ECLI:NL:RBROT:2021:7916

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
ROT 20/4748
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en stopzetting WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die als productiemedewerkster heeft gewerkt, heeft in 2016 haar werkzaamheden gestaakt en in 2018 een WIA-uitkering ontvangen. De uitkering werd echter per 1 maart 2020 stopgezet op basis van een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 29 juli 2021 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres betoogde dat het onderzoek door de verzekeringsarts niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd, waarbij de verzekeringsarts dossieronderzoek heeft gedaan en de medische gegevens van eiseres heeft betrokken. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts op basis van de beschikbare informatie terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar klachten over computervaardigheden en de geschiktheid van de geduide functies, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige de functies heeft geselecteerd op basis van de opleiding en werkervaring van eiseres, en dat eenvoudig computergebruik binnen zes maanden kan worden verworven. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/4748

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: H. van Haaften.

Procesverloop

Bij besluit van 31 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wordt stopgezet per 1 maart 2020.
Bij besluit van 5 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is werkzaam geweest als productiemedewerkster en is voor dit werk op
3 mei 2016 uitgevallen. Bij besluit van 14 maart 2018 is aan eiseres een WIA-uitkering toegekend. [naam bedrijf], de ex-werkgever van eiseres, heeft verzocht om een herbeoordeling van de medische situatie van eiseres. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de verzekeringsarts onderzoek gedaan waarvan een rapportage is opgemaakt op 16 december 2019. De verzekeringsarts heeft toegelicht dat eiseres werkzaamheden kan verrichten die voldoen aan de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 18 december 2019, geldig per 15 december 2019. In de FML zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken 3. Aanpassing aan fysieke omgevingseisen, 4. Dynamische handelingen en 5. Statische houdingen.
1.2.
Op basis van de FML heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat eiseres haar eigen arbeid niet kan verrichten en heeft een aantal passende functies geduid. Met behulp van deze passende functies heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat eiseres 18,72% arbeidsongeschikt is.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
2.1.
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw onderzoek gedaan en aanleiding gezien om de FML aan te passen. De aangepaste FML is vastgelegd op 25 juli 2020, geldig per 15 december 2019. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens op basis van de nieuwe FML toegelicht dat de functie Assistent consultatiebureau niet meer passend is voor eiseres. Op basis van de overgebleven functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vastgesteld dat eiseres 23,54% arbeidsongeschikt is.
2.2.
Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar beroep.
3. Eiseres voert in beroep aan dat het onderzoek door verweerder niet zorgvuldig is verricht en dat er onvoldoende beperkingen zijn gesteld. Zij is niet lichamelijk onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Haar gezondheidssituatie is achteruit gegaan. Zij is daardoor meer beperkt dan verweerder heeft vastgesteld. Door haar atrofie kan eiseres moeizaam hurken en knielen. Als gevolg van carpaal tunnelsyndroom heeft eiseres klachten aan haar handen. Eiseres betoogt verder dat een urenbeperking moet worden aangenomen vanwege haar fybromyalgie.
Eiseres voert verder aan dat zij de geselecteerde functies niet kan verrichten. Eiseres heeft niet de vereiste computervaardigheden gezien haar opleidingsniveau en arbeidsverleden.
4. Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Op basis van artikel 9 van het Schattingsbesluit worden bij bepaling van wat betrokkene nog met arbeid kan verdienen, de volgende regels in acht genomen:
a. in aanmerking wordt genomen die algemeen geaccepteerde arbeid waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen, waaronder mede wordt begrepen arbeid waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij betrokkene niet over dergelijke bekwaamheden beschikt en als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek dergelijke bekwaamheden niet kan verwerven. Onder deze bekwaamheden worden ten minste verstaan mondelinge beheersing van de Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik. (..)
5.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres vanaf 1 maart 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
5.2.
Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd kan niet leiden tot het oordeel dat het onderzoek niet zorgvuldig is verricht. Het onderzoek door de verzekeringsarts is namelijk gebaseerd op dossieronderzoek, eigen onderzoek (anamnese) gevolgd door lichamelijk onderzoek, wat eiseres in haar bezwaarschrift en tijdens de telefonische hoorzitting heeft aangevoerd en op de medische gegevens van de behandelend artsen van eiseres. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet lichamelijk heeft onderzocht maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft haar conclusies gebaseerd op het onderzoek van de verzekeringsarts die uitgebreid lichamelijk onderzoek heeft verricht naar onder andere de armen, polsen, handen en knieën van eiseres, zoals blijkt uit de rapportage van 16 december 2019. Ondanks dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres alleen telefonisch heeft gesproken heeft hij op basis van de beschikbare informatie aanleiding gezien om extra beperkingen aan te nemen. Het onderzoek is daarmee zorgvuldig verricht.
De grond dat eiseres meer is beperkt dan verweerder heeft vastgesteld slaagt niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij de rapportage van 25 juli 2020 duidelijk en gemotiveerd toegelicht dat eiseres beperkingen heeft bij het gebruiken van haar knieën door atrofie en dat hiervoor aanvullende beperkingen zijn aangenomen in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uiteengezet dat voor het buigen geen beperkingen kunnen worden aangenomen omdat er geen beperkingen in de rug van eiseres kunnen worden vastgesteld. Over de beperkingen voor het knielen en door carpaal tunnelsyndroom heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat daarvoor al beperkingen zijn opgenomen in de FML. Met betrekking tot de urenbeperking heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uiteengezet dat die slechts in een aantal gevallen kan worden aangenomen, en dat geen van deze gevallen van toepassing is op de situatie van eiseres. Bij het opnieuw vaststellen van de FML, waarin meer beperkingen zijn aangenomen, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich ook gebaseerd op het aanwezige medische dossier en de in bezwaar verkregen stukken van de behandelend artsen van eiseres. De rechtbank overweegt dat het bij het vaststellen van beperkingen niet gaat om de klachtenbeleving door eiseres, maar om wat objectief (medisch) kan worden vastgesteld door de verzekeringsarts. Dit is bepaald in vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep. Eiseres heeft in beroep niet met medische stukken aannemelijk gemaakt dat verweerders verzekeringsartsen een onjuist beeld hebben gehad van de medische situatie van eiseres.
5.3.
Uit wat hiervoor is besproken volgt dat verweerder correct heeft vastgesteld wat de mogelijkheden en beperkingen van eiseres zijn voor het verrichten van arbeid. De grond dat eiseres op basis van haar opleidingsniveau niet de vereiste computervaardigheden heeft en de geduide functies niet kan verrichten slaagt niet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft bij de rapportage van 30 juli 2020 gemotiveerd uiteengezet dat de overgebleven drie functies zijn geselecteerd op de door eiseres gevolgde opleiding, werkervaring en werkgerelateerde vaardigheden. Daarbij is rekening gehouden met dat de computervaardigheid van eiseres matig is en dat zij met 1 vinger kan typen. Bovendien wordt op basis van artikel 9, onder a, van het Schattingsbesluit er vanuit gegaan dat eenvoudig computergebruik een vaardigheid is die binnen zes maanden kan worden verworven.
5.4.
Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de geduide functies zou kunnen verdienen met het loon dat zij zou verdienen als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 23,54%. Verweerder heeft dus terecht bepaald dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 13 augustus 2021.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.