In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen zijn over de omgang tussen [naam kind] en de vader. De ouders hebben een kwetsbare relatie en er is geen rechtstreeks contact tussen hen. De moeder heeft aangegeven dat het goed gaat met [naam kind], maar dat zij moeite heeft met de manier waarop de vader [naam kind] opvoedt. De vader is het eens met de ondertoezichtstelling en ziet deze als een manier om zekerheid te krijgen over de omgang met [naam kind].
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een prille positieve ontwikkeling is in de omgang tussen [naam kind] en de vader, maar dat de situatie nog kwetsbaar is. Er is een opbouwschema vastgesteld om de omgang te verbeteren, maar het wederzijds wantrouwen tussen de ouders blijft een obstakel. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling voor twaalf maanden te verlengen, zodat de jeugdbeschermer kan blijven ondersteunen en toezicht kan houden op de ontwikkeling van de omgangsregeling. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mededeling dat hoger beroep mogelijk is binnen drie maanden na de uitspraak.