ECLI:NL:RBROT:2021:7853

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/619119 / JE RK 21-1414
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van drie kinderen in het kader van hun ontwikkeling en opvoedingssituatie

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 7 juli 2021, wordt een verzoek tot ondertoezichtstelling van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], behandeld. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, waarbij zorgen zijn geuit over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders, vertegenwoordigd door mr. C.C.J.L. Huurman, zijn betrokken bij de procedure. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de kinderen op verschillende manieren in hun ontwikkeling worden bedreigd. [naam kind 1] ervaart problemen op school, waaronder pestgedrag en schoolverzuim, terwijl [naam kind 2] kampt met een taalachterstand en een disharmonisch intelligentieprofiel. De ouders hebben hulpverlening gezocht, maar de zorgen zijn tot op heden onvoldoende weggenomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om adequaat in te spelen op de behoeften van de kinderen, mede door financiële problemen en een instabiele thuissituatie. De kinderrechter oordeelt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en hen de benodigde hulpverlening te bieden. De ondertoezichtstelling wordt voor de duur van twaalf maanden opgelegd, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/619119 / JE RK 21-1414
Datum uitspraak: 7 juli 2021

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2007 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2017 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen: [naam kind 2],

[naam kind 3],

geboren op [geboortedatum kind 3] 2018 te [geboorteplaats kind 3], hierna te noemen: [naam kind 3].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman, kantoorhoudende te Rotterdam,

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 26 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2021;
  • het e-mailbericht van mr. C.C.J.L. Huurman namens de ouders van 6 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 6 juli 2021.
Op 7 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de ouders, bijgestaan door mr. C.C.J.L. Huurman;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1];
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [naam 2];
[naam kind 1] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hier geen gebruik van gemaakt.
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Roemeense taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 3], tolk in de Roemeense taal.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wonen bij de ouders.

Het verzoek

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Wat betreft [naam kind 1] zijn er zorgen over zijn sociaal emotionele ontwikkeling. Hij heeft aangegeven dat hij op school gepest wordt. Daarnaast laat hij veel schoolverzuim zien waardoor leerplicht betrokken is geraakt. Wat betreft [naam kind 2] is er sprake van een taalachterstand en een disharmonisch intelligentieprofiel. Er is al langere tijd sprake van een instabiele thuissituatie. Sinds 2016 is hulpverlening in het gezin betrokken, maar de zorgen zijn tot op heden onvoldoende weggenomen. De ouders zijn onvoldoende in staat om aan te sluiten bij de behoefte van de kinderen. Er is sprake van financiële problemen en daarnaast zijn de ouders de Nederlandse taal onvoldoende machtig. Ook zien de ouders niet altijd in wat er nodig is voor [naam kind 2]. Speciaal onderwijs is geadviseerd, maar de ouders vinden het moeilijk om dit advies op te volgen. Het is belangrijk dat de jeugdbescherming naast de ouders komt te staan en samen met de ouders ervoor zorgt dat de noodzakelijk geachte hulpverlening wordt ingezet. Omdat [naam kind 3] opgroeit in dezelfde opvoedingssituatie is een ondertoezichtstelling ook voor haar noodzakelijk.

De standpunten

De GI heeft zich tijdens de mondelinge behandeling aangesloten bij het verzoek van de Raad. De ouders staan open voor hulpverlening, maar erkennen onvoldoende de problematiek. Pameijer heeft geconstateerd dat zij onvoldoende toereikend zijn. De ouders tonen onvoldoende inzicht in de problematiek om de omgang met [naam kind 1] te verbeteren. Er is veel hulpverlening nodig. Het gezin is aangemeld bij De Viersprong. In de komende periode is het van belang om zicht te houden op de situatie om tot een blijvende verandering te komen in de opvoedingssituatie van de kinderen.
Door en namens de ouders is tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Primair is verzocht het verzoek tot ondertoezichtstelling af te wijzen. Uit het raadsrapport en hetgeen de Raad ter zitting naar voren heeft gebracht blijkt dat er geen zorgen zijn over [naam kind 3]. Wat betreft [naam kind 2] staat vast dat er sprake is van een taalachterstand en een disharmonisch intelligentieprofiel, maar dit is geen ernstige ontwikkelingsbedreiging. De ouders hebben hulp gezocht voor de taalachterstand van [naam kind 2] en zij zijn betrokken bij zijn ontwikkeling. De ouders erkennen dat er zorgen zijn over [naam kind 1] en dat hij hulp nodig heeft. Het enkele feit dat de kinderen opgroeien in hetzelfde gezin is echter onvoldoende om vast te stellen dat alle kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Daarbij komt dat de ouders de hulpverlening in het vrijwillig kader accepteren. Zij ontvangen al voor langere tijd hulpverlening voor [naam kind 1] en de communicatie tussen hem en de ouders is in de afgelopen periode aanzienlijk verbeterd. Ook is de moeder een cursus gestart om beter te leren omgaan met pubers. Er is een onterecht beeld ontstaan dat zij niet open staan voor hulpverlening. Zij hebben adviezen altijd opgevolgd en het valt niet aan de ouders te wijten dat de hulpverlening vanuit Pameijer niet van de grond is gekomen. Subsidiair is verzocht de ondertoezichtstelling voor een kortere duur te verlenen dan verzocht zodat de ouders kunnen laten zien dat zij bereid zijn om mee te werken aan de hulpverlening.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
[naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] worden op dit moment ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Bij de moeder is er sprake van een belast verleden en er is al langere tijd sprake van een instabiele thuissituatie voor de kinderen. Daarnaast is er bij [naam kind 1] en [naam kind 2] sprake van kindeigen problematiek. [naam kind 1] laat zowel thuis als op school gedragsproblemen zien. Hij is zelfbepalend en heeft moeite zijn emoties te reguleren. Ook is er sprake van veel schoolverzuim waardoor leerplicht betrokken is geraakt. Verder zijn er zorgen over de mentale gezondheid van [naam kind 1]. Hij is gesloten en lijkt moeite te hebben om mensen te vertrouwen. Daarbij komt dat hij heeft aangegeven op school gepest te worden. Wat betreft [naam kind 2] is er sprake van een taal- en spraakachterstand en een disharmonisch intelligentieprofiel. Ondanks dat de ouders welwillend zijn, lukt het hun onvoldoende om aan te sluiten bij de opvoedbehoefte van de kinderen. Daarnaast vormt de taal een barrière. Zij kunnen hierdoor [naam kind 2] niet altijd verstaan en [naam kind 1] niet ondersteunen bij zijn huiswerk. Er is al veel hulpverlening in het vrijwillig kader ingezet, maar dit heeft tot op heden onvoldoende geleid tot een structurele verbetering. De ouders lijken de problematiek onvoldoende te erkennen waardoor de hulpverlening in de afgelopen periode onvoldoende van de grond is gekomen. De kinderrechter acht de betrokkenheid van een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk om zich te houden op de ontwikkeling van de kinderen en om passende hulpverlening in te zetten en het laten beklijven daarvan. Omdat [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] opgroeien in dezelfde opvoedingssituatie, wordt voor alle drie een ondertoezichtstelling noodzakelijk geacht. De kinderrechter zal daarom [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van
7 juli 2021 tot 7 juli 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021 door
mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 14 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.