ECLI:NL:RBROT:2021:7899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/618762 / KG ZA 21-388
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoningen na ernstige overlast door feesten en drugsgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Bewaarder Oceaanhuis en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres, Oceaanhuis, vorderde ontruiming van de huurwoningen van de gedaagden vanwege ernstige overlast die zij hadden veroorzaakt door het houden van feesten met meer dan 100 aanwezigen, waarbij drugs zoals lachgas en cocaïne werden gebruikt. De politie heeft op verschillende momenten invallen gedaan in de appartementen van de gedaagden, wat leidde tot klachten van omwonenden en een verzoek van Oceaanhuis om de huurovereenkomsten te beëindigen.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagden toerekenbaar tekortgeschoten waren in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. De huurovereenkomsten waren bedoeld voor bewoning door young professionals, maar de gedaagden hadden deze bestemming veranderd door de appartementen te gebruiken voor feesten. De rechtbank concludeerde dat de ernstige overlast en het gebruik van drugs voldoende grond vormden voor ontbinding van de huurovereenkomsten en toewijzing van de vorderingen tot ontruiming.

De voorzieningenrechter stelde dat de ontruiming binnen veertien dagen na betekening van het vonnis diende plaats te vinden. Daarnaast werden de gedaagden veroordeeld tot betaling van een huurachterstand en proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van huurders om zich aan de voorwaarden van de huurovereenkomst te houden en de gevolgen van het veroorzaken van overlast voor de omgeving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/618762 / KG ZA 21-388
Vonnis in kort geding van 25 juni 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING BEWAARDER OCEAANHUIS,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. P.M. Jongeling te Amsterdam,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam,
2.
[gedaagde 2],
volgens de, in de dagvaarding vermelde, verificatie in de Basisregistratie Personen door de deurwaarder op 10 juni 2021 wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. B.P.C. Bijl te Amsterdam.
Partijen worden hierna Oceaanhuis, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 juni 2021, met producties 1 tot en met 10;
  • de akte overlegging producties 11 tot en met 24 tevens akte vermeerdering van eis tevens akte depot van een USB-stick van 16 juni 2021;
  • het e-mailbericht van mr. Bijl, met 10 producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 18 juni 2021;
  • de pleitnota van Oceaanhuis;
  • de pleitnota van [gedaagde 1] ;
  • de pleitnota van [gedaagde 2] .
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Oceaanhuis heeft zowel met [gedaagde 1] als met [gedaagde 2] een huurovereenkomst voor een periode van twee jaar gesloten.
2.2.
De huurovereenkomst met [gedaagde 2] heeft betrekking op de woonruimte aan de [adres 1] te Rotterdam. De ingangsdatum van de huurovereenkomst was 1 april 2021. [gedaagde 2] heeft de sleutel op 23 maart 2021 ontvangen.
2.3.
De huurovereenkomst met [gedaagde 1] heeft betrekking op de woonruimte aan de [adres 2] te Rotterdam. De ingangsdatum van die huurovereenkomst was 1 mei 2021. [gedaagde 1] heeft de sleutel op 26 april 2021 ontvangen.
2.4.
In de huurovereenkomsten is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…)
1.3
Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als woonruimte voor een young professional in de leeftijdscategorie 23 tot en met 34 jaar (…)
1.4
Het is huurder niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder een andere bestemming aan het gehuurde te geven dan omschreven in artikel 1.3. (…)
11.1
Huurder en verhuurder komen overeen dat indien huurder tekortschiet in de nakoming van zijn verplichting(en) uit hoofde van de nagenoemde bepaling(en), hij aan verhuurder een direct opeisbare boete verbeurt zoals hieronder vermeld:
(…)
b. een boete van € 30,- voor iedere kalenderdag dat de overtreding voortduurt, bij overtreding van 4.1 en 4.2 (veranderingen en toevoegingen) (…) van de algemene bepalingen, met een maximum van
€ 7500,- onverminderd zijn gehoudenheid om alsnog aan deze verplichting te voldoen en onverminderd verhuurders recht op (aanvullende) schadevergoeding;
(…)

15..Handelen of nalaten huurder in strijd met wet- en regelgeving

Ieder handelen of nalaten van huurder in strijd met geldende wet- en regelgeving, levert een toerekenbare tekortkoming van huurder jegens verhuurder op.

16. Hoofdverblijf en inschrijving gemeentelijke registratie en gebruik e-mail adres
16.1
Huurder is verplicht om in het gehuurde voortdurend zelf hoofdverblijf te houden, hetgeen betekent dat huurder in het gehuurde minimaal 75% van het jaar verblijft, eet en slaapt, dat hij vanuit het gehuurde zijn zaken behartigt en zijn goederen en eigendommen beheert. Het is huurder verboden om het gehuurde te gebruiken als pied-à-terre en/of om het gehuurde aan derden in gebruik of onderhuur te geven.
(…)
16.4
Huurder zal zich op het adres van het gehuurde registreren in het daartoe door de plaatselijke overheid bijgehouden register (de Basisregistratie personen (voorheen GBA)) en huurder kiest in het gehuurde onherroepelijk wettelijk domicilie. (…) Huurder is verplicht om op eerste verzoek van verhuurder een schriftelijke opgave uit voormeld register over te leggen aan verhuurder, waaruit blijkt welke personen op zijn adres zijn ingeschreven. (…)”
2.5.
Op de huurovereenkomsten zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte vastgesteld op 20 maart 2017 (hierna: de algemene bepalingen) van toepassing. In de algemene bepalingen is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…)
1.1.
Huurder zal het gehuurde – gedurende de gehele duur van de huurovereenkomst – daadwerkelijk, geheel, voortdurend, behoorlijk en zelf gebruiken uitsluitend overeenkomstig de in de huurovereenkomst aangegeven bestemming, hetgeen onder andere betekent dat huurder het gehuurde niet mag gebruiken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten (…).
4.2.
Het is huurder niet toegestaan om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder veranderingen of toevoegingen op of aan de buitenzijde van het gehuurde, met inbegrip van het erf, het balkon, de gemeenschappelijke ruimten en van de tuin (tenzij het gaat om de inrichting van een siertuin) aan te (laten) brengen of te hebben. (…)
14.3.
Het is huurder niet toegestaan:
(…)
c. in het gehuurde, in de gemeenschappelijke ruimten en/of delen daarvan dan wel in de directe omgeving van het gehuurde hennep te (doen) kweken of te verhandelen en/of het gehuurde in te richten als hennepkwekerij, hennepdrogerij of hennepknipperij dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Tevens is het huurder verboden hennep of soortgelijke gewassen in het gehuurde en/of gemeenschappelijke ruimten voorhanden te hebben, dan wel op te slaan of te houden voor een ander. Het is huurder evenmin toegestaan om in het gehuurde qat, soft drugs, hard drugs of andere verboden middelen te verhandelen, te produceren of in groepsverband te gebruiken, te laten gebruiken of aanwezig te hebben. Huurder erkent dat het handelen in strijd met de hiervoor genoemde verboden leidt tot schade aan het gehuurde, alsmede tot gevaarzetting en overlast (zoals vervuiling, vandalisme, aantrekken van criminaliteit e.d.) voor de omgeving. Het handelen in strijd met dit verbod is dermate ernstig dat dit ontbinding van de huurovereenkomst op de kortst mogelijke termijn rechtvaardigt. Huurder is gehouden tot afdracht van de winst aan verhuurder die hij (naar schatting) heeft genoten door het handelen in strijd met dit verbod, onverminderd verhuurders recht op (aanvullende) schadevergoeding.
14.4
Huurder zal bij het gebruik van het gebouw of complex van gebouwen waarvan het gehuurde deel uitmaakt geen hinder of overlast veroorzaken. Huurder zal er voor zorgdragen dat vanwege hem aanwezige derden of dieren dit evenmin doen. (…)”
2.6.
Op 27 maart 2021 heeft er een feest plaatsgevonden in [adres 1] waarbij circa 80 mensen aanwezig waren. Het feest heeft voor overlast gezorgd aan omwonenden naar aanleiding waarvan de politie aan het gehuurde een bezoek heeft gebracht.
2.7.
Op 27 april 2021 (Koningsnacht) heeft er opnieuw een feest plaatsgevonden. Ook over dit feest hebben omwonenden geklaagd over (geluids)overlast. De politie heeft uiteindelijk een inval gedaan in [adres 2] en daar onder andere 5 flessen met lachgas aangetroffen en leeg laten lopen en verder in de gezamenlijke gangen cocaïne aangetroffen.
2.8.
Op 28 april 2021 heeft Oceaanhuis aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] een brief verzonden waarin hen wordt gevraagd om vrijwillig en met wederzijds goedvinden de huurovereenkomst te beëindigen en de sleutels in te leveren. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben niet aan dit verzoek voldaan.
2.9.
Bij brief van 4 mei 2021 heeft Oceaanhuis aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] de mogelijkheid geboden om het gehuurde uiterlijk 1 juni 2021 vrijwillig te verlaten. Van zowel [gedaagde 2] als [gedaagde 1] is geen bericht van instemming ontvangen door Oceaanhuis.
2.10.
Naast de overlastmeldingen naar aanleiding van de feesten op 27 maart 2021 en op 27 april 2021 heeft Oceaanhuis ook meldingen ontvangen over overlast op 29 en 30 april 2021, 23 en 24 mei 2021, 2 en 3 juni 2021 en op 7 juni 2021.
2.11.
[gedaagde 2] heeft in ieder geval tot 15 juni 2021 niet ingeschreven gestaan op het adres van het gehuurde.

3..Het geschil

3.1.
Oceaanhuis vordert – na vermeerdering van eis – dat het de voorzieningenrechter moge behagen om, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
[gedaagde 1] te veroordelen om het gehuurde gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam binnen drie dagen na betekening van dit vonnis blijvend te verlaten met al de zijnen en het zijne, onder afgifte van de sleutels en het gehuurde ontruimd en bezemschoon ter beschikking te stellen aan Oceaanhuis met bepaling dat de kosten voor een gedwongen ontruiming voor rekening van [gedaagde 1] komen;
[gedaagde 1] te veroordelen tot betaling aan Oceaanhuis van een bedrag van € 210,00 te vermeerderen met een bedrag van € 30,00 voor elke dag of gedeelte van een dag vanaf 17 mei 2021 dat [gedaagde 1] de stickers die hij heeft aangebracht op de ramen van het gehuurde aan de [adres 2] niet verwijdert;
[gedaagde 2] te veroordelen om het gehuurde gelegen aan de [adres 1] te Rotterdam binnen drie dagen na betekening van dit vonnis blijvend te verlaten met al de zijnen en het zijne, onder afgifte van de sleutels en het gehuurde ontruimd en bezemschoon ter beschikking te stellen aan Oceaanhuis met bepaling dat de kosten voor een gedwongen ontruiming voor rekening van [gedaagde 2] komen;
[gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.950,00 aan Oceaanhuis;
[gedaagde 1] te veroordelen tot betaling aan Oceaanhuis van een bedrag van € 210,00 te vermeerderen met een bedrag van € 30,00 voor elke dag of gedeelte van een dag vanaf 17 mei 2021 dat [gedaagde 1] de stickers die hij heeft aangebracht op de ramen van het gehuurde aan de [adres 2] niet verwijdert;
[gedaagde 1] [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaat en de nakosten.
3.2.
Oceaanhuis legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Tijdens de feesten op 27 maart 2021 en op 27 april 2021 waren er meer dan 100 mensen aanwezig in het gehuurde en is er ernstige overlast en schade aan het gehuurde veroorzaakt. Ook daarna zijn nog meerdere meldingen van overlast door omwonenden gemaakt. [gedaagde 1] [gedaagde 2] hebben daarmee niet alleen in strijd met de huurovereenkomst en de algemene bepalingen gehandeld, maar ook in strijd met de Coronaregels. Het negeren van de Coronaregels werkt gevaarzettend. Er is daarnaast entreegeld gevraagd voor het feest waardoor de bestemming van het gehuurde zonder toestemming van Oceaanhuis is gewijzigd van bewoning naar bedrijfsmatige exploitatie. Bovendien is heeft de politie op 27 april 2021 lachgas en cocaïne aangetroffen waarbij in de auto van [gedaagde 2] , die in de garage van het gehuurde stond, ook drugs zijn aangetroffen. In de algemene bepalingen staat dat de aanwezigheid van drugs als gevaarzettend gekwalificeerd kan worden en voldoende is om de huurovereenkomst te ontbinden. Voorts hebben [gedaagde 1] [gedaagde 2] aan de buitenzijde van het gehuurde bestickering aangebracht zonder daarvoor toestemming te vragen aan Oceaanhuis, wat eveneens strijd oplevert met de algemene bepalingen. Ten aanzien van [gedaagde 2] heeft Oceaanhuis nog gesteld dat hij in strijd met de huurovereenkomst geen hoofdverblijf houdt in het gehuurde en ook niet op het adres van het gehuurde staat ingeschreven. [gedaagde 2] heeft bovendien de huurpenningen voor de maanden mei 2021 en juni 2021 niet voldaan, waardoor een huurachterstand van € 3.950,00 is ontstaan. Aldus is sprake van zodanige tekortkomingen in de nakoming van de verbintenissen uit de wet en de huurovereenkomst dat deze een ontbindining van de huurovereenkomst rechtvaardigen. In een bodemprocedure zal ook niet anders kunnen worden geoordeeld dan dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en het gehuurde moet worden ontruimd.
3.3.
[gedaagde 2] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van Oceaanhuis in de proceskosten en voert daartoe het volgende aan. [gedaagde 2] stelt dat hij in Rotterdam staat ingeschreven en dat Oceaanhuis het tegendeel niet heeft bewezen.
Kort nadat [gedaagde 2] zijn intrek in het gehuurde heeft genomen heeft hij wat vrienden over de vloer gehad, wat uitliep op een kleine en beheersbare silent disco. Door het gegalm van de binnenplaats en de slechte isolatie van het gebouw is er enige overlast door één of meerdere bewoners ervaren. [gedaagde 2] is hierop aangesproken door de beheerder en heeft met zijn buren gedeeld dat hij dit betreurde. Tijdens Koningsnacht heeft [gedaagde 2] een aantal mensen over de vloer gehad voor opnieuw een silent disco. Om 22:00 uur was deze afgelopen en heeft [gedaagde 2] de paar mensen die bij hem thuis waren naar huis gestuurd. [gedaagde 2] heeft die nacht veel overlast ervaren van een feest in het appartement boven hem. Met dat feest had [gedaagde 2] niets van doen. Van door hem veroorzaakte overlast is dan ook geen sprake. Dat [gedaagde 2] [gedaagde 1] kent en daarmee bevriend zou zijn, mag niet meewegen in de beoordeling of sprake is van onrechtmatige hinder zijdens [gedaagde 2] . Oceaanhuis heeft daarnaast geen spoedeisend belang bij het gevorderde. Toewijzing van het gevorderde heeft ingrijpende gevolgen voor [gedaagde 2] . Hij heeft geen andere woonplek tot zijn beschikking en komt indien de woning moet worden ontruimd op straat te staan.
3.4.
[gedaagde 1] voert eveneens verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van Oceaanhuis in de proceskosten. Hij voert aan dat hij het gehuurde gebruikt als woon- en werkruimte. Het is voor [gedaagde 1] van groot belang om deze ruimte te behouden. In zijn appartement heeft hij eenmaal, op 27 april 2021, een feest plaatsgevonden. Het betrof een housewarming waar niet meer dan 50 mensen, waarvan 30 zonder toestemming van [gedaagde 1] welke mensen zijn appartement binnengekomen toen hij op het feest van [gedaagde 2] was welk feest op hetzelfde tijdstip plaatsvond, aanwezig waren. Dat hierdoor overlast is ontstaan komt voornamelijk doordat het gebouw heel gehorig en slecht geïsoleerd is. [gedaagde 1] heeft evenwel tegenover de verhuurder uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat het niet verstandig was om een dergelijk feest te houden en beloofd dat het niet nog eens zou gebeuren. Na 27 april 2021 hebben er ook geen feestjes meer plaatsgevonden. Het gaat dus om een eenmalig incident, zonder dat Oceaanhuis nadeel of schade heeft geleden. Op basis van het ‘tenzij’-arrest kan niet worden aangenomen dat deze eenmalige en niet ingrijpende tekortkoming in een bodemprocedure zal leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van dit geschil staat voorop dat voor toewijzing van de vorderingen van Oceaanhuis tot ontruiming van het gehuurde slechts plaats is, indien met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat in een eventueel aan te spannen bodemprocedure toewijzing van de vordering tot ontruiming te verwachten is. Het geschil spitst zich toe op de vraag of er sprake is van tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst door [gedaagde 1] [gedaagde 2] die ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigen.
De vorderingen ten aanzien van [gedaagde 1]
4.2.
Oceaanhuis heeft aan haar vorderingen ten aanzien van [gedaagde 1] onder meer ten grondslag gelegd dat hij ernstige overlast heeft veroorzaakt door op 27 april 2021 in zijn appartement een feest te houden. Er waren meer dan 100 mensen in het gehuurde aanwezig en er werd lachgas en cocaïne gebruikt. Op dat moment was de huurovereenkomst met [gedaagde 1] nog niet officieel ingegaan. De stelling van [gedaagde 1] dat slechts sprake was van een kleine housewarmingparty acht de voorzieningenrechter niet geloofwaardig. Zo blijkt uit verklaringen van omwonenden dat het feest in het appartement [adres 1] van [gedaagde 2] is begonnen en dat een deel van de feestgangers zich daarna hebben verplaatst naar het appartement [adres 2] van [gedaagde 1] . Daar komt bij dat [gedaagde 1] tijdens de mondelinge behandeling verklaard heeft dat hij enige tijd naar een feest in [adres 1] geweest is en er tijdens zijn afwezigheid veel mensen in [adres 2] zijn binnengekomen. Voorts staat vast dat de politie die avond in het appartement van [gedaagde 1] een inval heeft gedaan waarbij meerdere tanks met lachgas door de politie zijn aangetroffen, alsmede cocaïne op de gezamenlijke gangen van het gehuurde. In de algemene bepalingen is opgenomen dat de aanwezigheid van drugs als gevaarzettend gekwalificeerd kan worden en voldoende is om de huurovereenkomst te ontbinden. Op de door Oceaanhuis overgelegde opnames is bovendien te zien dat tientallen feestgangers rennend het gehuurde verlaten.
4.3.
Dat sprake is van een eenmalig incident en [gedaagde 1] verder geen overlast heeft veroorzaakt, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Uit de verklaring van de buurvrouw van [gedaagde 1] , zoals overgelegd als productie 14 door Oceaanhuis, blijkt dat zij in ieder geval ook op 23/24 mei 2021, 27 mei 2021 en op 2/3 juni 2021 melding heeft gemaakt van geluidsoverlast. Voor zover [gedaagde 1] het standpunt inneemt dat hij niet gelinkt kan worden aan de overige incidenten omdat deze overlast is veroorzaakt door [gedaagde 2] kan hem dat niet baten. Op grond van de stukken is voldoende aannemelijk dat [gedaagde 1] op 27 maart 2021, toen hij nog niet woonachtig was in het gehuurde, maar ook later op 26 en 27 april 2021, namens [gedaagde 2] de deur van appartement [adres 1] heeft opengedaan en gasten binnengelaten en klagende omwonenden te woord gestaan. Tenslotte heeft Oceaanhuis onbetwist gesteld dat [gedaagde 1] in strijd met artikel 4.2 van de algemene bepalingen bestickering op de ramen van het gehuurde heeft aangebracht.
4.4.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde 1] toerekenbaar en ernstig tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. In een bodemprocedure is toewijzing van de vordering tot ontruiming te verwachten. Een belangenafweging valt, gelet op al het hiervoor overwogene, in het voordeel van Oceaanhuis uit. [gedaagde 1] is meermaals aangesproken, past zijn gedrag niet aan de door hem gestelde gehorigheid van zijn appartement aan en van Oceaanhuis kan, gelet op de belangen van de omwonenden, niet worden verlangd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. De gevorderde ontruiming wordt daarom toegewezen.
4.5.
De ontruimingstermijn wordt in redelijkheid – in afwijking van het gevorderde en gelet op het bepaalde in artikel 555 Rv – op veertien dagen gesteld.
4.6.
De vordering om [gedaagde 1] te veroordelen in de kosten gemoeid met een eventuele gedwongen ontruiming door de deurwaarder wordt afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt dat deze kosten – indien gemaakt – weliswaar ten laste van [gedaagde 1] komen, maar dat thans nog niet vaststaat of deze kosten gemaakt zullen worden en, zo ja, tot welk bedrag.
4.7.
Oceaanhuis heeft voorts aangevoerd dat [gedaagde 1] , in strijd met artikel 4.2 van de algemene bepalingen, bestickering aan de buitenzijde van de ramen van het gehuurde heeft laten aanbrengen, waardoor hij een boete van € 30,00 per dag verschuldigd is. [gedaagde 1] heeft hiertegen geen verweer gevoerd zodat de vordering van Oceaanhuis om [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 210,00 aan Oceaanhuis wordt toegewezen.
De vorderingen ten aanzien van [gedaagde 2]
4.8.
Vast staat dat op 27 maart 2021 een feest in de woning van [gedaagde 2] heeft plaatsgevonden. Op dat moment was de huurovereenkomst tussen [gedaagde 2] en Oceaanhuis nog niet officieel ingegaan. Uit de klachten van de omwonenden blijkt dat er op die avond meer dan 100 mensen aanwezig waren in het appartement en dat de feestgangers entreegeld hebben betaald. Volgens de verklaring van [naam persoon] , productie 22 van Oceaanhuis, heeft [gedaagde 2] de volgende dag gezegd dat het feest al gepland stond maar de oorspronkelijke locatie niet meer beschikbaar was, zodat het feest naar het gehuurde werd verplaatst. Meerdere omwonenden hebben (naar aanleiding van) die avond melding gemaakt van overlast in de vorm van geluidsoverlast, de aanwezigheid van drugs en door de gangen lopende en rokende feestgangers. De politie heeft uiteindelijk een bezoek aan het gehuurde gebracht. De voorzieningenrechter is op grond van de stukken oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [gedaagde 2] ernstige overlast heeft veroorzaakt op 27 maart 2021. Dit geldt ook voor het feest op 27 april 2021. Gelet op alle klachten, mails en whatsapp-berichten die Oceaanhuis heeft overgelegd, acht de voorzieningenrechter de stelling van [gedaagde 2] dat hij die avond slechts een handje vol mensen op bezoek had die om 22:00 uur zijn woning hebben verlaten niet geloofwaardig. Ook na 27 april 2021 bleven er bij Oceaanhuis klachten binnen komen over geluidsoverlast vanuit het appartement van [gedaagde 2] .
4.9.
Daarnaast is voldoende aannemelijk dat [gedaagde 2] , in strijd met artikel 16.1 van de huurovereenkomst, niet ingeschreven staat en niet zijn hoofdverblijf houdt in het gehuurde. Oceaanhuis heeft zich beroepen op een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de onderneming van [gedaagde 2] van 15 juni 2021, waarop diens woonadres in Delft vermeld staat en op de betekening van de dagvaarding. Ter zitting heeft [gedaagde 2] gesteld dat hij in het gehuurde woont en sinds 14 juni op het adres van het gehuurde staat ingeschreven. [gedaagde 2] heeft die inschrijving echter op geen enkele manier onderbouwd en zijn stelling rijmt niet met de bevindingen van de deurwaarder en het uittreksel uit het handelsregister. Anders dan [gedaagde 2] meent, lag het op zijn weg om met bewijsstukken te komen. Hier komt bij dat [gedaagde 1] niet [gedaagde 2] op 27 maart 2021 en op 27 april 2021, de deur heeft open gedaan voor gasten en klagende omwonenden. Uit de overgelegde whatsapp-conversatie van juni 2021 blijkt dat opnieuw sprake is van overlast die blijkbaar wordt veroorzaakt door klanten van [gedaagde 2] uit Engeland die op dat moment in het gehuurde verblijven terwijl [gedaagde 2] er niet is Ter zitting heeft [gedaagde 2] hierover opgemerkt dat hij zijn woning geregeld uitleent zodat zijn klanten niet in een hotel hoeven te verblijven. Voor zover [gedaagde 2] daarmee wil betogen dat hij voor de door hen veroorzaakte overlast niet verantwoordelijk kan worden gehouden miskent hij dat hij op grond van artikel 7:219 BW verantwoordelijk is voor een ieder en de gedragingen van hen die met zijn goedbevinden in het gehuurde aanwezig zijn. Voor zover de advocaat van [gedaagde 2] diens verklaring heeft willen afzwakken door het in plaats van uitlenen te hebben over “logeren”, wordt daaraan, gelet op de hiervoor genoemde eigen uitlatingen van [gedaagde 2] , voorbij gegaan.
4.10.
Oceaanhuis heeft voorts gesteld dat [gedaagde 2] over de maanden mei en juni 2021 de huur niet heeft betaald waardoor een huurachterstand van € 3.950,00 is ontstaan. Dit is door [gedaagde 2] niet betwist. Dat Oceaanhuis heeft aangegeven de huurovereenkomst te willen ontbinden ontslaat [gedaagde 2] niet van zijn betalingsverplichting. Het niet (tijdig) betalen van de huurpenningen is eveneens een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis uit de huurovereenkomst. Tenslotte heeft Oceaanhuis onbetwist gesteld dat [gedaagde 2] in strijd met artikel 4.2 van de algemene bepalingen bestickering op de ramen van het gehuurde heeft aangebracht.
4.11.
Alles bij elkaar genomen is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde 2] ernstig en toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. In een bodemprocedure is toewijzing van de vordering tot ontruiming te verwachten. Een belangenafweging valt, gelet op al het hiervoor overwogene, in het voordeel van Oceaanhuis uit. [gedaagde 2] is meermaals aangesproken, past zijn gedrag niet aan de door hem gestelde gehorigheid van zijn appartement aan en van Oceaanhuis kan, gelet op de belangen van de omwonenden, niet worden verlangd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.12.
De ontruimingstermijn wordt in redelijkheid – in afwijking van het gevorderde en gelet op het bepaalde in artikel 555 Rv – op veertien dagen gesteld.
4.13.
De vordering om [gedaagde 2] te veroordelen in de kosten gemoeid met een eventuele gedwongen ontruiming door de deurwaarder wordt afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt dat deze kosten – indien gemaakt – weliswaar ten laste van [gedaagde 2] komen, maar dat thans nog niet vaststaat of deze kosten gemaakt zullen worden en, zo ja, tot welk bedrag.
4.14.
Nu de vordering van Oceaanhuis tot betaling van de huurachterstand niet door [gedaagde 2] is betwist en de proceseconomie erbij gebaat is om de vorderingen gezamenlijk te behandelen, wordt ook deze vordering toegewezen. Dat deze vordering niet thuis hoort in een kort geding tot ontruiming en in strijd is met de goede procesorde, zoals gesteld door [gedaagde 2] , wordt niet door de voorzieningenrechter gevolgd.
4.15.
Voor zover Oceaanhuis met haar vordering onder 5 heeft bedoeld om [gedaagde 2] te laten veroordelen tot betaling van een bedrag van € 210,00 kan deze vordering niet worden toegewezen. De vordering richt zich immers niet tot hem. Dat [gedaagde 2] de aan de (mogelijke) bedoeling ten grondslag liggende stelling niet heeft weersproken, leidt niet tot een ander oordeel.
De proceskosten
4.16.
[gedaagde 1] [gedaagde 2] worden als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Oceaanhuis worden begroot op:
- betekening oproeping € 108,19
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 3.200,19
4.17.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten worden dan ook toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres 2] te Rotterdam blijvend te verlaten met al de zijnen en het zijne, onder afgifte van de sleutels en het gehuurde ontruimd en bezemschoon ter beschikking te stellen aan Oceaanhuis,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van € 210,00 aan Oceaanhuis, te vermeerderen met een bedrag van € 30,00 voor elke dag of gedeelte van een dag vanaf 17 mei 2021 dat [gedaagde 1] de stickers die hij heeft aangebracht op de ramen van het door hem gehuurde aan de [adres 2] niet verwijdert,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres 1] te Rotterdam blijvend te verlaten met al de zijnen en het zijne, onder afgifte van de sleutels en het gehuurde ontruimd en bezemschoon ter beschikking te stellen aan Oceaanhuis,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van € 3.950,00 aan Oceaanhuis,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 1] [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Oceaanhuis tot op heden begroot op € 3.200,19,
5.6.
veroordeelt [gedaagde 1] [gedaagde 2] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde 1] [gedaagde 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2021.
2180/2009