ECLI:NL:RBROT:2021:7767
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. van de Grampel
- J. de Lange
- P. Tuinenburg
- Rechtspraak.nl
Toewijzing vordering tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 juli 2021 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, die een gevangenisstraf van 54 maanden had gekregen, was op 3 februari 2020 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, maar had zich niet gehouden aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht bij Reclassering Nederland, een drugs- en alcoholverbod, en een locatiegebod met elektronisch toezicht. De proeftijd was eerder verlengd en de voorwaardelijke invrijheidstelling was gedeeltelijk herroepen vanwege overtredingen van de voorwaarden.
Op 23 juni 2021 diende het openbaar ministerie een vordering in om de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten, ondersteund door rapporten van de reclassering en de inrichting waar de veroordeelde verbleef. Tijdens de zitting op 21 juli 2021 werd de officier van justitie gehoord, evenals de veroordeelde en zijn raadsvrouw. De reclassering concludeerde dat de risico's niet voldoende konden worden beheerst en dat de veroordeelde zich niet gemotiveerd had getoond om aan de voorwaarden te voldoen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde meerdere kansen had gekregen, maar deze niet had benut. De rechtbank concludeerde dat er geen vertrouwen was dat de voorwaardelijke invrijheidstelling onder voorwaarden zou kunnen plaatsvinden zonder dat het recidiverisico voldoende zou worden ingeperkt.
De rechtbank heeft daarom de vordering van het openbaar ministerie toegewezen en beslist dat de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege blijft. Deze beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.