ECLI:NL:RBROT:2021:7835

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/618755 / JE RK 21-1348
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige kinderen

Op 10 juni 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van beide kinderen tot aan hun meerderjarigheid, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind 1], die aangeeft niet veilig te zijn in de thuissituatie en te maken heeft met emotionele problemen, waaronder automutilatie. De ouders zijn onvoldoende in staat om aan de opvoedbehoeften van [naam kind 1] te voldoen, wat heeft geleid tot de beslissing om haar uit huis te plaatsen. Voor [naam kind 2] zijn er ook zorgen over grensoverschrijdend gedrag en schoolverzuim, wat de noodzaak van ondertoezichtstelling en hulpverlening onderstreept. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en de kinderen onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 10 juni 2021 tot 1 januari 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/618755 / JE RK 21-1348 en C/10/619100 / JE RK 21-1412
datum uitspraak: 10 juni 2021

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2004 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2],
Geboren op [geboortedatum kind 2] 2004 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 12 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 19 mei 2021,
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 26 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2021.
Op 10 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • [naam kind 1], die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart telefonisch is gehoord,
  • [naam kind 2], die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord, bijgestaan door [naam 1], tolk,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 2],
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 3] en [naam 4].
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Arabische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 1] tolk in de Arabische taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
[naam kind 2] woont bij de ouders.
Bij beschikking van 16 maart 2021 is [naam kind 1] voorlopig onder toezicht gesteld tot 16 juni 2021. De kinderrechter heeft bij die beschikking ook een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken. De machtiging tot uithuisplaatsing is bij beschikking van 23 maart 2021 verlengd voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

De verzoeken

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verzocht voor de periode tot aan hun meerderjarigheid. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de periode tot aan haar meerderjarigheid.
De Raad heeft de verzoeken tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling van [naam kind 1]. De zorgen zien met name op haar emotionele veiligheid. [naam kind 1] geeft aan niet terug naar huis te willen omdat zij thuis geslagen wordt. Zij wil graag trouwen met haar vriendje, maar dat wordt thuis niet geaccepteerd. [naam kind 1] beschadigt zichzelf en heeft een bepaald beeld van de wereld die niet lijkt aan te sluiten op de realiteit. Het is van belang dat de onderliggende problematiek duidelijk wordt, zodat er passende hulpverlening kan worden ingezet. Een persoonlijkheidsonderzoek is reeds gestart. Het hele gezin komt uit een oorlogsgebied en heeft veel meegemaakt. Er is mogelijk sprake van trauma. De ouders willen dat het goed gaat met [naam kind 1] en willen meewerken aan de hulpverlening. Het is van belang dat [naam kind 1] in de komende periode goed wordt voorbereid op haar zelfstandigheid. Een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing is hiervoor noodzakelijk.
Voor wat [naam kind 2] betreft, is tevens een ondertoezichtstelling noodzakelijk. [naam kind 2] vertoont grensoverschrijdend gedrag en er is sprake van een hoog schoolverzuim. Daarnaast is er sprake van dagelijkse ruzies in de thuissituatie. De ouders zien, behalve het schoolverzuim, de zorgen niet in. Het is van belang dat er een jeugdbeschermer betrokken raakt die [naam kind 2] helpt bij het maken van de juiste keuzes en de ouders ondersteunt in het aansluiten bij de opvoedbehoefte van de kinderen.

De standpunten

De GI heeft zich tijdens de mondelinge behandeling aangesloten bij de verzoeken van de Raad en haar standpunt nader toegelicht. Binnen de instelling wordt een persoonlijkheidsonderzoek bij [naam kind 1] afgenomen. Daaruit blijkt dat ze waarschijnlijk kampt met trauma of PTSS. De groepsleiding ziet dit echter nog niet terug in haar gedrag. De leidingziet wel problematiek gerelateerd aan stress. Het persoonlijkheidsonderzoek moet nog afgerond worden voordat een gedegen diagnose kan worden gesteld. Verder is het laatste verlof van [naam kind 1] bij de ouders niet goed verlopen. Er is ruzie ontstaan over de wens van [naam kind 1] om op islamitische wijze met haar vriendje te trouwen. [naam kind 1] raakte hierdoor in de stress en ging hyperventileren. Verder is [naam kind 1] aangemeld voor COMET, een cognitief-gedragstherapeutische interventie, om haar zelfbeeld te versterken en zal er naar haar schoolkeuze gekeken moeten worden. In de komende periode is het van belang dat de ouder-kind relatie tussen [naam kind 1] en de ouders wordt hersteld.
Over [naam kind 2] zijn er zorgen over de rol die hij heeft binnen het gezin. [naam kind 2] vertelt verschillende verhalen en het is onduidelijk of hij sociaal wenselijk gedrag vertoont of dat hiervoor een andere reden is. [naam kind 2] staat naast zijn ouders en lijkt een ouderrol aan te nemen met betrekking tot [naam kind 1]. Ook de school uit al langer zorgen over het gezin. [naam kind 2] vertoont seksueel grensoverschrijdend gedrag en er is sprake van schoolverzuim. Er is hulpverlening vanuit Agathos ingezet en [naam kind 2] heeft een goede relatie met de betrokken hulpverlener. In de komende periode is het belangrijk om de hulpverlening te monitoren en dat er zicht komt op zijn emoties, zijn gedragingen op school en hoe hij de realiteit voor zich ziet.
De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de Raad. De moeder staat positief tegenover de betrokkenheid van de jeugdbescherming. Zij wil graag het beste voor de kinderen en indien de betrokkenheid van de jeugdbescherming daarvoor nodig is, staat zij daarvoor open. Verder hoopt de moeder dat [naam kind 1] terugkomt naar huis. De vader heeft aangegeven dat het openbaar maken van de relatie tussen [naam kind 1] en haar vriendje binnen de Arabische cultuur zorgt voor schade aan zijn gezin. Het is van belang dat [naam kind 1] dat beseft en psychisch wordt onderzocht. Verder staan de ouders achter het huwelijk, maar zij zal moeten wachten tot haar meerderjarigheid.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De zorgen liggen in de opvoedingsomgeving van de kinderen.
[naam kind 1] heeft zorgelijke verhalen verteld over huiselijk geweld in de thuissituatie, waardoor zij zich onveilig voelt. De ouders zijn onvoldoende in staat om aan te sluiten bij de opvoedbehoefte van [naam kind 1] en de ouder-kind relatie is ernstig verstoord. Omdat de veiligheid van [naam kind 1] niet langer kon worden gewaarborgd in de thuissituatie is zij met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst op een behandelgroep. Verder zijn er zorgen over de emotionele ontwikkeling van [naam kind 1]. [naam kind 1] automutileert en lijkt in een wereld te leven die niet aansluit op de realiteit. Een persoonlijkheidsonderzoek is gestart om de achterliggende problematiek te onderzoeken. In de komende periode is het van belang er hulpverlening wordt ingezet gericht op de kindeigenproblematiek en op contactherstel met de ouders. Gelet op de problematiek en de verstoorde ouder-kind relatie is de kinderrechter van oordeel dat het verblijf van [naam kind 1] op de behandelgroep moet worden voortgezet om een veilige opvoedingsomgeving te waarborgen en om passende hulpverlening in te zetten.
Wat [naam kind 2] betreft, zijn er zorgen over het gedrag dat hij vertoont. Hij vertoont grensoverschrijdend gedrag en er is sprake van schoolverzuim. Vanwege zijn gedrag is hij van zijn vorige school verwijderd. Daarnaast is er sprake van dagelijks ruzie in de thuissituatie en zijn er zorgen over zijn rol binnen het gezin. [naam kind 2] staat naast zijn ouders en er lijkt sprake van parentificatie. De ouders zijn onvoldoende in staat om [naam kind 2] te begrenzen en om hem aan te sturen in zijn gedrag op school. Er is sprake van hulpverlening in het vrijwillig kader, maar de ouders zijn ambivalent richting de hulpverlening. Ondanks dat het positief is dat [naam kind 2] aangeeft in te zien dat zijn gedragingen onjuist waren en heeft geleerd van zijn fouten, acht de kinderrechter de betrokkenheid van een jeugdbeschermer in de komende periode noodzakelijk om zicht te houden op zijn ontwikkeling en om [naam kind 2] voor te bereiden op zijn zelfstandigheid. Daarnaast zal er passende hulpverlening voor de ouders moeten worden ingezet om hen te ondersteunen in de opvoeding van de kinderen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht stellen voor de periode tot aan hun meerderjarigheid. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind 1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, Rotterdam, met ingang van 10 juni 2021 tot 1 januari 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, met ingang van 10 juni 2021 tot 1 januari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2021 door mr. A. Verweij kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.