ECLI:NL:RBROT:2021:7846

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/618592 / JE RK 21-1320
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 juni 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, pleegouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren. De moeder, bijgestaan door mr. A.L. Witteveen, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen. De moeder is van mening dat zij voldoende meewerkt aan de hulpverlening en dat de situatie in het vrijwillige kader kan worden opgelost. De pleegouders hebben echter aangegeven dat er meer hulpverlening nodig is voor [naam kind] en dat de huidige situatie veel spanning met zich meebrengt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn in het verleden al meerdere keren verlengd, en de kinderrechter acht het noodzakelijk om deze maatregelen opnieuw te verlengen. De kinderrechter heeft daarbij de psychische problematiek van de moeder en de noodzaak van extra hulpverlening voor [naam kind] in overweging genomen. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 1 juli 2022, in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind].

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 6 juli 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/618592 / JE RK 21-1320
datum uitspraak: 25 juni 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2010 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder].
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam pleegvader],

hierna te noemen de pleegvader, wonende te [woonplaats pleegvader],

[naam pleegmoeder],

Hierna te noemen de pleegmoeder, wonende te [woonplaats pleegmoeder].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 17 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 18 mei 2021.
Op 25 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. A.L. Witteveen,
- de pleegouders,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 3], begeleidster van de moeder vanuit Antes.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] verblijft bij de pleegouders.
Bij beschikking van 1 oktober 2012 is [naam kind] onder toezicht gesteld van de GI en is tevens een machtiging uithuisplaatsing verleend. Bij beschikking van 17 juni 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 1 juli 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 1 juli 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens is verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. [naam kind] verblijft sinds zomer 2020 in het huidige pleeggezin en heeft het hier naar haar zin. Zij heeft daarnaast een periode in een weekendpleeggezin verbleven. Dit is gestopt omdat [naam kind] aangaf dat zij hier niet meer naartoe wilde. De ontwikkelingsbedreiging voor [naam kind] is nog steeds aanwezig. De benodigde hulpverlening moet nog worden ingezet. Verder is het duidelijk dat het perspectief van [naam kind] niet meer bij haar moeder ligt. In de komende periode zal een verzoek tot onderzoek naar gezagsbeëndigende maatregel bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) worden ingediend. De wachttijd bij de Raad is op dit moment opgelopen tot ongeveer negen maanden. Totdat hier meer duidelijkheid over is verkregen, is een verlenging van de maatregelen voor een periode van twaalf maanden noodzakelijk. Het is belangrijk dat de jeugdbeschermer betrokken blijft om de regie te voeren. Binnen het vrijwillig kader is dit niet mogelijk. Desgevraagd is een uitbreiding van de omgangsregeling met de moeder op dit moment niet in het belang van [naam kind]. Na de bezoeken wordt gezien dat [naam kind] wisselend kan zijn in haar emoties. Het is van belang dat het hechtingsproces in het pleeggezin eerst goed loopt, alvorens kan worden overgegaan tot een uitbreiding van de omgangsregeling met de moeder.

De standpunten

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. Er wordt niet voldaan aan de gronden van een ondertoezichtstelling. De moeder werkt mee aan de hulpverlening en daarnaast is het als sinds 2015 niet meer de verwachting dat de moeder binnen een aanvaardbare termijn in staat zal zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind] op zich te nemen. De moeder staat achter de plaatsing van [naam kind] bij de pleegouders en heeft goed contact met hen. De moeder zou [naam kind] niet bij het pleeggezin weghalen. De hulpverlening en de uithuisplaatsing kunnen daarom ook in het vrijwillige kader gerealiseerd worden. Indien nodig kan via het wijkteam een regievoerder ingezet worden. Er wordt verzocht om de duur van de maatregelen te beperken tot een half jaar, omdat binnen deze periode moet worden onderzocht of het vrijwillig kader toereikend is. Daarnaast zal in de komende periode een borgingsplan moeten worden opgesteld waarbij wordt toegewerkt naar het vrijwillig kader. De moeder heeft verder aangegeven dat zij een uitbreiding van de omgangsregeling wenst.
De pleegouders hebben tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. Er is meer hulpverlening voor [naam kind] nodig dan er op dit moment geboden wordt. [naam kind] is gebaat bij structuur en stabiliteit. Bij veranderingen raakt zij van slag. Dit wordt ook gezien na bezoeken met de moeder. Na de bezoeken ervaart zij veel spanning, is zij onrustig en heeft zij sombere gedachtes. De situatie heeft een grote impact op het pleeggezin. Het is van belang dat [naam kind] contact heeft met haar moeder, maar op dit moment is een uitbreiding van de omgangsregeling niet in haar belang. De pleegouders hebben aangegeven dat zij zich onvoldoende gehoord voelen door de jeugdbeschermer en dat zij het gevoel hebben er alleen voor te staan met [naam kind]. Zij vinden het noodzakelijk dat er op korte termijn professionele hulp voor [naam kind] komt en dat de jeugdbeschermer hierin de regie pakt.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind] nog ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] is vanwege de psychische problematiek van de moeder voor het eerst uitgesproken op 1 oktober 2012. De kinderbeschermingsmaatregelen zijn sindsdien steeds verlengd en in de afgelopen jaren is er veel hulpverlening voor [naam kind] ingezet. Daarnaast is [naam kind] meerdere keren van verblijfplaats gewisseld. Uit het KSCD-onderzoek in 2015 is reeds gebleken dat een thuisplaatsing bij de moeder niet in het belang van [naam kind] is. Bij [naam kind] is sprake van kindeigen problematiek en zij is gebaat bij extra sturing en stabiliteit. De moeder is niet in staat gebleken om hierin tegemoet te komen. Sinds de zomer van 2020 verblijft [naam kind] in het huidige pleeggezin. [naam kind] geeft aan het hier fijn te vinden en zij laat een positieve ontwikkeling zien. Desondanks is er door de aanwezigheid van [naam kind] sprake van veel spanning binnen het gezin. [naam kind] laat getraumatiseerd gedrag zien. Na begeleide bezoeken met de moeder is [naam kind] onrustig een heeft zij moeite haar emoties te reguleren. Het is van belang dat hiervoor hulpverlening wordt ingezet.
Het is positief dat de moeder achter de plaatsing van [naam kind] in het pleeggezin staat en dat zij open staat voor hulpverlening. Toch acht de kinderrechter de betrokkenheid van de jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling op dit moment nog noodzakelijk. De Raad zal een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel starten en het is van belang om de uitkomst hiervan af te wachten. In dit onderzoek zal immers ook aandacht worden besteed aan de vraag of het vrijwillig kader toereikend zal zijn. Totdat hier meer duidelijkheid over is verkregen, is een voortzetting van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk. In de komende periode is het van belang dat er extra hulpverlening voor [naam kind] en de pleegouders wordt ingezet en dat wordt onderzocht in hoeverre een uitbreiding van de omgangsregeling met de moeder mogelijk is.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter ziet geen aanleiding om de maatregelen voor een kortere periode te verlengen. De Raad moet het onderzoek nog starten en daarna zal er een plan moeten worden opgesteld. Het valt niet te overzien hoeveel tijd hiervoor nodig is, maar gelet op de aangegeven wachttijd bij de Raad lijkt dit niet binnen een termijn van zes maanden te kunnen worden gerealiseerd. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zullen daarom verlengd worden voor de verzochte periode van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 1 juli 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 1 juli 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2021 door mr. L. Amperse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.