ECLI:NL:RBROT:2021:814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
8714936 CV EXPL 20-4037
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten door zorgverzekeraar

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2021, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. VGZ vorderde betaling van een bedrag van € 4.143,13 van de gedaagde, die een zorgverzekering had afgesloten. De vordering was gebaseerd op de verplichtingen die voortvloeien uit de zorgverzekeringsovereenkomst, waaronder premie en eventueel niet vergoede zorgkosten. De gedaagde had verweer gevoerd en stelde dat hij al een deel van het bedrag had betaald aan de gemachtigde van VGZ, Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso. Echter, VGZ betwistte dit en stelde dat de gedaagde in totaal € 1.327,99 had voldaan, maar dat dit bedrag niet in mindering was gebracht op de vordering. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde het gevorderde bedrag verschuldigd was, maar dat VGZ een bedrag van € 129,66 in mindering moest brengen op de vordering. De kantonrechter wees de vordering toe, vermeerderd met wettelijke rente, en kende ook buitengerechtelijke incassokosten toe aan VGZ. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter werden vastgesteld op een totaal van € 499,- aan griffierecht, € 105,09 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8714936 CV EXPL 20-4037
uitspraak: 4 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘VGZ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 13 augustus 2020, met producties;
de conclusie van antwoord;
de rolbeslissing van 15 oktober 2020;
de conclusie van repliek, met producties;
de conclusie van dupliek.
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[gedaagde] heeft bij VGZ een zorgverzekering afgesloten zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet. Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde] premie, eigen risico, eigen bijdrage en eventueel niet voor vergoeding in aanmerking komende maar wel voorgeschoten zorgkosten verschuldigd.

3.Het geschil

3.1
VGZ vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan VGZ van een bedrag van € 4.143,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.695,35 vanaf 23 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de btw.
3.2
VGZ legt nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst aan de vordering ten grondslag. [gedaagde] is gehouden om premie en eventueel voorgeschoten maar niet voor vergoeding in aanmerking komende zorgkosten te betalen. [gedaagde] heeft niet aan deze verplichting voldaan. De achterstand bedraagt inclusief rente en kosten € 4.143,13.
3.3
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Hierop wordt voor zover van belang in deze procedure in het navolgende ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] het gevorderde bedrag is verschuldigd. [gedaagde] voert echter bij antwoord aan dat hij reeds € 1.900,- aan Inkassier heeft betaald. VGZ betwist dit en stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] in totaal € 1.327,99 (aan Inkassier en aan VGZ zelf) heeft voldaan. Dit bedrag komt echter niet terug als zijnde in mindering gebracht op de vordering. In de dagvaarding zijn twee bedragen, van € 500,- en van € 698,33 als reeds betaald op de vordering in mindering gebracht. Waar VGZ bij repliek betalingen erkent van tezamen € 1.327,99, brengt zij dus slechts € 1.198,33 in mindering op de vordering. Voor dit verschil van € 129,66 heeft VGZ geen verklaring gegeven. Dit bedrag dient dan ook nog op de vordering in mindering te worden gebracht.
4.2
Voor zover [gedaagde] zich erop beroept dat hij meer heeft betaald dan het hierboven genoemde bedrag van € 1.327,99 geldt dat [gedaagde] daarvan geen (betaal)bewijzen heeft overgelegd. [gedaagde] heeft zijn verweer dan ook onvoldoende onderbouwd. De vordering (verminderd met € 129,66) wordt dan ook toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.3
VGZ maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
4.4
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5.De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan VGZ te betalen een bedrag van € 4.013,47, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 3.695,35 vanaf 23 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van VGZ vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 105,09 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645