelingen:
a. het plaatsen van een handtekening bij de overeenkomst van opdracht tot de verkoop van de echtelijke woning door de makelaar;
b. het verlenen van medewerking aan een waardebepaling door de makelaar;
c. het zich refereren aan de verkoopprijs zoals vastgesteld door de makelaar, die niet minder dan € 220.000,-- zal bedragen;
d. het laten bezichtigen van de echtelijke woning aan potentiële kopers binnen twee weken nadat een koper zich heeft gemeld bij de makelaar;
e. het plaatsen van een handtekening op de verkoopovereenkomst, indien een koper bereid is de door de makelaar aangehouden verkoopprijs of meer te betalen;
f. het verrichten van haar medewerking bij de notaris door het ondertekenen van de daartoe benodigde documenten terzake de overdracht van de echtelijke woning aan de koper en de afwikkeling van de hypothecaire lening; en
g. het leeg en opgeruimd achterlaten, alsmede het verstrekken van de sleutels van de echtelijke woning bij de oplevering aan de koper;
5.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 250,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1. onder b., c., d. en/of g. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,-- is bereikt;
5.3.
bepaalt dat dit vonnis, indien de vrouw niet aan de in 5.1. onder a., e. en/of f. uitgesproken veroordeling voldoet, in de plaats treedt van de wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw ten behoeve van de opdrachtverlening aan de makelaar alsmede de verkoop en de levering van de woning aan de koper;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. A.F.L. Geerdes op 30 juli 2021.
2091 / 1729