ECLI:NL:RBROT:2021:8142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
99/000514-50
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met één jaar

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 26 juli 2021 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met een voorwaardelijke invrijheidstelling op 17 juni 2020. De proeftijd was aanvankelijk vastgesteld op 407 dagen, met verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder een locatieverbod en verplichtingen tot behandeling en begeleiding. Op 11 juni 2021 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd, onderbouwd door een rapport van Reclassering Nederland. Tijdens de zitting is de veroordeelde gehoord, evenals een reclasseringsmedewerker. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde nog steeds ondersteuning nodig heeft om zijn leven op orde te krijgen, ondanks dat hij stappen heeft gezet richting betaald werk. De rechtbank heeft besloten de proeftijd met één jaar te verlengen, om de veroordeelde de kans te geven een geschikte woonplek te vinden en verdere begeleiding te ontvangen. Tevens is het locatieverbod aangepast om een tijdelijk verblijf bij de moeder van de veroordeelde mogelijk te maken. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
VI-zaaknummer: 99/000514-50
Parketnummers: 10/690138-17 en 18/092315-14
Datum uitspraak: 26 juli 2021
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak betreffende de veroordeelde
[naam veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeede],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde],
doch feitelijk zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Voorgaande veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 13 oktober 2017 van de rechtbank Rotterdam (10/690138-17) is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 4 (vier) jaar met aftrek van voorarrest. Bij arrest van 27 mei 2019 van het Gerechtshof Den Haag (22/004476-17) is de veroordeelde niet ontvankelijk verklaard in hoger beroep.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 28 januari 2015 van de rechtbank Noord-Holland (18/092315-14) is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 1 (één) maand.
Bij uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 maart 2020 is de voorwaardelijke invrijheidstelling uitgesteld voor de duur van 90 dagen.
1.2.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Op 17 juni 2020 is de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Hieraan zijn voor zover hier van belang de volgende bijzondere voorwaarden verbonden, zoals deze thans gelden na de wijzigingsbesluiten van 31 juli 2020, 26 februari 2021 en 25 maart 2021:
  • de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen of zoeken met [naam 1] ([geboortedatum], [geboorteplaats]);
  • de veroordeelde zal zich niet bevinden binnen een straal van 5 km van de [adres 2]. De politie zal toezicht houden op de naleving van het locatieverbod;
  • de veroordeelde dient zich te blijven melden bij Reclassering Nederland, [adres 1];
  • de veroordeelde dient zich onder behandeling te stellen van De Waag, althans van een soortgelijke deskundige of zorginstelling, op tijden en plaatsen als door of namens die deskundige/zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
  • de veroordeelde dient gedurende de proeftijd te verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Stichting Exodus, althans in een soortgelijke instelling. Veroordeelde dient zich te houden aan het
(dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
  • de veroordeelde dient deel te nemen aan een leefstijltraining of andere gedragsinterventie die is gericht op verslaving en middelengebruik;
  • de veroordeelde dient medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
  • de veroordeelde dient een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling;
  • de veroordeelde dient openheid van zaken te tonen ten aanzien van zijn financiële situatie.
De proeftijd vanaf de hierboven genoemde dag van voorwaardelijke invrijheidstelling
bedraagt 407 dagen.
1.3.
Vordering
Op 11 juni 2021 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de opgelegde gevangenisstraf.
Bij de vordering is overgelegd het rapport d.d. 3 juni 2021 van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) strekkende tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
1.4.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2021.
De officier van justitie mr. M.J. Blotwijk en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman zijn gehoord. Voorts is de deskundige [naam 2], als reclasseringsmedewerker verbonden aan Reclassering Nederland, gehoord.
De deskundige heeft ter terechtzitting – onder meer – het volgende verklaard.
De veroordeelde overschat zichzelf op bepaalde momenten. Het gaat niet zo makkelijk als hij in eerste instantie had verwacht. De afgelopen twee maanden zijn niet makkelijk voor hem geweest. De veroordeelde is weggestuurd bij Exodus Leiden vanwege zijn onacceptabele houding en een positieve urinecontrole. Hij kan daar ook niet naar terug. Sindsdien overnacht hij bij familieleden in verschillende steden. Op dit moment verblijft hij in Amsterdam bij een tante, maar daar kan hij zich niet inschrijven. De veroordeelde kwam zelf met Middin Den Haag als oplossing voor begeleid wonen met ambulante begeleiding gericht op praktische zaken. De veroordeelde is hier inmiddels aangemeld. Een intake moet nog worden gepland en daarna volgt een wachtlijst voor begeleid wonen variërend van twee maanden tot twee jaar. De moeder van de veroordeelde - ook ter terechtzitting aanwezig - heeft aangegeven dat de veroordeelde als tussenoplossing bij haar kan wonen. Hiervoor moet wel het locatieverbod worden aangepast, aangezien het adres van moeder in het voor veroordeelde verboden gebied ligt.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot verlenging van de proeftijd met één jaar. De officier van justitie heeft daarbij het rapport van 3 juni 2021 en hetgeen de deskundige heeft verklaard in aanmerking genomen. De officier van justitie acht het van belang dat de veroordeelde een vast adres krijgt, zodat hij vanuit daar naar zijn dagbesteding kan gaan en aanspraak kan maken op een uitkering. Hiervoor vindt de officier van justitie het noodzakelijk dat de proeftijd wordt verlengd met één jaar zodat gezocht kan worden naar een geschikte woonplek voor de veroordeelde met passende begeleiding. Om tegemoet te komen aan de wens van de veroordeelde om tijdelijk bij zijn moeder in Rotterdam te gaan wonen, vordert de officier van justitie dat de straal van het locatieverbod wordt gewijzigd in 1500 meter.
De veroordeelde en de raadsman hebben verzocht de vordering tot verlenging van de proeftijd af te wijzen. Daartoe is aangevoerd dat die verlenging niet noodzakelijk is. Bovendien wordt de veroordeelde door de bijzondere voorwaarden beperkt in zijn mogelijkheden. Een plek voor begeleid wonen bij Middin is vanwege de wachttijden niet snel geregeld, waarschijnlijk niet binnen een jaar. Voor de rust van de veroordeelde is een vaste plek nodig, met verlenging van de proeftijd gaat dit niet zonder meer lukken omdat de bestaande voorwaarden ervoor zorgen dat hij niet bij zijn moeder kan wonen. Veroordeelde heeft zelf een betaalde dagbesteding geregeld en kan een leertraject gaan volgen.
De dagbesteding is dan ook niet geëffectueerd door de voorwaarden verbonden aan de invrijheidstelling en die voorwaarden zijn dus niet nodig om het doel te bereiken. De veroordeelde kan, indien het locatieverbod wordt gewijzigd, verblijven bij zijn moeder in Rotterdam en vanuit daar naar zijn werk in Den Haag gaan.

2..Beoordeling

De rechtbank is op grond van het advies van de reclassering en de daarop ter zitting gegeven toelichting van oordeel dat de proeftijd dient te worden verlengd met een jaar.
Anders dan veroordeelde is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde nog steun en begeleiding nodig heeft om zijn leven op orde te krijgen en te houden. Hoewel veroordeelde goede stappen heeft gezet met het vinden van betaald werk, moet hij daarmee nog beginnen en is het hem in de maanden dat die steun was weggevallen niet gelukt om zich van regulier onderdak te verzekeren. De verlenging van de proeftijd met een maximum van een jaar, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, is dan ook nog noodzakelijk om de veroordeelde toe te leiden naar een woonvorm met passende begeleiding en om hem verder te ondersteunen bij het behouden van dagbesteding. Om een tijdelijk verblijf van veroordeelde bij zijn moeder te faciliteren zal de rechtbank de desbetreffende voorwaarde aanpassen.

3..Beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe;
- verlengt de proeftijd met één jaar of zoveel korter als de reclassering nodig acht;
- wijzigt de bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling zodat zij luiden als volgt:
de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen of zoeken met [naam 1] ([geboortedatum], [geboorteplaats]);
de veroordeelde zal zich niet bevinden binnen een straal van
1.500 metervan de [adres 2]. De politie zal toezicht houden op de naleving van het locatieverbod;
de veroordeelde dient zich te blijven melden bij Reclassering Nederland, [adres 1];
de veroordeelde dient zich onder behandeling te stellen van De Waag, althans van een soortgelijke deskundige of zorginstelling, op tijden en plaatsen als door of namens die deskundige/zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
de veroordeelde dient gedurende de proeftijd te verblijven in een nog nader te bepalen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Veroordeelde dient zich dan te houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering zal hebben opgesteld.
Tot deze plaatsing zal veroordeelde verblijven op het adres van zijn moeder in Rotterdam, zulks in afwachting van plaatsing van veroordeelde in die instelling;
de veroordeelde dient deel te nemen aan een leefstijltraining of andere gedragsinterventie die is gericht op verslaving en middelengebruik;
de veroordeelde dient medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
de veroordeelde dient een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling;
de veroordeelde dient openheid van zaken te tonen ten aanzien van zijn financiële situatie.
Deze beslissing is genomen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juli 2021.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.