ECLI:NL:RBROT:2021:7911
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering en medische beoordeling van beperkingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.W.E. Ros, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door H. van Haaften. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder om haar WAO-uitkering niet te herzien. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij verweerder op 14 november 2018 een primair besluit heeft genomen om de uitkering niet te herzien, en op 26 maart 2020 het bezwaar van eiseres ongegrond heeft verklaard. Eiseres heeft medische stukken overgelegd en aanvullende gronden ingediend, waarna het onderzoek ter zitting op 29 juli 2021 heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische situatie van eiseres, die als verpleegkundige werkzaam was en door lichamelijke klachten uitviel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts de beperkingen van eiseres correct heeft beoordeeld en dat er geen aanleiding was om meer beperkingen vast te stellen dan in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 24 oktober 2018. Eiseres heeft aangevoerd dat het onderzoek niet zorgvuldig is verricht en dat haar beperkingen zijn onderschat, maar de rechtbank oordeelt dat het onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de medische informatie van behandelend artsen is meegenomen in de beoordeling.
De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geweigerd de WAO-uitkering van eiseres te herzien en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.