In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de korpschef van politie. De eiser had op eigen verzoek ontslag aangevraagd, maar stelde dat hij niet in staat was om de gevolgen van zijn ontslagverzoek te overzien vanwege persoonlijke omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat de eiser voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunten naar voren te brengen, ondanks dat de hoorzitting van een video- naar een telefonische hoorzitting was omgezet. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij door zijn persoonlijke omstandigheden niet in staat was om zijn ontslagverzoek te begrijpen. De rechtbank oordeelde dat het ontslag op eigen verzoek terecht was verleend en dat de hoorzitting op een zorgvuldige manier was verlopen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.