ECLI:NL:RBROT:2021:778

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
8505264 \ CV EXPL 20-13843
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van aankoopbedrag van auto na beëindiging affectieve relatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. Vincent, vorderde betaling van een bedrag van € 18.303,33 van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. P.H.A. de Boer, in verband met de aankoop van een Volkswagen Golf. De eiseres stelde dat zij de auto had betaald met een lening van € 16.500,00, maar dat het kenteken op naam van de gedaagde was gesteld. De gedaagde betwistte de eigendom van de auto en voerde aan dat hij de auto contant had betaald en dat er geen betalingsregeling was getroffen. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor haar vordering en dat de gedaagde de rechthebbende van de auto was. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8505264 \ CV EXPL 20-13843
uitspraak: 29 januari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 30 april 2020,
gemachtigde: mr. A. Vincent te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.H.A. de Boer te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ respectievelijk ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek tevens houdende eiswijziging, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties;
  • de akte zijdens [eiseres] .
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en samengewoond zonder een schriftelijk samenlevingscontract.
2.2.
In februari 2018 heeft [eiseres] een persoonlijke lening ten bedrage van € 16.500,00 afgesloten bij ING (hierna: de lening).
2.3.
[eiseres] heeft in februari 2018 € 16.400,00 overgeboekt naar [gedaagde] .
2.4.
Op 21 februari 2018 heeft [gedaagde] € 16.400,00 contant betaald aan een derde voor een auto van het merk Volkswagen type Golf (hierna: de auto). [gedaagde] heeft de auto in ontvangst genomen.
2.5.
Het kentekenbewijs van de auto is na de koop op naam van [gedaagde] gesteld.
2.6.
De auto werd gedurende de relatie gezamenlijk gebruikt door [eiseres] en [gedaagde] .
2.7.
De affectieve relatie tussen partijen is geëindigd in november 2018.
2.8.
Na de beëindiging van de relatie is de auto in bezit van [gedaagde] gebleven.
2.9.
De auto is inmiddels verkocht.

3..De vordering

3.1.
[eiseres] heeft – na eiswijziging – gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair en subsidiair[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 18.303,33 aan [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten vanaf 20 april 2020 tot de dag der algehele voldoening, dan wel [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de hoofdsom ad € 16.400,00 te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente die de kantonrechter in goede justitie juist acht, zulks binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke is hieraan te voldoen, met een maximum van € 50.000,00, dan wel op straffe van een dwangsom door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
meer subsidiair[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 9.550,13 aan [eiseres] zulks binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, dan wel [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] te voldoen de hoofdsom ad € 8.200,00, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente die door de kantonrechter in goede justitie juist worden geacht, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke is hieraan te voldoen, met een maximum van € 50.000,00, dan wel op straffe van een dwangsom door de kantonrechter in goede justitie te bepalen.
3.2.
Aan die vorderingen heeft [eiseres] , verkort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd:
3.2.1.
[eiseres] heeft het geldbedrag van de lening bij ING aangewend voor de aankoop van een Volkswagen Golf (hierna: de auto) ten bedrage van € 16.400,00 op 21 februari 2018. Ondanks dat [eiseres] de auto heeft betaald met het door haar geleende geld en zij de auto daarom als haar eigendom beschouwt, heeft [gedaagde] na de aankoop het kentekenbewijs op zijn naam laten zetten. De enkele tenaamstelling van het kentekenbewijs is echter geen bewijs van eigendom, maar slechts van houderschap. Aangezien teruggave van de auto niet mogelijk blijkt omdat [gedaagde] de auto niet langer in bezit heeft, vordert [eiseres] terugbetaling van het aankoopbedrag van de auto ten bedrage van € 16.400,00.
3.2.2.
Bij het aangaan van de leningsovereenkomst heeft [gedaagde] ingestemd met betaling van de helft van het leningsbedrag, welk leningsbedrag nagenoeg in overeenstemming is met de koopsom van de auto. Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] € 8.200,00 zou betalen aan [eiseres] . [gedaagde] heeft deze betalingsafspraak meerdere malen bevestigd, zoals blijkt uit de overgelegde WhatsApp-gesprekken. De auto was bedoeld voor gezamenlijk gebruik, maar [gedaagde] houdt de auto onder zich sinds de beëindiging van de relatie. Het is daardoor onmogelijk voor [eiseres] om gebruik te maken van de auto. [gedaagde] wordt verrijkt door het in bezit houden van de auto zonder dat hij daartoe een vergoeding betaalt en zonder dat [eiseres] (mede) gebruik van de auto kan maken. [eiseres] wordt daardoor verarmd. Zij draagt enkel de lasten van de aanschaf van de auto. Het beoordelingsmoment van de verrijking is het moment dat [gedaagde] de auto volledig in gebruik heeft genomen. De waarde van de auto kon op dat moment worden vastgesteld op € 16.400,00, zijnde de koopprijs van de auto. De verplichting tot schadevergoeding bedraagt derhalve € 8.200,00.
3.2.3.
[eiseres] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.136,19 inclusief btw, berekend over een hoofdsom van € 16.400,00, dan wel ten bedrage van € 949,85 inclusief btw, berekend over een hoofdsom van € 8.200,00. Daarnaast maakt [eiseres] aanspraak op wettelijke rente over € 16.400,00 vanaf de dag van aankoop van de auto en over de buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft de wettelijke rente berekend op € 767,14 tot 20 april 2020.

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
4.2.
Hij heeft daartoe, verkort weergegeven, het volgende aangevoerd.
4.2.1.
De auto is eigendom van [gedaagde] . Hij heeft de auto contant betaald en de auto in ontvangst genomen van de verkoper. De koopovereenkomst en de auto staan uitsluitend op zijn naam. Mondeling is afgesproken dat de auto eigendom was van [gedaagde] . De moeder van [gedaagde] was daarbij aanwezig en kan dit als getuige bevestigen. Dat [eiseres] een bedrag van € 16.400,00 heeft overgemaakt aan [gedaagde] maakt haar nog geen eigenaar van de auto. Partijen hebben in het kader van een evenredige verdeling van de lasten binnen de samenwoning afgesproken dat [gedaagde] de kosten van de huishouding voor zijn rekening zou nemen en dat [eiseres] de lening zelf zou aflossen. [gedaagde] heeft geen bedragen geleend van [eiseres] of toegezegd enig bedrag aan haar terug te betalen, met uitzondering van een bedrag ad € 700,00 dat hij uit andere hoofde van haar heeft geleend, welk bedrag in de WhatsApp-gesprekken wordt vermeld. Partijen hebben ook geen betalingsregeling afgesproken, anders dan voornoemde lastenverdeling. De standpunten van [eiseres] zijn tegenstrijdig. Als gesteld wordt dat sprake is van een betalingsregeling ter zake een bedrag van € 8.200,00 dan kan nooit sprake zijn van een ongerechtvaardigde verrijking voor het gehele bedrag van € 16.400,00.
4.2.2.
[gedaagde] betwist dat hij rente is verschuldigd en dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. De sommaties worden geacht te zijn begrepen in de proceskostenveroordeling.

5..De beoordeling

5.1.
Voordat wordt toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling, acht de kantonrechter het geraden om eerst samengevat weer te geven hoe de stellingen van partijen worden begrepen op basis van de processtukken. Dit, omdat de structuur van de vorderingen van [eiseres] aan verandering onderhevig is geweest in verband met de eiswijziging bij repliek.
De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] primair betaling van de aankoopprijs van de auto ten bedrage van € 16.400,00 vordert van [gedaagde] , te vermeerderen met rente en kosten. Indien die vordering niet toewijsbaar is, vordert [eiseres] subsidiair betaling van een bedrag ter hoogte van € 8.200,00, te vermeerderen met rente en kosten. [eiseres] vordert voorts een dwangsom aan die vorderingen te verbinden.
Eigendom
5.2.
Ter beoordeling ligt eerst voor of de auto eigendom is van [eiseres] . Voor zover [eiseres] heeft bedoeld een beroep te doen op een overeenkomst van opdracht of volmacht door te stellen dat zij het geldbedrag ad € 16.400,00 slechts aan [gedaagde] heeft overgemaakt, omdat zij niet zelf naar de afspraak met de verkoper van de auto kon gaan, wordt overwogen dat [eiseres] een dergelijke overeenkomst op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Dat had wel op haar weg gelegen, gezien de betwisting door [gedaagde] . Ook daarnaast heeft [eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om aan te nemen dat de auto haar eigendom is. [eiseres] heeft slechts naar voren gebracht dat de auto met het door haar geleende geld is bekostigd en dat de auto gezamenlijk werd gebruikt. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de eigendom door [gedaagde] en hetgeen hij verder naar voren heeft gebracht, had het op de weg van [eiseres] gelegen om haar standpunt nader te onderbouwen. Nu [eiseres] dat niet heeft gedaan, heeft zij niet voldaan aan haar stelplicht. Om die reden wordt ook niet aan bewijslevering toegekomen. De primaire vordering slaagt daarom niet op de grond dat de auto eigendom was van [eiseres] .
Betalingsregeling
5.3.
[eiseres] heeft aan haar subsidiaire vordering (een afspraak betreffende) een betalingsregeling ten grondslag gelegd, die inhoudt dat [gedaagde] een bedrag van € 8.200,00 aan haar zou voldoen in verband met de auto. [gedaagde] heeft dat gemotiveerd betwist. Vaststaat dat partijen niets op schrift hebben gesteld over de financiering van de auto en evenmin over enige betalingsregeling, in die zin dat zij een concrete betalingsregeling hebben vastgelegd in een door beide partijen ondertekend document. Een betalingsregeling, of in dit geval een afspraak tussen samenwoners over de verdeling van de kosten van hun samenleving en/of specifieke uitgaven, kan echter ook mondeling worden afgesproken. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] doelt op een dergelijke mondelinge afspraak. Het ligt op de weg van [eiseres] om feiten en omstandigheden te stellen, waaruit de door haar gestelde afspraak betreffende een betalingsregeling kan worden afgeleid.
5.4.
Uit de WhatsApp-gesprekken die [eiseres] heeft overgelegd kan slechts worden afgeleid dat [gedaagde] heeft toegezegd [eiseres] financieel te willen helpen indien zij in financiële moeilijkheden zou verkeren, waarbij overigens niet duidelijk is op welke specifieke bedragen [gedaagde] doelt. Uit de WhatsApp-gesprekken kan niet zonder meer worden afgeleid dat [gedaagde] heeft ingestemd dan wel instemt met betaling van de helft van de aanschafprijs van de auto, concreet een bedrag van € 8.200,00. Dat [gedaagde] zou hebben ingestemd met een betalingsregeling waarbij hij iedere maand een bedrag van € 317,00 aan haar zou betalen, zoals [eiseres] zonder enige verder toelichting heeft gesteld, volgt evenmin uit de WhatsApp-gesprekken.
5.5.
Voor zover partijen afspraken hadden gemaakt over de verdeling van de kosten van hun toenmalige samenleving, wordt, gelet op de betwisting door [gedaagde] , overwogen dat uit niets blijkt dat diezelfde gestelde afspraken ook hebben te gelden voor deze specifieke uitgave. [eiseres] heeft zich bovendien beroepen op een specifieke betalingsregeling. Dat de auto voor gezamenlijk gebruik was aangeschaft, hetgeen door [gedaagde] niet is betwist, kan er niet zonder meer toe leiden dat was afgesproken dat [gedaagde] de helft van de aanschafprijs van de auto zou betalen. [eiseres] heeft verder niets naar voren gebracht, waaruit de door haar gestelde (afspraak betreffende een) betalingsregeling dan wel een afspraak over betaling van een bedrag van € 8.200,00 kan worden afgeleid.
5.6.
Voor zover [eiseres] een mondelinge overeenkomst van geldlening ten grondslag heeft willen leggen aan de vordering, geldt dat zij, gelet op de betwisting door [gedaagde] , ook hiervoor onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld.
5.7.
[eiseres] heeft de door haar gestelde (afspraak betreffende een) betalingsregeling dan wel overeenkomst van geldlening onvoldoende onderbouwd. Om die reden wordt ook niet aan bewijslevering toegekomen. De subsidiaire vordering kan aldus niet worden toegewezen op de voornoemde grondslag.
Ongerechtvaardigde verrijking
5.8.
Aan de subsidiaire vordering heeft [eiseres] voorts ongerechtvaardigde verrijking ten grondslag gelegd. Volgens haar is [gedaagde] onrechtmatig en ten koste van haar verrijkt door het in bezit houden van de auto, het niet bijdragen aan de (aflossing van de) geldlening ter zake de auto en het niet delen van de opbrengst van de verkoop van de auto. De kantonrechter volgt [eiseres] niet in haar stelling dat [gedaagde] onrechtmatig en ten koste van haar is verrijkt met het bezit houden van de auto dan wel de verkoopprijs, aangezien het er voor moet worden gehouden dat [gedaagde] rechthebbende was van de auto. De geldlening staat op naam van [eiseres] en dat maakt dat zij verantwoordelijk is voor de aflossing daarvan. Zoals hiervoor overwogen, staat niet vast dat [gedaagde] heeft afgesproken dat hij de helft van die geldlening zou aflossen. Van een ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde] ten koste van [eiseres] is dan ook geen sprake. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel nopen, zijn niet gesteld of gebleken. De conclusie is dat de subsidiaire vordering niet kan worden toegewezen op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
5.9.
Aangezien [eiseres] aan de meer subsidiaire vordering de eerder genoemde (afspraak betreffende een) betalingsregeling ten grondslag heeft gelegd, die niet in rechte vaststaat, stuit de meer subsidiaire vordering reeds daarop af.
5.10.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen, alsmede de daarmee samenhangende vorderingen ter zake van de rente en buitengerechtelijke kosten.
5.11.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, bestaande uit het salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] . Het gemachtigdensalaris wordt begroot op € 600,00.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34286