Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 20 augustus 2019 waarmee de procedure is ingeleid, met producties;
- het door deze rechtbank op 16 oktober 2019 tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer 581759 / HA ZA 19-832;
- de verzetdagvaarding van 8 november 2019 (aan te merken als conclusie van antwoord) van de zijde van [naam gedaagde] , met producties;
- de conclusie van antwoord in oppositie (conclusie van repliek) van de zijde van
- de oproepingsbrief van de rechtbank van 12 januari 2021;
- de comparitie van partijen, gehouden op 8 juni 2021.
2..De feiten
3..Het geschil; de standpunten van partijen
primairop het standpunt dat [naam gedaagde] zijn verplichting tot betaling voor de verrichte werkzaamheden moet nakomen. [naam gedaagde] is op 30 november 2017 akkoord gegaan met een offerteprijs van € 14.541,30 per balkon. Op 7 december 2017 heeft [naam gedaagde] het begrotingsrapport met de volledige aanneemsom van € 40.046,16 ontvangen en heeft daarop niet gereageerd. Op 20 september 2019 heeft [naam gedaagde] € 14.541,30 betaald maar ten onrechte geweigerd het restant te betalen. [naam eiseres] heeft op grond van de overeenkomst van aanneming van werk met [naam gedaagde] recht op betaling van het resterende bedrag van € 25.504,86. [naam eiseres] stelt
subsidiairdat zij als aannemer jegens [naam gedaagde] aanspraak maakt op een ‘redelijke prijs’ als bedoeld in artikel 7:752 lid 1 BW. Het totale aanneemsom van € 40.046,16 is zowel een redelijke als een gangbare prijs voor de door haar verrichte werkzaamheden.
4..De beoordeling
Hierbij een prijs voor de balkons op de [straatnaam] . (3st). Alhoewel deze tekst er op lijkt te duiden dat het bijgevoegde begrotingsrapport betrekking heeft op drie balkons is de rechtbank van oordeel dat [naam gedaagde] daar niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen. [naam gedaagde] had redelijkerwijs moeten begrijpen dat het begrotingsrapport betrekking had op slechts één balkon en dat hij voor de uitvoering drie keer het bedrag van € 14.541,30 verschuldigd zou zijn. De rechtbank acht daartoe het volgende redengevend.