ECLI:NL:RBROT:2021:7865

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/617222 / KG ZA 21-310
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling in kort geding met betrekking tot arbeidsovereenkomst en ontslag

In deze zaak heeft [naam eiser] een kort geding aangespannen tegen Primutec Solutions Group B.V. en Everest TopCo B.V. met als doel wedertewerkstelling als CFO. De eiser, die op 1 oktober 2020 in dienst trad, werd op 22 maart 2021 ontslagen na een periode van onvrede over zijn functioneren. De voorzieningenrechter oordeelt dat Primutec geen redelijke en voldoende zwaarwegende grond had om de eiser niet meer toe te laten tot zijn werkzaamheden. De rechter benadrukt dat een non-actiefstelling een ingrijpende maatregel is die alleen gerechtvaardigd is bij zwaarwegende redenen. De voorzieningenrechter wijst de vordering tot wedertewerkstelling toe, omdat de omstandigheden niet rechtvaardigen dat de eiser op non-actief is gesteld. De vordering tot doorbetaling van salaris en emolumenten wordt afgewezen, omdat de eiser zijn salaris tot dat moment op de gebruikelijke wijze heeft ontvangen. De rechter veroordeelt Primutec om de eiser binnen 24 uur na betekening van het vonnis toe te laten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden, met een dwangsom van € 1.000 per dag bij niet-naleving. De proceskosten worden voor Primutec c.s. toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/617222 / KG ZA 21-310
Vonnis in kort geding van 4 juni 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. P. Caris te Eindhoven,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRIMUTEC SOLUTIONS GROUP B.V.,
statutair gevestigd te Capelle aan den IJssel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EVEREST TOPCO B.V.,
statutair gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagden,
advocaat mr. D.B. Muller te Breda.
Partijen worden hierna [naam eiser], Primutec, TopCo (en gezamenlijk Primutec c.s.) genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 mei 2021, met producties;
  • de akte houdende overlegging producties van 19 mei 2021 van Primutec c.s.;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 21 mei 2021;
  • de pleitnota van Primutec c.s..
1.2.
Overeenkomstig het tijdens de mondelinge behandeling besprokene, heeft [naam eiser] bij faxbrief van 2 juni 2021 meegedeeld aan welke vorderingen inmiddels voldaan is en welke vorderingen (daarom) als ingetrokken kunnen worden beschouwd.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Primutec maakt deel uit van de Primutec-groep (voorheen de Erdo-groep). De Primutec-groep bestaat uit een aantal gerenommeerde bedrijven in zowel Nederland als Duitsland die zijn gespecialiseerd in dakbedekkingen, zonnepaneelsystemen en bliksembeveiliging. In 2017 heeft de Duitse groei-investeerder Deutsche Private Equity (hierna: DPE) de Erdo-groep gekocht. De strategie van de groep is om het bedrijf te begeleiden in groei en te integreren tot een grote groep en aldus de verkoopwaarde bij exit te vergroten.
2.2.
TopCo is een topholding die de aandelen in Primutec houdt. Zij is alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder van Primutec. TopCo heeft een Raad van Commissarissen (hierna: RvC) die wordt voorgezeten door [naam 1] (hierna: [naam 1]). De CEO van Primutec is [naam 2] (hierna: [naam 2]).
2.3.
TopCo is vanaf het vierde kwartaal in 2019 op zoek gegaan naar een nieuwe CFO/bestuurder. Via een recruitmentbureau is TopCo in contact gekomen met [naam eiser].
2.4.
[naam eiser] is op 1 oktober 2020 in dienst getreden bij TopCo. Per 1 november 2020 is hij benoemd tot bestuurder/statutair directeur van TopCo. Eind november 2020 is er voor gekozen om de arbeidsovereenkomsten van [naam eiser] en [naam 2] te laten uitzakken naar Primutec.
2.5.
Op 23 februari 2021 heeft [naam 2] in een gesprek met [naam eiser] aangekondigd dat TopCo niet het benodigde vertrouwen in [naam eiser] had en voornemens was om de relatie tussen partijen te beëindigen. Bij e-mailbericht van 1 maart 2021 heeft [naam 2] de inhoud van dit gesprek aan [naam eiser] bevestigd.
2.6.
Bij brief van 4 maart 2021 heeft [naam 2], voor zover van belang, het volgende aan [naam eiser] bericht:
“Beste [naam eiser],
Wij hebben op 23 februari jl. uitgebreid gesproken over jouw rol als CFO van Primutec Groep. Ik verwijs naar het verslag van dat gesprek dat ik je op 1 maart jl. mailde. Bottom line van wat wij bespraken is dat wij van mening zijn dat jij er in de afgelopen vijf maanden niet in bent geslaagd om een voldoende basis te leggen voor het vertrouwen dat wij in dit stadium in je moeten hebben, dat jij de juiste persoon bent die de Groep in de bepalende rol van CFO naar een succesvolle exit zal leiden.
Dit, ondanks dat je voldoende voorbereidingstijd hebt gehad en wij je voldoende hebben ondersteund. Zo heb ik je ook in onze dagelijkse contacten bijgepraat hoe zaken aan te pakken waren om te veranderen waar je tegenaan liep alsook waar prioriteiten lagen. Daar ben je naar onze mening onvoldoende in geslaagd met onder meer als gevolg dat binnen de Groep het draagvlak voor jou in jouw rol te beperkt is geworden om door te gaan in jouw huidige rol.
Na ons gesprek heb je gevraagd op gesprekken met Board members [naam 3] en [naam 1], welke gesprekken op 1 en 2 maart jl. plaatsgevonden hebben. De terugkoppelingen hebben geen andere kijk op de huidige situatie gegeven, en daarmee zetten wij nu het vervolg in welke het voornemen is om afscheid van elkaar te nemen.
Je bent statutair bestuurder van Everest TopCo (…) wat betekent dat de aandeelhoudersvergadering van Everest TopCo bevoegd is om tot ontslag over te gaan. Hierbij ontvang je de uitnodiging voor de Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (“AVA”) van Everest TopCo, welke vergadering zal worden gehouden op maandag 22 maart 2021 om 11:00 uur ten kantore van de Vennootschap aan de Everest TopCo aan de [adres].
De uitnodiging bevat de agenda voor de AVA. Het enige inhoudelijke agendapunt van de vergadering is het voornemen om jou als statutair bestuurder van Everest TopCo te ontslaan. (…)
Als CFO en statutair bestuurder van Everest TopCo ben je daar ook in dienst getreden. Op hetzelfde moment hadden wij intern echter net de discussie afgerond over het verleggen van de functies CEO en CFO van Everest TopCo naar Primutec Solutions Group omdat Everest TopCo slechts een houdstermaatschappij is en de activiteiten plaatsvinden bij Primutec Solutions Group (…) en haar werkmaatschappijen. Wij hebben dit bij jouw indiensttreding in gang gezet voor wat betreft de arbeidsovereenkomsten maar nog niet voor het bestuurder schap (geldt ook voor mijzelf). Dat betekent dat Primutec Solotions Group slechts een payroll functie vervult en wij beide op dit moment werkzaam op interne detacheringsbasis vanuit Primutec Solutions Group naar Everest TopCo. Indien conform het voornemen wordt besloten tot je ontslag als CFO en bestuurder, kan aan je arbeidsovereenkomst met Primutec Solotions Group geen inhoud meer gegeven worden.
Wij hebben reeds nu voor alsdan onderzocht of we je binnen Primutec Solutions Group of elders binnen de organisatie in een andere functie kunnen herplaatsen. De uitkomst is dat wij op dit moment geen vacature hebben voor een functie die voor jou passend kan worden geacht en wij verwachten ook niet dat er binnen redelijke termijn een dergelijke passende functie vacant komt.
De slotsom is dus dat Primutec Solutions Group zal moeten overgaan tot beëindiging van jouw arbeidsovereenkomst indien tijdens de AVA van Everest TopCo het besluit wordt genomen je te ontslaan als bestuurder.
Hoe gaat het nu verder?
Wij zouden de tijd tot de AVA graag gebruiken om met elkaar tot een regeling in der minne te komen waarvan onderdeel uitmaakt dat je vrijwillig terugtreedt als CFO/bestuurder.
De beëindigingsregeling die wij je aanbieden, hebben we opgenomen in de vaststellingsovereenkomst die ik bij deze brief sluit.
Kort samengevat, bestaat het aanbod uit:
  • beëindiging per de datum waarop de opzegtermijn afloopt (30 september 2021);
  • op de normale wijze doorwerken tot 1 juli 2021 en meewerken aan goede overdracht;
  • vrijstelling van werk in de maanden juli t/m september 2021;
  • uitbetaling van vakantiedagen die openstaan op 1 juli 2021;
  • bonusafrekening conform voorstel vaststellingsovereenkomst;
  • beëindigingsvergoeding gelijk aan 1 maandsalaris;
  • bijdrage in de juridische kosten.
Aanvaarding van het voorstel impliceert ook dat je per 1 juli 2021 je functie van statutair bestuurder van Everest TopCo neerlegt en de AVA op 22 maart 2021 wat betreft jouw voorgenomen ontslag geen doorgang behoeft te vinden.
Mochten we er niet samen uit komen, zal de AVA doorgaan en wachten we af wat daarin wordt besloten. Daarna zal Primutec Solutions Group het nodige initiëren om te komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.(…)”
2.7.
Bij brief van 10 maart 2021, gestuurd als bijlage bij een e-mailbericht van 11 maart 2021, heeft [naam 1] namens de RvC voor zover van belang het volgende bericht aan [naam eiser]:
“(…)
You were repeatedly informed and directed towards the expectations in your role by the CEO but unfortunately missed reaching the expected level of performance. Hence, after five months, the CEO and Advisory Board have regretfully concluded that you are not the right person for the CFO role at Primutec. Therefore, on 23rd February, the CEO informed you about the intention to end your employment contract. That decision is supported by the Advisory Board of the Group.(…)”
2.8.
Op 22 maart 2021 heeft de ava van TopCo plaatsgevonden. [naam 2] heeft daar het voorgenomen besluit toegelicht. [naam eiser] is in de gelegenheid gesteld zijn raadgevende stem te geven en verweer te voeren tegen het voorgenomen ontslag. De aandeelhouders hebben vervolgens unaniem besloten tot het ontslag van [naam eiser] als bestuurder van TopCo.
2.9.
Bij brief van 22 maart 2021 heeft [naam 2] aan [naam eiser] bericht dat naar aanleiding van de ava ook de arbeidsovereenkomst van [naam eiser] beëindigd zal worden. Daarbij is aangegeven dat de redenen voor het ontslag als bestuurder ook gelden voor Primutec waardoor [naam eiser] geen functie meer kan uitoefenen binnen Primutec en hij wordt vrijgesteld van werkzaamheden, onder doorbetaling van zijn basissalaris en het gebruik van de auto, totdat de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
2.10.
[naam eiser] heeft in de periode 23 februari-22 maart 2021 doorgewerkt.
2.11.
Primutec had ten tijde van de mondelinge behandeling in dit kort geding nog geen procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst aanhangig gemaakt. Op grond van de woonplaats van [naam eiser] moet die procedure aanhangig worden gemaakt bij het Landgericht Wuppertal, tenzij partijen andere afspraken maken.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert, na vermindering van eis, dat de voorzieningenrechter Primutec, respectievelijk TopCo, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt:
om [naam eiser] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis toe te laten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden als CFO binnen Primutec c.s., in volledige omvang, tegen de gebruikelijke arbeidsvoorwaarden en met de gebruikelijke verantwoordelijkheden (de statutaire uitgezonderd) en hem daartoe toe te laten tot de gebruikelijke werkplek te Capelle aan den IJssel en de overige locaties waar de werkzaamheden verricht moeten worden uit hoofde van zijn functie en de overige gebruikelijke arbeidsomstandigheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Primutec c.s. niet aan deze veroordeling voldoet;
tot doorbetaling van het verschuldigde salaris, te vermeerderen met alle emolumenten, de volledige bonus daaronder begrepen tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
het ontslagbesluit van 22 maart 2021 te schorsen, althans Primutec c.s. te verbieden op welke wijze dan ook uitvoering te geven aan dit ontslagbesluit, waaronder uitdrukkelijk begrepen het starten van een ontbindingsprocedure, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 50.000,00;
verstrekking van de uitnodigingen en uitroepingen, dan wel overige documentatie ten aanzien van de ava van 22 maart 2021 en het goedkeurende besluit van de raad van commissarissen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 50.000,00;
tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel BIK;
tot betaling van de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten;
tot betaling van de wettelijke rente over in vorderingen 1,2 en 3 genoemde kosten vanaf de opeisbaarheid van die bedragen tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Primutec c.s. voeren verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van [naam eiser] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

De gevorderde wedertewerkstelling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat het vennootschapsrechtelijk ontslag als bestuurder in TopCo niet direct het einde van de arbeidsovereenkomst van [naam eiser] met zich heeft gebracht. De arbeidsovereenkomst is immers uitgezakt naar Primutec. Dat heeft tot gevolg dat, om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen, partijen daarover gezamenlijk tot overeenstemming moeten komen of een rechter de arbeidsovereenkomst moet ontbinden.
4.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de stellingen van [naam eiser]. In het algemeen geldt dat een non-actiefstelling of vrijstelling van werkzaamheden tegen de zin van de werknemer een zeer ingrijpende maatregel is die vaak een diffamerend karakter heeft. Een werknemer heeft er, zeker in de situatie dat (de uitkomst van) een ontbindingsprocedure op zich laat wachten, belang bij dat hij zo snel mogelijk zijn werkzaamheden weer kan oppakken, zulks ook met het oog op het bijhouden van kennis en het onderhouden van vaardigheden en contacten om zijn arbeidsmarktpositie te handhaven.
4.3.
De toewijsbaarheid van een vordering van een werknemer om in de gelegenheid gesteld te worden de bedongen arbeid te verrichten, wordt beoordeeld aan de hand van de algemene maatstaf van artikel 7:611 BW, die inhoudt dat een werkgever zich jegens de werknemer als een goed werkgever dient te gedragen. In algemene zin brengt deze maatstaf voor een dergelijke vordering mee dat de toewijsbaarheid daarvan afhangt van de aard van de dienstbetrekking, de overeengekomen arbeid en de omstandigheden van het geval. Uitgangspunt is dat van een goed werkgever gevergd mag worden dat hij de werknemer tegen diens wil slechts de mogelijkheid mag onthouden om de overeengekomen arbeid te verrichten indien hij daarvoor een redelijke grond heeft en die grond voldoende zwaar weegt, gelet op het in beginsel zwaarwegend te achten belang van de werknemer om de bedongen arbeid te kunnen blijven verrichten. Een ingrijpende maatregel als een op non-actiefstelling mag slechts worden genomen als toelating van de werknemer op het werk aan de goede gang van zaken bij de werkgever grote schade zou toebrengen of indien vanwege andere zwaarwegende redenen, waartegen de belangen van de werknemer niet opwegen, in redelijkheid van de werkgever niet gevergd kan worden dat hij de werknemer nog langer op het werk duldt, ondanks het in beginsel diffamerende karakter van die maatregel.
4.4.
De vraag die partijen in dit kort geding (onder meer) verdeeld houdt, is of Primutec – want alleen daar bestaat een arbeidsovereenkomst mee – een redelijke en voldoende zwaarwegende grond had om [naam eiser] vanaf 22 maart 2021 niet meer toe te laten tot de bedongen werkzaamheden en de op non-actiefstelling te handhaven in afwachting van de uitspraak in een nog niet aanhangig gemaakte ontbindingsprocedure.
4.5.
Primutec stelt zich op het standpunt dat dat het geval is. [naam eiser] is als CFO aangesteld om de aangekochte bedrijven financieel te integreren en de groep financieel tot één geheel te maken. Vrijwel meteen na zijn aantreden gaf [naam eiser] er blijk van geen gevoel te hebben voor de verhoudingen en voor hoe de Primutec-groep in elkaar zit. Het autoritaire optreden van [naam eiser] wekte wantrouwen en weerzin op bij de directeuren van de werkmaatschappijen. Gedurende de eerste vijf maanden van zijn dienstverband zijn steeds door toedoen van [naam eiser] brandjes ontstaan waardoor de samenwerking tussen [naam eiser] en de directeuren van de werkmaatschappijen steeds verder onder druk kwam te staan. Daarnaast bleek [naam eiser] niet over de financiële kennis en inzichten te beschikken die nodig zijn als CFO bij een organisatie met een private equity bedrijf als grootaandeelhouder. [naam eiser] kon niet meekomen in de discussies op technisch-inhoudelijke details en liet belangrijke meetings volledig door zijn medewerkers leiden. Bovendien huurde [naam eiser] begin 2021 een interim senior controller in die feitelijk zijn taken overnam. Nadat [naam 2] had aangezegd dat het voornemen bestond om [naam eiser] te ontslaan heeft [naam eiser] de RvC, waar hij eerder nooit contact mee zocht, bestookt met e-mailberichten. Daarin stelde hij aan de kaak dat er zaken waren die juridisch, fiscaal en punt het punt van compliance niet in de haak en zelfs in strijd met de wet zouden zijn. Daarmee kwamen de verhoudingen verder onder druk te staan. Doordat [naam eiser] is ontslagen als bestuurder van TopCo is zijn arbeidsovereenkomst met Primutec een lege huls geworden. De CEO, de RvC en de aandeelhouders hebben geen vertrouwen meer in [naam eiser] en de directeuren van de werkmaatschappijen willen niet meer met hem samenwerken. In deze situatie kan in redelijkheid niet van Primutec worden verwacht dat zij [naam eiser] weer tot het werk toelaat.
4.6.
[naam eiser] meent dat er onvoldoende zwaarwegende gronden zijn om hem niet meer toe te laten tot de bedongen werkzaamheden. De daadwerkelijke oorzaak van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst is gelegen in het feit dat [naam eiser] een aantal zaken binnen de organisatie aan de kaak heeft gesteld, die fiscaal, juridisch en/of compliance technisch niet in orde waren en in strijd met de wet en overeenkomsten. Dit is precies waarvoor hij was aangesteld. Ten aanzien van de taakstelling en financiële huishouding en de taken als CFO is er geen enkele belemmering voor [naam eiser] om deze te blijven uitvoeren. Een eventuele vertroebelde verhouding met bepaalde personen staat hierbij ook niet in de weg aangezien geen direct contact hoeft plaats te vinden voor uitvoering van de CFO-werkzaamheden. Van zwaarwegende belangen die de non-actiefstelling rechtvaardigen is niet gebleken.
4.7.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Partijen hebben een andere visie op de vraag voor welk doel [naam eiser] precies is aangetrokken. Uit productie 7 van Primutec blijkt dat in de vacaturetekst is opgenomen dat een kerntaak van de toekomstige CFO is “
Together with the CEO drive the company’s ambition to professionalise, modernise and constantly adapt internal processes in accordance with the growth of the organization”. Uit de vacaturetekst blijkt ook dat een CFO werd gezocht met “
Ambition, drive and a passion to drive the company forward as a “change agent”.” Dat [naam eiser] is geworven om (ook) verandermanagement door te voeren acht de voorzieningenrechter in dit licht op voorhand aannemelijk. Begrijpelijk is dat [naam eiser] in het kader van verandermanagement frictie heeft veroorzaakt en dat er spanningen zijn ontstaan tussen hem en de directeuren van de werkmaatschappijen. Dat geldt zeker in een organisatie waarin moet worden samengewerkt met, zoals Primutec zelf stelt diverse ‘karaktervolle’ directeuren in Nederland en Duitsland, die grotendeels eerder eigenaar waren van wat zij nog steeds als hun ‘eigen bedrijven’ zien en die de kosten van de holding constant betwisten. Dit rechtvaardigt echter nog geen op non-actiefstelling. De voorzieningenrechter acht hierbij van belang dat Primutec weliswaar stelt dat er vanaf dag 1 problemen waren, maar dat er geen dossier is opgebouwd waarin de problemen tussen hem en de andere partners of enig disfunctioneren adequaat zijn vastgelegd. Dit roept vragen op omdat Primutec, zoals zij zelf stelt, een groot en gerenommeerd bedrijf is met wel 1000 werknemers. Voorts valt dit niet te rijmen met de door Primutec niet betwiste, stelling van [naam eiser] dat hij vlak voor de ontslagaanzegging op 23 februari 2021 nog een goede beoordeling heeft gekregen.
4.8.
Dat verhoudingen tussen [naam eiser] en de directeuren van de werkmaatschappijen gespannen zijn maakt niet dat sprake is van een dusdanig onwerkbare situatie dat van Primutec niet langer gevergd kan worden dat zij [naam eiser] nog op de werkvloer toelaat. Die gespannen verhoudingen zijn, naar voorlopig oordeel, bovendien niet alleen te wijten aan [naam eiser] maar hebben (in belangrijke mate) ook te maken met de hiervoor geschetste, bepaald niet morderne, houding van directeuren die voormalig eigenaar zijn. De voorzieningenrechter neemt verder in aanmerking dat voortzetting van de werkzaamheden door [naam eiser] geen probleem was op het eerste moment dat het voornemen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst werd geuit. [naam eiser] is op dat moment immers gevraagd om nog vier maanden, tot juli 2021, zijn werkzaamheden voort te zetten. In dat scenario kon hij zijn taken blijven uitoefenen. De door Primutec aangevoerde feiten en omstandigheden zijn klaarblijkelijk ook geen aanleiding geweest voor op non-actiefstelling van [naam eiser] in de periode van 23 februari 2021 tot en met 22 maart 2021. [naam eiser] heeft zijn werkzaamheden in die periode immers gewoon uitgevoerd.
4.9.
Bij dit alles passen nog wel twee kanttekeningen. [naam eiser] maakt weinig concreet welke vragen of opmerkingen over handelen op fiscaal, juridisch en compliance gebied hij gesteld en gemaakt heeft en wat er dan niet deugde. Primutec op haar beurt maakt vooralsnog weinig concreet waar het in haar ogen inhoudelijk aan schortte en in hoeverre [naam eiser] de materie niet beheerste.
4.10.
Hoewel niet uitgesloten kan worden dat de arbeidsovereenkomst met [naam eiser] in een ontbindingsprocedure wordt ontbonden, leidt het voorgaande tot de slotsom dat niet aannemelijk is dat Primutec een redelijke en voldoende zwaarwegende grond heeft om [naam eiser] vooruitlopend op een (eventueel) einde van zijn arbeidsovereenkomst, niet langer tot het werk toe te laten. Dat geldt des te meer nu een beslissing daarover, blijkbaar, nog geruime tijd op zich laat wachten. Primutec verwijt [naam eiser] niet in Nederland te willen procederen, wat zij blijkbaar wenselijk acht om op korte termijn duidelijkheid te krijgen. Dat is de wereld op zijn kop. Nadat al op 22 maart 2021 aan [naam eiser] is aangezegd dat de arbeidsovereenkomst moest worden ontbonden, is twee maanden later nog geen ontbindingsverzoek is ingediend terwijl de op non-actiefstelling van [naam eiser] voortduurt. Dat kan, bij gebreke aan andere aanknopingspunten, niet anders worden uitgelegd dan dat het te maken heeft met het stellen van prioriteiten en dat komt voor rekening en risico van Primutec. Bovendien heeft [naam eiser] nou eenmaal recht op een gerechtelijke procedure in het gerecht van zijn woonplaats. De weigering om mee te werken aan een forumkeuze voor de Nederlandse rechter kan hem dan ook niet worden tegengeworpen. Van [naam eiser] kan niet worden gevergd dat hij deze gehele periode op non-actief gesteld blijft terwijl daarvoor geen redelijke en voldoende zwaarwegende grond is. Dit leidt tot de conclusie dat thans een ordemaatregel is aangewezen en de door [naam eiser] gevorderde wedertewerkstelling wordt toegewezen, overigens alleen tegen Primutec omdat alleen daarmee een arbeidsrelatie bestaat.
4.11.
De ter versterking van de gevraagde veroordeling gevorderde dwangsom wordt eveneens toegewezen. Die dwangsom wordt wel gemaximeerd.
De vordering doorbetaling salaris en emolumenten
4.12.
De vordering tot doorbetaling van het verschuldigde salaris, vermeerderd met alle emolumenten en de volledige bonus, wordt afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat [naam eiser] zijn salaris, tot dat moment, op de gebruikelijke wijze doorbetaald heeft gekregen en dat hij de aan hem ter beschikking gestelde auto kan blijven gebruiken. Dat hij gegronde reden heeft om aan te nemen dat Primutec vóór het einde van de arbeidsovereenkomst anders gaat handelen heeft [naam eiser] gesteld noch aannemelijk gemaakt.
4.13.
Voor zover de vordering van [naam eiser] ziet op betaling van een bonus over het jaar 2021 heeft het volgende te gelden. Primutec c.s. heeft onbetwist gesteld dat een eventuele bonusaanspraak pas wordt vastgesteld en betaald binnen een maand nadat de jaarstukken zijn vastgesteld. Doorgaans geschiedt dat in de maand april. Dat betekent dat pas in mei 2022 duidelijk is of [naam eiser] recht heeft op een bonus. Voor zover [naam eiser] dan recht heeft op een bonus, zegt Primutec c.s. toe deze te betalen. Gelet op het voorgaande heeft [naam eiser], die een en ander niet betwist, op dit moment (nog) geen opeisbare aanspraak op een bonus. De vordering wordt daarom afgewezen.
De vorderingen ten aanzien van het ontslagbesluit
4.14.
De vorderingen ten aanzien van het ontslagbesluit zijn gegrond op de (ver)nietig(baar)heide daarvan. [naam eiser] stelt dat de oproeping van de ava niet overeenkomstig de wet en de statuten heeft plaatsgevonden en dat hij goede redenen heeft om aan te nemen dat geen sprake is geweest van een voorafgaand besluit tot goedkeuring van de RvC.
4.15.
Over de oproepingskwestie overweegt de voorzieningenrechter dat [naam eiser] dit wel feitelijk maar niet juridisch uitwerkt. Zo is niet duidelijk welke rechtsregel – uit de artikelen 2:113 e.v. BW of uit de statuten – volgens hem geschonden is. Daar komt bij dat uit de concept-notulen van de ava volgt dat alle aandeelhouders en RvC-leden aanwezig waren.
Artikel 16 van de statuten van TopCo bepaalt dat een besluit van de ava tot ontslag van een bestuurder voorafgaande goedkeuring van de RvC vereist. De statuten schrijven niet voor in welke vorm die goedkeuring moet plaatsvinden. [naam eiser] kan worden toegegeven dat het bevreemding wekt dat TopCo eerst aangeeft dat het besluit van de RvC aan de notulen van de ava wordt gehecht en er vervolgens geen schriftelijk besluit blijkt te zijn. Voorts roept het door TopCo overgelegde bekrachtigingsbesluit van de RvC de vraag op waarom bekrachtiging nodig zou zijn nu in dit kort geding het standpunt wordt ingenomen dat sprake was van een unaniem mondeling besluit dat blijkt uit de door [naam 1] bij de e-mail van 11 maart 2021 aan [naam eiser] gestuurde brief van 10 maart 2021. Wat daar verder ook van zij, voorshands aannemelijk is dat het in die brief gestelde in een bodemprocedure wordt aangemerkt als de vastlegging van het besluit van de RvC.
Dit alles leidt tot het voorlopige oordeel dat er geen formele gebreken kleven aan de besluitvorming op de ava. Dat is voldoende voor afwijzing van alle vorderingen verband houdend met het ontslagbesluit. Volledigheidshalve wordt daar aan toegevoegd dat naast de inhoudelijke argumenten ook het door artikel 6 EVRM gegarandeerde recht op toegang tot de rechter in de weg staat aan toewijzing.
De gevorderde stukken
4.16.
Het hiervoor overwogene leidt tevens tot afwijzing van de vordering tot het verstrekken van stukken ten aanzien van de ava van 22 maart 2021. De bij e-mail van 11 maart 2021 aan [naam eiser] gestuurde brief van 10 maart 2021, die vooralsnog wordt aangemerkt als de vastlegging van het besluit van de RvC, is al in bezit van [naam eiser]. [naam eiser] heeft zelf, als productie 9 bij zijn dagvaarding, de uitnodiging voor de ava in het geding gebracht. Welke stukken, waarover hij niet beschikt, hij daarnaast nog wil hebben, maakt hij niet duidelijk.
De gevorderde rente
4.17.
De vordering tot betaling van wettelijke rente over kosten is in de dagvaarding niet toegelicht. Voor zover die ziet op ingetrokken – de bonus over 2020 – of af te wijzen – de vordering doorbetalen loon en emolumenten – vorderingen, is er ook geen grond voor toewijzing. Voor het overige is niet duidelijk welke kosten [naam eiser] bedoelt, zodat deze vordering wordt afgewezen.
De gevorderde incassokosten en proceskosten
4.18.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Niet gesteld is dat, en welke, buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
4.19.
Primutec c.s. wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam eiser] worden begroot op:
- betekening oproeping € 113,55
- griffierecht € 952,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 2.081,55
4.20.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten worden dan ook toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt Primutec om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis [naam eiser] toe te laten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden als CFO binnen Primutec, in volledige omvang, tegen de gebruikelijke arbeidsvoorwaarden en met de gebruikelijke verantwoordelijkheden (de statutaire uitgezonderd) en hem daartoe toe te laten tot de gebruikelijke werkplek te Capelle aan den IJssel en de overige locaties waar de werkzaamheden verricht moeten worden uit hoofde van zijn functie en de overige gebruikelijke arbeidsomstandigheden,
5.2.
veroordeelt Primutec om aan [naam eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt Primutec c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [naam eiser] tot op heden begroot op € 2.081,55,
5.4.
veroordeelt Primutec c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Primutec c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.
2180/2009