In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 juli 2021 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2011. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind]. De ouders, die het ouderlijk gezag uitoefenen, zijn onvoldoende in staat om [naam kind] te stimuleren en te motiveren, wat leidt tot een aanzienlijke ontwikkelingsachterstand. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders bijgestaan werden door hun advocaat, mr. H.J.C. de Waard.
Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat zowel de ouders als [naam kind] kampen met een (licht) verstandelijke beperking, wat het moeilijk maakt voor de ouders om aan de behoeften van [naam kind] te voldoen. Ondanks de inzet van hulpverlening is er geen verbetering zichtbaar in de ontwikkeling van [naam kind]. De ouders ervaren de hulpverlening als bedreigend en hebben moeite om deze te accepteren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening in het vrijwillige kader niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [naam kind] te waarborgen.
De kinderrechter heeft besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met ingang van 23 juli 2021 tot 23 juli 2022. Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.