4.1.2.Beoordeling
Tijdens een onderzoek naar mogelijke drugshandel in Rotterdam is de verdachte in beeld gekomen op 14 april 2021. De politie heeft op 13 april 2021 waargenomen dat medeverdachte [naam medeverdachte 1] een plastic tas heeft afgeleverd aan medeverdachte [naam medeverdachte 2] . In die tas bleken later harddrugs en versnijdingsmiddel te zitten. De observatie is op 14 april 2021 voortgezet waardoor gezien werd dat de verdachte een ontmoeting had met [naam medeverdachte 1] voor een portiek aan het [naam locatie] in Rotterdam. De verdachte overhandigde [naam medeverdachte 1] een blauwe plastic tas en ontving op zijn beurt een zwart pakketje.
De verdachte is vervolgens weggereden in zijn auto en is kort daarna gecontroleerd door de politie. In de auto trof de politie onder de bestuurdersstoel een zwart tasje aan. In dat zwarte tasje zaten vier met elastiekjes verbonden stapels geld. De verdachte deelde toen mede “dat is 11.000 euro” . Daarop is hij aangehouden op verdenking van witwassen.
Later bleek het te gaan om een geldbedrag van 10.910,- euro en 100,- Zwitserse Frank .
Gelet op hetgeen uit het onderzoek is gebleken met betrekking tot de handel in drugs en de manier waarop het contante geldbedrag door de verdachte in ontvangst is genomen en in zijn auto werd vervoerd – verstopt onder de bestuurdersstoel – bestaat er naar het oordeel van de rechtbank wel een vermoeden van witwassen.
Uit de jurisprudentie blijkt dat vervolgens van de verdachte mag worden gevraagd om een verklaring te geven die aan aannemelijk maakt dat het geldbedrag een legale herkomst heeft. Die verklaring moet concreet, verifieerbaar en niet op voorhand onaannemelijk zijn.
Daarna ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft op 14 april 2021 verklaard dat hij werkloos is sinds zijn café 18 tot 20 maanden geleden is gesloten. Zijn vaste lasten bedragen ongeveer € 1.300,- per maand. Hij heeft een huurwoning en een leaseauto, hij ontvangt huur- en zorgtoeslag en zijn familie – zijn dochter en zijn nichtjes – helpt hem financieel. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij één à twee keer per maand auto’s koopt en verkoopt voor en via vrienden. Soms zou hij daarvoor € 500,- krijgen, soms € 1.000,- en soms niets.
Een dag later, op 15 april 2021 heeft hij verklaard dat hij per auto een paar honderd euro contant betaald krijgt. Het aangetroffen geldbedrag bestaat uit spaargeld: geld dat hij van zijn dochter en zijn nichtjes heeft geleend, geld dat hij daar zelf af en toe bij heeft gespaard en spaargeld dat hij nog van het café over had. Als de verdachte in zijn verhoor wordt gevraagd naar de reden van de aanwezigheid van het geldbedrag, verklaart hij dat hij met iemand naar een auto zou gaan kijken, maar dat de koper niet was komen opdagen.
Als vervolgens de bevindingen uit de observatie aan de verdachte worden voorgehouden, verklaart hij dat hij toen inderdaad dat geldbedrag overhandigd heeft gekregen. Eerst verklaart hij dat hij soms van die andere persoon geld leent. Daarna verklaart hij dat het geldbedrag van hem is en dat hij dat geld had uitgeleend aan die andere persoon.
Als de politie hem vraagt om toegang tot zijn telefoon zodat zij zijn verklaring kunnen verifiëren, geeft de verdachte daarvoor geen toestemming.
Beoordeling
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd. De verdachte heeft eerst zelf verklaard dat hij het geld bij zich had omdat hij naar een auto zou gaan kijken. Pas nadat de politie hem had geconfronteerd met de overdracht die zij tijdens het observeren hadden waargenomen, verklaart de verdachte dat hij geld had geleend en vervolgens dat hij geld had uitgeleend en dat het zijn geld was. Aan het verschil tussen lenen en uitlenen zal de rechtbank overigens in dit kader geen gewicht toekennen, omdat de raadsman ter zitting heeft opgemerkt dat dit verschil mogelijk door een taalbarrière is veroorzaakt. Die barrière verklaart echter niet waarom de verdachte eerst had verklaard dat hij het geld bij zich had omdat hij naar een auto zou gaan kijken, terwijl door de politie is gezien dat hij geld door [naam medeverdachte 1] overgedragen heeft gekregen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van de verdachte in zijn geheel niet aan te merken als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand onaannemelijke verklaring. Zo heeft de verdachte bijvoorbeeld niet verklaard hoeveel geld hij had nadat hij met zijn café was gestopt en evenmin heeft hij duidelijk gemaakt hoeveel geld hij van zijn familie ontving en op welke manier, anders dan dat hij opmerkte dat zijn dochter deze maand duizend euro had overgeboekt. Later is de verdachte nog uitgenodigd om een dergelijke verklaring af te leggen, maar daar is de verdachte niet op in gegaan.
Als iemand al (ruim) anderhalf jaar geen inkomen heeft, leeft van toeslagen, giften van zijn familie en enkele honderden euro’s die hij contant zou verdienen met de bemiddeling in de verkoop van auto’s, dan acht de rechtbank het niet waarschijnlijk dat die persoon kan beschikken over bijna € 11.000,- contant geld en dat vervolgens uitleent aan iemand die hij kent van het café en van wie hij de naam niet weet.
Bij gebreke aan een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geldbedrag, kan mede gezien de omstandigheden waaronder de verdachte het geld overhandigd heeft gekregen een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring gelden.