ECLI:NL:RBROT:2021:7892

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/617067 / KG ZA 21-296
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van gekraakte woning in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiseres] een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagden, die zonder recht of titel in haar woning verblijven. De procedure is gestart met een dagvaarding op 26 april 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 mei 2021. De vordering van [eiseres] betreft de ontruiming van de woning, gelegen aan [adres] te Rotterdam, die door gedaagden is gekraakt op 17 februari 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] eigenaar is van de woning en dat zij plannen had om de woning te renoveren, waarvoor zij een aannemer had ingeschakeld. Door de coronamaatregelen en ziekte van de aannemer zijn de werkzaamheden vertraagd, wat heeft geleid tot de ontruimingsvordering. De rechtbank oordeelt dat gedaagden onrechtmatig handelen door zonder recht in de woning te verblijven en dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming. De vordering wordt toegewezen, waarbij gedaagden worden veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te verlaten en de kosten van de procedure worden toegewezen aan gedaagden. De rechtbank heeft ook bepaald dat de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat [eiseres] de ontruiming kan laten uitvoeren, ook als gedaagden in beroep gaan tegen het vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/617067 / KG ZA 21-296
Vonnis in kort geding van 18 mei 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. A.J. de Danschutter te Middelburg,
tegen
ZIJ DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN, PLAATSELIJK BEKEND ALS [adres] , [postcode] ROTTERDAM,
verblijvende te Rotterdam,
gedaagden,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [eiseres] en gedaagden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 26 april 2021, met producties en de mondelinge behandeling gehouden op 4 mei 2021.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam (hierna: de woning). De woning werd door [eiseres] altijd verhuurd door tussenkomst van vastgoedbeheerder Plashof Beheer B.V. (hierna: Plashof).
2.2.
Na vertrek van de laatste huurder in november 2019 heeft Plashof namens [eiseres] contact opgenomen met een aannemer om de woning te renoveren. De aannemer is ter plaatse geweest en heeft een offerte opgesteld. De eerste mogelijkheid voor de aannemer om te starten met de werkzaamheden was in maart 2020.
2.3.
Wegens de Corona-uitbraak en ziekte van de aannemer werden de werkzaamheden aan de woning opgeschort. In oktober 2020 heeft Plashof opnieuw contact gehad met de aannemer, die aangaf in maart 2021 alsnog te kunnen starten met de werkzaamheden.
2.4.
De offerte is aangepast en op 15 februari 2021 door Plashof geaccordeerd. Met de aannemer werd afgesproken dat hij op 1 maart 2021 zou starten met de werkzaamheden.
2.5.
Op 21 februari 2021 ontving [eiseres] een bericht van twee vrouwen waaruit bleek dat zij de woning hadden gekraakt en op 17 februari 2021 hun intrek in de woning hadden genomen.
2.6.
Bij brief van 23 februari 2021 heeft mr. De Danschutter namens [eiseres] de bewoners van de woning gesommeerd om de woning uiterlijk 1 maart 2021 te verlaten en dit uiterlijk op 25 februari 2021 te bevestigen.
2.7.
Bij e-mailbericht van 23 februari 2021 van een van de bewoners van de woning is aan mr. De Danschutter bericht dat zij de keuze tot ontruiming zullen respecteren en voor 1 maart het pand zullen verlaten.
2.8.
Bij brief van 27 februari 2021 hebben de bewoners aan mr. De Danschutter bericht niet tot ontruiming over te gaan.
2.9.
Bij e-mailbericht van 1 maart 2021 heeft de aannemer [eiseres] bericht dat hij schade lijdt doordat hij nog niet met de werkzaamheden kan starten. De aannemer heeft [eiseres] aansprakelijk gesteld voor deze schade, thans begroot op € 3.800,00
2.10.
Op 29 maart 2021 is namens [eiseres] aangifte gedaan van huisvredebreuk.

3..De vordering

3.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagden te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden en de woning leeg, behoorlijk schoongemaakt en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
te bepalen dat onder 1. genoemde veroordeling, overeenkomstig artikel 557a lid 3 Rv, binnen een termijn van twaalf maanden na de datum van dit vonnis ook ten uitvoer gelegd kan worden ten een ieder, niet zijnde een gebruiker of gewezen gebruiker krachtens een persoonlijk of zakelijk recht, die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in de woning bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

4..De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen gedaagden verstek wordt verleend.
4.2.
Vaststaat dat gedaagden zonder recht of titel in de woning verblijven en daarmee onrechtmatig handelen jegens [eiseres] . Op grond van artikel 5:2 BW is de eigenaar van een zaak bevoegd haar van eenieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. De vordering tot ontruiming ligt daarom in beginsel voor toewijzing gereed. Een vordering tot ontruiming is in kort geding evenwel slechts toewijsbaar als de eigenaar van het pand daarbij een spoedeisend belang heeft, welk belang zwaarder weegt dan het belang van de bewoner(s), in welk kader moet worden meegewogen of na ontruiming langdurige leegstand van het pand te verwachten valt.
4.3.
[eiseres] heeft in dit kader (onderbouwd) gesteld dat de werkzaamheden aan het pand al begin 2020 zouden worden uitgevoerd. Door omstandigheden zijn de werkzaamheden opgeschort en zouden deze per 1 maart 2021 alsnog uitgevoerd worden. Zo lang niet wordt gestart met de werkzaamheden is [eiseres] aansprakelijk voor de (vertragings)schade die daardoor ontstaat. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ontruiming van de woning thans noodzakelijk is. Bovendien is aannemelijk dat na ontruiming van de woning door gedaagden er geen sprake zal zijn van langdurige leegstand aangezien voldoende aannemelijk is dat de woning eerst gerenoveerd en vervolgens opnieuw verhuurd zal worden.
4.4.
Gelet op het voorgaande komt het gevorderde de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen als in de beslissing bepaald. Daarbij acht de voorzieningenrechter het onverenigbaar met het (spoedeisend) belang van [eiseres] om inlichtingen als bedoeld in artikel 557a lid 2 Rv in te winnen.
4.5.
Gedaagden worden als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden, vermeerderd met de kosten van de advertentie in het Parool, begroot op:
- betekening oproeping € 103,83
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat
€ 656,00
Totaal € 1.068,83
4.6.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot. De nakosten worden dan ook toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden,
5.2.
veroordeelt gedaagden om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) Rotterdam met alle daarin aanwezige personen en zaken te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden en de woning leeg, behoorlijk schoongemaakt en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen,
5.3.
bepaalt dat deze veroordeling binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen eenieder – niet zijnde een gebruiker of gewezen gebruiker krachtens een persoonlijk of zakelijk recht – die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet,
5.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.068,83,
5.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2021.
2180/2009