ECLI:NL:RBROT:2021:8125

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/621191 / KG ZA 21-556
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontruimingsvordering in kort geding wegens onvoldoende onderbouwing van overlast en drugshandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een stichting, eiseres, en een huurder, gedaagde, over de ontruiming van een huurwoning. De eiseres vorderde ontruiming van de woning op basis van klachten over overlast en de vondst van softdrugs tijdens een politie-inval. De huurovereenkomst was op 1 oktober 2020 gesloten, en de huurder had de woning gehuurd voor een maandelijkse huurprijs van € 635,43. De eiseres stelde dat de huurder in strijd met de huurovereenkomst handelde door overlast te veroorzaken en drugs te verhandelen. De burgemeester had de woning tijdelijk gesloten op grond van de Opiumwet, wat de eiseres als een dringende reden voor ontruiming aanvoerde.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor de gestelde overlast en drugshandel. De meldingen van overlast waren niet onderbouwd, en de aangetroffen hoeveelheid drugs en contant geld waren niet voldoende om aan te nemen dat de huurder zich bezighield met criminele activiteiten. De rechter benadrukte dat in kort geding ontruiming alleen gerechtvaardigd is bij bijzondere omstandigheden die het niet mogelijk maken om de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. Aangezien de eiseres niet aan deze vereisten voldeed, werd de vordering tot ontruiming afgewezen. De eiseres werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 731,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/621191 / KG ZA 21-556
Vonnis in kort geding van 17 augustus 2021
in de zaak van
de stichting
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
advocaat mr. M.C. Veltkamp-van Paassen te Den Haag,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. S. Kara te Rotterdam.
Partijen worden hierna [naam eiseres] en [naam gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 juni 2021, met producties en aanvullende producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties en aanvullende producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 3 augustus 2021;
  • de pleitnota van [naam eiseres].
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben op 1 oktober 2020 een huurovereenkomst gesloten op grond waarvan [naam gedaagde] de woning aan de [adres] (hierna: de Woning) huurt van [naam eiseres] tegen een huurprijs van laatstelijk € 635,43 per maand.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden (versie oktober 2017) van [naam eiseres] van toepassing. De artikel 6.8 en 6.9 van de algemene voorwaarden luiden
– voor zover hier van belang – als volgt:
“6.8
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder (. . .) of door derden die zich vanwege huurder in, rondom of in de directe nabijheid van het gehuurde of de gemeenschappelijke ruimten bevinden. (...)
6.9
Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde en/of bijbehorende (gemeenschappelijke) ruimten en/of de directe omgeving van het gehuurde hennep of andere drug te (laten) kweken, drogen, verknippen, stekken of op enige andere wijze te (laten) bewerken of te (laten) produceren, dan wel andere activiteiten te (laten) verrichten die op grond van de Opiumwet of het strafrecht strafbaar zijn gesteld. Huurder is bekend met het feit dat het handelen in strijd met dit verbod dermate ernstig is dat de enkele constatering van een overtreding hiervan door verhuurder, danwel door een derde, tot een gerechtelijke procedure strekkende tot ontruiming van het gehuurde zal leiden. (...)
2.3.
Op 12 april 2021 heeft politie een inval gedaan in de Woning.
2.4.
Bij brief van 18 mei 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Lansingerland aan [naam eiseres] meegedeeld dat hij, op grond van de Opiumwet en het Damoclesbeleid artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet Gemeente Lansingerland 2020, voornemens is de Woning voor de duur van drie maanden te sluiten. In de brief schrijft de Gemeente het volgende:

Op zondag 11 april 2021 omstreeks 23 :43 uur kwam er bij de politie een melding binnen dat er in de [straatnaam] drie mannen waren gezien, die met volle vuilniszakken de woning gelegen aan de [adres] waren binnengegaan. Uit de zakken kwam een sterke wietlucht. De melder vermoedde dat er in de woning henneptoppen geknipt zouden gaan worden.
Na onderzoek traden politieambtenaren op maandag 12 april 2021 de woning binnen. In de woning troffen de politieambtenaren [naam gedaagde] aan. In de woning was op dat moment verder niemand aanwezig. [naam gedaagde] gaf vrijwillig toestemming om de woning te doorzoeken. Tijdens deze doorzoeking werd door een politieambtenaar in een jas, die aan een haak in de gang hing, een in plastic folie verpakt blok hasj aangetroffen. Een goed als genoemd op Lijst II van de Opiumwet.
In zakken van andere daar aanwezige jassen werden diverse bankbiljetten los aangetroffen. Dit betrof 2x een bankbiljet ter waarde van 10,- euro, 2x een bankbiljet ter waarde van 50,- euro, 1 x een bankbiljet ter waarde van 200,- euro. Welke in zijn totaliteit een waarde van 320,- euro vertegenwoordigen.
In de woning troffen de politieambtenaren diverse relatief dure goederen aan. Hieronder een niet volledige opsomming:
  • grote flatscreen televisie;
  • ombouw rond de televisie met daaronder een ingebouwde haard;
  • grote moderne koelkast;
  • nieuw uitziend bankstel;
  • nieuw uitziend box spring bed;
  • meerdere paren schoenen nieuw in de doos van Nike en Adidas;
  • diverse jassen van merken als Nike en Moncler;
  • een prijskaartje van een Dsquared kledingstuk ter waarde van 540,- euro.
Het blok hasj is getest bij de Forensische Opsporing. Hierbij is vastgesteld dat het blok positief testte op cannabis. Het gewicht van het blok is vastgesteld op 96,5 gram.
(...)
In de woning trof de politie meer dan 5 gram softdrugs aan, namelijk: 96,5 gram cannabis.
Gelet op bovengenoemde rechtspraak is er sprake van een handelshoeveelheid cannabis waarvan aannemelijk is dat deze in uw woning aanwezig was ter verkoop, aflevering en/of verstrekking.
2.5.
Bij brief van 10 juni 2021 heeft de burgemeester na kennisname van de zienswijzen van [naam eiseres] en [naam gedaagde] de sluiting van de Woning bevolen voor de duur van drie maanden, ingaande op 14 juni 2021.
2.6.
Tegen voormeld besluit heeft [naam gedaagde] bezwaar gemaakt en hij heeft de voorzieningenrechter van Team Bestuursrecht van deze rechtbank om een voorlopige voorziening verzocht. Bij uitspraak van 25 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
2.7.
Na [naam gedaagde] eerder bij brief van 25 mei 2021 te hebben verzocht om de huurovereenkomst zelf op te zeggen heeft [naam eiseres] bij e-mail van 11 juni 2021 aan de advocaat van [naam gedaagde] de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en [naam gedaagde] gesommeerd de Woning te ontruimen.
2.8.
Tussen partijen is een bodemprocedure aanhangig. In die procedure is een mondelinge behandeling bepaald in oktober 2021.

3..Het geschil

3.1.
Na vermindering van eis vordert [naam eiseres] – samengevat – [naam gedaagde] te bevelen de Woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en hem bezemschoon en vrij van huurders en met afgifte van alle sleutels op te leveren aan [naam eiseres], met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
Aan deze vordering legt [naam eiseres] het volgende ten grondslag.
[naam eiseres] heeft klachten ontvangen over (geluids)overlast in de nachtelijke uren vanuit de Woning. Bovendien is bij een politie-inval een handelsvoorraad softdrugs in de Woning aangetroffen, waarna de Woning op grond van de Opiumwet tijdelijk gesloten is.
Ondanks de door [naam eiseres] ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding weigert [naam gedaagde] de Woning te ontruimen. [naam gedaagde] handelt in strijd met de huurovereenkomst en hij berokkent [naam eiseres] schade, aangezien zij voor een goede bedrijfsvoering mede afhankelijk is van de gemeente. Aangezien [naam eiseres] de Woning wenst te verhuren aan een huurder die zich wel gedraagt, heeft [naam eiseres] een spoedeisend belang bij haar vordering.
3.3.
[naam gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van het gevorderde. Hij voert daartoe, samengevat, het volgende aan.
[naam gedaagde] betwist dat hij tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst. Subsidiair rechtvaardigt de tekortkoming de ontbinding niet.
De aangetroffen hoeveelheid hasj was bedoeld voor eigen gebruik. In de Woning zijn geen voorwerpen aangetroffen waaruit kan worden afgeleid dat [naam gedaagde] zich bezighoudt met criminele activiteiten. Het geld dat is aangetroffen rechtvaardigt het vermoeden van handel niet. [naam gedaagde] betwist dat de goederen bovenmatig zijn. Bovendien heeft hij sommige kledingstukken gekregen van vrienden. Naar aanleiding van de politie-inval heeft geen vervolging plaatsgevonden. In de bezwaarschriftprocedure tegen de sluiting wordt op korte termijn een hoorzitting gehouden. Uit de verklaringen van twee buren van [naam gedaagde] volgt dat nooit sprake is geweest van overlast. [naam gedaagde] heeft een groot belang bij het behoud van de Woning.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling neemt de voorzieningenrechter tot uitgangspunt dat in kort geding de ontruiming van een huurwoning alleen gerechtvaardigd is indien zich aan de zijde van de verhuurder bijzondere omstandigheden voordoen die zodanig zijn dat in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
Een toewijzende ontruiming in een kort geding is immers een diep ingrijpende maatregel in het woonrecht van de gedaagde en zal in de praktijk vaak een definitief karakter hebben. Dergelijke bijzondere omstandigheden kunnen onder meer aanwezig indien sprake is van ernstige en structurele overlast, bijvoorbeeld in de vorm van drugsgelateerde overlast.
4.2. 3
B Wonen heeft met verwijzing naar het besluit van de burgemeester en de daar vermelde stukken weliswaar gesteld dat sprake is van ernstige en structurele drugsgerelateerde overlast, maar zij heeft dit onvoldoende onderbouwd. De meldingen over nachtelijke overlast zijn op geen enkele wijze onderbouwd en de (anonieme) melding met betrekking tot de vuilniszakken met een wietlucht, worden niet ondersteund door wat is aangetroffen bij de politie-inval. Ook uit de overgelegde videobeelden kan de gestelde ernstige overlast niet worden afgeleid. Hoewel het aangetroffen blok hasj, het contante geld en de (relatief) dure goederen de nodige vragen oproepen, zijn deze – ook in onderlinge samenhang bezien – en mede gelet op het door [naam gedaagde] gevoerde verweer onvoldoende om aan te nemen dat vanuit de Woning in drugs wordt gehandeld. Daarmee is ook de gestelde overtreding van de algemene voorwaarden onvoldoende aannemelijk geworden. Nader onderzoek naar (de omvang van) de gestelde tekortkomingen is aangewezen. Dat de bevindingen van de politie een tijdelijke sluiting van de Woning rechtvaardigen, betekent niet automatisch dat daarmee ook de ontruiming van de Woning in kort geding toewijsbaar is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan van [naam eiseres] worden gevergd dat zij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht. De vordering tot ontruiming wordt daarom afgewezen.
4.3. 3
B Wonen wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 85,00
- salaris advocaat €
656,00
Totaal € 731,00

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [naam gedaagde] tot op heden begroot op € 731,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2021.
3077/2009