In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Stadswonen) en [persoon A], de huurder van een woning in Rotterdam. Stadswonen vorderde betaling van extra kosten en onbetaalde huurpenningen, terwijl [persoon A] in reconventie schadevergoeding eiste wegens overlast door renovatiewerkzaamheden. De procedure begon met een dagvaarding op 21 januari 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 juli 2021. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat [persoon A] niet had gereageerd op verzoeken van Stadswonen om medewerking aan asbestinventarisatie, wat leidde tot extra kosten voor Stadswonen. De kantonrechter oordeelde dat [persoon A] gehouden was deze kosten te vergoeden, evenals de achterstallige huur van € 739,73. De vordering van Stadswonen tot betaling van in totaal € 1.233,55 werd toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
In reconventie vorderde [persoon A] een schadevergoeding van € 1.500,-- wegens overlast en schade aan haar eigendommen. De kantonrechter oordeelde echter dat [persoon A] onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vorderingen en dat de eerder overeengekomen compensatie van € 200,-- voor de overlast redelijk was. De vorderingen in reconventie werden afgewezen. [persoon A] werd veroordeeld in de proceskosten, die in totaal € 1.271,83 bedroegen, inclusief de kosten van Stadswonen in zowel conventie als reconventie. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.