ECLI:NL:RBROT:2021:7994

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/605905 / HA ZA 20-990
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor geleverde kiwi's en ongerechtvaardigde verrijking

In deze zaak vorderde de eiseres, een vennootschap naar buitenlands recht, betaling van een factuur van € 34.020,00 voor de levering van 2160 colli kiwi's aan de gedaagde, een besloten vennootschap. De gedaagde erkende de ontvangst van de kiwi's, maar stelde dat zij een overeenkomst had gesloten met een derde partij, die de eiseres had ingeschakeld voor de feitelijke levering. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres afgewezen, omdat deze niet voldoende feitelijke grondslag hadden. De eiseres had niet aangetoond dat er een koopovereenkomst was tot stand gekomen tussen haar en de gedaagde. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet had voldaan aan haar stelplicht en dat de gedaagde gemotiveerd had betwist dat er een betalingsverplichting bestond. Daarnaast deed de eiseres een beroep op ongerechtvaardigde verrijking, maar ook deze vordering werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen en dat de gedaagde niet ongerechtvaardigd was verrijkt, aangezien er een betaling tegenover de levering stond. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 4.270,00 werden begroot, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/605905 / HA ZA 20-990
Vonnis van 7 juli 2021
in de zaak van
vennootschap naar buitenlands recht
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. E. Holthuizen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde] V.H.O.D.N. [naam bedrijf],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. J.J. van Adrichem te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 september 2020 met producties 1 en 2;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
  • de brief van de rechtbank van 14 januari 2021 waarbij partijen worden opgeroepen voor de mondelinge behandeling;
  • de brief van de rechtbank van 30 maart 2021 met een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling;
  • de e-mail van [naam eiseres] van 29 april 2021;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 april 2021, met de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] heeft [naam gedaagde] een factuur gestuurd voor een bedrag van € 34.020,00 gedateerd 16 maart 2018. De factuur heeft betrekking op de levering van in totaal 2160 colli kiwi’s. Deze kiwi’s zijn op 16 maart 2018 door [naam gedaagde] in ontvangst genomen.
2.2.
[naam gedaagde] heeft de factuur onbetaald gelaten.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [naam gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 40.045,81, vermeerderd met wettelijke handelsrente en met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[naam eiseres] legt aan haar vordering het ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van [naam gedaagde] diverse leveranties heeft verricht. Op grond daarvan heeft [naam eiseres] aan [naam gedaagde] een factuur gezonden met een totaalbedrag van € 34.020,00. [naam gedaagde] heeft deze factuur ondanks aanmaningen en sommaties onbetaald gelaten.
3.3.
Omdat betaling uitbleef, heeft [naam eiseres] haar vordering ter incasso uit handen moeten geven en is zij incassokosten aan haar gemachtigde verschuldigd. De daaraan verbonden kosten van € 1.115,20 komen op grond van de wet voor rekening van [naam gedaagde]. Tot slot maakt [naam eiseres] aanspraak op vergoeding van de (vervallen) wettelijke rente over de hoofdsom. Berekend tot en met 4 juni 2020 betreft dit een bedrag van € 4.910,61.
3.4.
Subsidiair doet [naam eiseres] een beroep op ongerechtvaardigde verrijking. [naam gedaagde] heeft kiwi’s geleverd gekregen van [naam eiseres] waarvoor zij niet heeft betaald, althans niet aan [naam eiseres] . [naam gedaagde] is gehouden de schade die [naam eiseres] daardoor heeft geleden te vergoeden.
3.5.
[naam gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [naam eiseres] in de kosten van geding.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Eisvermeerdering

4.1.
Uit de toelichting ter zitting van de zijde van [naam eiseres] begrijpt de rechtbank dat zij de gronden van haar eis wenst aan te vullen door zich tevens erop te beroepen dat [naam gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt met de door [naam eiseres] geleverde kiwi’s. Deze aanvulling (hierna kortheidshalve aangeduid als eisvermeerdering) had schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, moeten worden ingediend (artikel 130 Rv). [naam eiseres] heeft haar eisvermeerdering niet schriftelijk ingesteld; in beginsel is deze dus niet toelaatbaar.
4.2.
Niettemin zal de rechtbank de eisvermeerdering in dit geval niet weigeren. De eisvermeerdering is kort en overzichtelijk. Aan de eisvermeerdering eis liggen (vrijwel) feitelijke stellingen ten grondslag als aan de oorspronkelijke eis. Ter zitting is gebleken dat [naam gedaagde] de eisvermeerdering begreep. [naam gedaagde] is in de gelegenheid geweest op deze eisvermeerdering te reageren en heeft zij dit ook inhoudelijk gedaan. [naam gedaagde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering. De behandeling daarvan leidt niet tot vertraging in de procedure. Ten slotte zal blijken dat de eisvermeerdering niet leidt tot toewijzing van de vordering, zodat [naam gedaagde] in geen geval in haar belangen geschaad is. Onder deze omstandigheden zou weigering van de eisvermeerdering excessief formalistisch zijn. De rechtbank zal daarom recht doen op basis van de aangevulde grondslag van de vordering.
De koopovereenkomst
4.3.
Het is aan [naam eiseres] om te stellen, en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen, dat tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde] een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan een betalingsverplichting bestaat voor [naam gedaagde] ten opzichte van [naam eiseres] .
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat [naam eiseres] niet aan de op haar rustende stelplicht heeft voldaan. [naam gedaagde] heeft het bestaan van een koopovereenkomst tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde] gemotiveerd betwist. Daartegenover heeft [naam eiseres] nagelaten haar vordering nader te onderbouwen op het punt van de totstandkoming en het bestaan van een koopovereenkomst.
4.4.1.
[naam eiseres] verwijst slechts naar de bij dagvaarding overgelegde factuur en vrachtbrief. De factuur zegt op zichzelf niets over het al dan niet bestaan van koopovereenkomst. De vrachtbrief vormt een bewijsmiddel voor de vervoersovereenkomst voor de 2160 colli’s kiwi’s en het feit dat deze op 16 maart 2018 bij [naam gedaagde] zijn afgeleverd, maar er blijkt niet uit dat [naam eiseres] [naam gedaagde] een koop hebben gesloten.
4.4.2.
De gemotiveerde betwisting van [naam gedaagde] brengt mee dat [naam eiseres] ten minste had moeten stellen hoe de koopovereenkomst tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde] tot stand is gekomen en welke (natuurlijke) personen daarbij betrokken waren. [naam eiseres] heeft dat echter niet gedaan.
4.5.
Nu niet vast is komen te staan dat er tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde] een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan [naam gedaagde] gehouden is tot betaling, kan de vordering tot betaling van de factuur van 16 maart 2018 niet slagen. Die vordering zal daarom worden afgewezen.
Ongerechtvaardigde verrijking
4.6.
Subsidiair heeft [naam gedaagde] een beroep gedaan op ongerechtvaardigde verrijking. Artikel 6:212 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Voor toewijzing van een vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking dient sprake te zijn van een verrijking, van een verarming, van causaal verband tussen de verrijking en de verarming en de verrijking dient ongerechtvaardigd te zijn.
4.7.
Ook hiervoor geldt dat stelplicht en bij gemotiveerde betwisting bewijslast op [naam eiseres] rusten. Dat betekent dat [naam eiseres] dient te stellen dat aan de vereisten voor ongerechtvaardigde verrijking is voldaan. Zij stelt daartoe dat [naam gedaagde] een partij kiwi’s geleverd heeft gekregen waarvoor zij niet betaald heeft, althans niet aan [naam eiseres] . Dat [naam gedaagde] aan een derde partij heeft betaald voor de kiwi’s, heeft zij niet aangetoond. Als gevolg hiervan heeft [naam eiseres] schade geleden, en die schade dient [naam gedaagde] te vergoeden. Evenals bij de primaire vordering blijft de onderbouwing beperkt tot de door [naam eiseres] verzonden factuur en de vrachtbrief waaruit blijkt dat er op 16 maart 2018 een partij kiwi’s is afgeleverd bij [naam gedaagde].
4.8.
[naam gedaagde] heeft, nog voordat [naam eiseres] een beroep deed op het leerstuk van ongerechtvaardigde verrijking, al in de conclusie van antwoord gesteld dat zij niet een koop met [naam eiseres] heeft gesloten, maar met een derde partij en dat die partij ook is betaald. Dit is een betwisting van de stellingen dat (a) [naam gedaagde] verrijkt is (er stond immers een betaling tegenover de levering) en (b) dat als er al sprake zou zijn van verrijking, deze ongerechtvaardigd was (er was immers een koopovereenkomst met een derde, te weten KTM For Import and Export te Damietta, Egypte).
4.9.
Gezien deze stellingen van [naam gedaagde] had het op de weg van [naam eiseres] gelegen om de feitelijke grondslag van haar stelling nader te onderbouwen. [naam eiseres] had bijvoorbeeld navraag kunnen doen bij KTM, maar daarvan is niet gebleken. [naam eiseres] heeft daarmee haar stellingen, gezien de betwisting door [naam gedaagde], onvoldoende onderbouwd. Daarmee is niet komen vast te staan dat is voldaan aan de vereisten voor een vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Daarom zal de vordering van [naam eiseres] worden afgewezen.
Nevenvorderingen, proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad
4.10.
Het voorgaande brengt mee dat ook de nevenvorderingen van [naam eiseres] (wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten) worden afgewezen.
4.11.
[naam eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat €
2.228,00(2 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.270,00
4.12.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het verzoek daartoe is gegrond op de wet en niet bestreden door [naam eiseres] .

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [naam gedaagde] tot op heden begroot op € 4.270,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [naam eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. de Kraker en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021.